Green Island Blog

maandag 28 juli 2014

Trouw rouwen

En daar sta je dan, midden in de nacht moederziel alleen  op vliegveld Eindhoven. Gelukkig hoefde ik niet mee te maken dat ik de achterlichten van de laatste bus nog net uit het zicht zag verdwijnen. Nog voor het landingsgestel Nederlandse bodem raakte, was bus 400 met bestemming Station Eindhoven reeds vertrokken van de luchthaven.
Wat wil je ook, als je vliegtuig een kleine tweeënhalf uur vertraging heeft? Vanwege de aankomst van de lijkkisten met de slachtoffers van de vliegtuigramp in Oekraine, is het hele luchtvaartschema voor de derde dag op rij danig uit de hand gelopen. Met mij als een van de voornaamste slachtoffers, bedenk ik als ik andere passagiers naar hun auto's zie lopen. Anderen  worden geknuffeld door de familie of vrienden die ze op stonden te wachten om ze naar hun eindbestemming te brengen.  Weliswaar met een vertraging van een paar uur, maar dan zijn ze toch maar waar ze zijn willen. Ik ga mijn eindbestemming Alphen vandaag niet halen.
Ik draai me om en zie een reusachtig conservenblik boven de luchthavenhal uitsteken. Tulip Inn staat er met grote letters op. Nou ja, ik hoef in ieder geval niet op zoek naar een hotel.

Na een prima overnachting en een copieus ontbijt wandel ik op mijn gemak langs de hoofdingang van Luchthaven Eindhoven. Daar ligt een enorme bloemenzee, hier en daar onderbroken door een teddybeer of speelgoedpoppetje. Het lijkt of er een bloemenwinkel is ontploft, maar het is omdat Nederland massaal rouwt. Het gebeurt natuurlijk niet elke dag dat er 194 Nederlanders wegvallen, letterlijk en figuurlijk.
Even later zit ik in de trein die mij van Eindhoven naar mijn eerste overstapplaats Utrecht zal brengen. Eenmaal comfortabel gezeten, merk ik niet veel meer van de nationale rouw die Nederland al anderhalve week verlamt. Overal om mij heen zie ik opgewekte gezichten van mensen die heel andere dingen aan hun hoofd hebben dan rouw.
Een jong stel, zwaar bepakt en bezakt met rugtassen en riemen om het hele zooitje bij elkaar te houden, staan een beetje te ruziën of ze de onderste of bovenste zitlaag van de dubbeldekker zullen nemen. Want boven heb je het mooiste uitzicht, betoogt de zwaar behaarde jongen, zich intussen met weidse gebaren uit zijn tuigje wurmend. Maar onder heb je meer bagageruimte, legt het meisje met twee schattige gevlochten staartjes uit. Dat argument won het blijkbaar, want enkele minuten later dalen beiden af naar de onderste laag van de coupé. Waar ze al snel verder bakkeleien welke kant de trein op zal gaan. Dat is belangrijk, want zij kan niet tegen achteruit reizen.
Twee stroblonde deerntjes met zwaar Brabants accent bespreken op voor iedereen in de coupé verstaanbaar volume de zegeningen en kwellingen van het werken in de zorg. Want mijnheer Jansen wil alleen maar koffie drinken en daarna onder de douche, liefst met haar, verzucht de een. Nou, wat de ander onlangs nog meemaakte terwijl zij de de bloemetjes water gaf bij mevrouw Scheepers-van Zijp. Deze struise dame, die onlangs nog haar 90ste verjaardag vierde, gaf in een moment van ontboezeming toe dat ze wel eens een slippertje had gemaakt met een collega. Haar man heeft het gelukkig nooit geweten, en dat wilde ze ook graag zo houden, merkt de blonde verzorgster lachend op.
Een stel voor mij klaagt ondertussen steen en been over de aanhoudend hoge temperaturen waardoor Nederland al dagenlang geteisterd wordt. De luchtvochtigheid is moordend en je hebt de hele dag geen zin om van je reet te komen, aldus de man. Blijkbaar heeft hij zich daar toch toe kunnen zetten, getuige het feit dat hij, toegegeven, op zijn reet in een trein zit. En donder dat raam effe dicht, die klotewind slaat op mijn spieren, snauwt hij zijn gade na enig zwijgen toe.
Nee, hier in de trein van Eindhoven naar Utrecht is niets te merken van het drama met de MH017. De enige persoon in mijn directe omgeving die nog van enige feeling met de vliegtuigramp blijkt geeft, is een licht getinte dame die Doemvlucht leest.

Toch gaat heel Nederland gebukt onder de ramp, als je de landelijke media mag geloven. De NOS en alle andere TV-zenders tonen elke kilometer die de stoet met lijkwagens aflegt tussen Eindhoven en Hilversum. Waar je kijkt staan mensen langs de snelwegen hun medeleven te betuigen. De personen die niet rouwend langs de voorbijtrekkende stoet staan te somberen, zitten massaal voor de televisie om toch maar niets te hoeven missen van de aankomst van de kisten met stoffelijke resten op Luchthaven Eindhoven. De kijkcijfers van dergelijke uitzendingen zijn om je vingers bij af te likken en naar verluid heeft de directeur van Dela heel even overwogen de reclamestilte te doorbreken en er tegen beter weten in een commercial tegenaan te smijten. Draagt Elkanders Lasten.
Bekend Nederland laat zich uiteraard ook niet onbetuigd en draagt, de ogen nat, zelfgeschreven gedichten of liedjes voor, gadegeslagen door een rouwende natie. Anderen geven in ferme bewoordingen hun mening weer en het is dat ze zo'n druk schema in het schnabbelcircuit hebben, anders zouden ze zelf naar Oekraïne afreizen om daar persoonlijk orde op zaken te stellen.
Ook op de zogenaamde social media is het een drukte van belang met mensen die over elkaar heen buitelen om hun diepe gevoelens van verdriet en medeleven te uiten door bij elk berichtje over de ramp op de Like-knop te klikken.
De papieren media biedt dagelijks nieuwe feiten en weetjes aan in een steeds uitdijend dossier en kruipt zelfs weer een beetje uit het dal waarin het zich sinds de digitalisering bevindt. Nederland rouwt massaal.
Toch is het volgens mij niet anders dan een mengeling van krokodillentranen en ramptoerisme. Slechts een bijzonder klein percentage van de Nederlandse bevolking kent iemand van de direct betrokkenen, slachtoffers of nabestaanden. Een bijzonder klein gedeelte van de rouwende massa zal er misschien op kunnen bogen in dezelfde straat te wonen als de verre achteroom van een familie waarvan de dochter en haar gezin tot de slachtoffers behoren. Een enkeling kan gloedvol - en uit eerste hand! - vertellen over een voormalige buurman, de dienstdoende douanier die een van de verongelukte passagiers nog doorgelaten heeft ondanks een in de handbagage opgeborgen nagelschaartje. Maar dichterbij de slachtoffers komt slechts een miniem gedeelte van de 17 miljoen Nederlanders. Dat zijn de echt rouwenden, kapot, wanhopig, verslagen door het leven.
Door de massale nieuwsgaring in deze zaak en de natiebrede verspreiding daarvan is de kans dat onze uitingen van 'medeleven' in beeld komen plotseling levensgroot aanwezig. En dus spoeden wij ons in groten getale naar de bloemenwinkel en leggen ons boeketje op een daarvoor door de overheid aangewezen plek neer, of plunderen de speelgoedbox van de kinderen, in de hoop daar een opvallend beertje te vinden. 'Kijk, mijn bosje anjers is in beeld!', of, 'Mijn roze beertje was nog op het 7 uur journaal!'.
Wil je er je huis niet voor uit dan kan je altijd Facebook en Twitter nog verstoppen met berichten over je buitengewone gevoel van medeleven. Hiermee hopen wij het beeld te scheppen van de oprecht betrokken en intens verdrietige Nederlander, begaan met het lot van wildvreemden. Want w willen er natuurlijk wel bij horen. Merkwaardig verschijnsel.

Op de rij naast mij zitten twee knapen die al ter hoogte van 's-Hertogenbosch verwikkeld geraakt zijn in een lange conversatie over welke jongerencamping de beste is voor een onbezorgde en voordelige zuipvakantie. Terschelling lijkt het meest kans te maken.
Mijn voornaamste zorg op dit moment is of het station dat we binnenrijden Utrecht Centraal is.

zaterdag 12 juli 2014

Schatgraven


Omdat een fotoklusje in Pentati, midwest Corfu, redelijk snel  geklaard was, besloot ik daarna iets meer zuidelijk te gaan om Paramonas en omgeving op de gevoelige plaat vast te leggen. Binnenkort heeft Green Island daar ook enkele accommodaties en dus wil ik er wat informatie en foto’s voor verzamelen.
Laat ik toch maar gaan
Na enkele stranden in de buurt, zoals Prasoudi , Kanouli en Alonaki Beach gekiekt te hebben, heb ik eigenlijk niet zoveel zin meer. De zon staat hoog aan de hemel, Paramonas* ligt in het binnenland van Corfu, moet je daar door zo’n dorpje gaan lopen ploegen en zwoegen. Nee, we gaan naar huis Dickie.
Maar even later zie ik het dorpje tegen de bergwand aan geplakt liggen en ik denk: laat ik toch maar even gaan.
Tien minuten later parkeer ik de auto in de gezellige hoofdstraat van Paramonas. Wat een leuk dorp weer! Ik heb er al zoveel gezien, maar ik blijf me verbazen hoe leuk het altijd is om weer een nieuwe te ontdekken. Ik voel dat altijd een beetje als het vinden van een schat, als een ontbrekend stuk van een verzameling. Ik heb er weer een!
Parkeren alleen voor klanten
Ik maak een paar mooie plaatjes van het kerkpleintje en de oude binnenstad met haar smalle straatjes. Terwijl ik op een grappig opschrift bij een supermarkt sta scherp te stellen, word ik aangesproken door Spyros, een van de 30.000 mannen op Corfu die zo heten. Hij vertelt een en ander over de vreugden en verdrietjes van het leven in Paramonas. Ik bedank hem voor de informatie en loop weer verder, op zoek naar een plek waar ik even wat kan drinken alvorens naar huis te gaan. Ik heb een tong van soldatenleer, bemerk ik ineens.
Ik vind een bijzonder ongezellig barretje en even later zit ik heerlijk buiten, onder het genot van een glaasje ouzo  en een literfles water. Als ik later twee euro afgerekend heb, loop ik Spyros weer tegen het lijf. Hij wijst op mijn camera en daarna over de daken richting de rijkelijk met groen beklede bergwand. Ik begrijp niet direct wat hij bedoelt, maar dan roept hij Monasteria, monasteria! Ah, een klooster dus! Ik bedank hem nogmaals hartelijk, maar wil nu toch echt naar huis.
Net voor ik de dorpstraat uit rijd, zie ik een bordje naar rechts wijzen: Monasteria Pantokrator. Tot mijn eigen verbazing geef ik een ruk aan het stuur en sla af. Even kijken of het klooster niet te ver uit de slinger ligt. De roep van een nieuwe schat is sterker dan ik.
Minuten later hobbel en stuiter ik over een bergpaadje dat bezaaid ligt met grit, rotsen en keien. Maar goed dat Mirjam er niet bij is, die had al kogels zitten zweten.
Het wordt mij op den duur toch ook te gek als er veuren ter grootte van rivieren op mijn pad komen en ik besluit te voet verder te gaan.

Waarom bouwden die klere monniken hun kloosters toch altijd zo verrekte hoog? Ik loop al zeker een half uur omhoog over een rotspad zo hevig bezaaid met kiezels en keien dat een maanzaadbroodje er niets bij is. En dat op mijn lekkere teenslippertjes met zolen van bordkarton. Mijn voetzolen schroeien de tent uit, onder mijn linkervoet ontwikkelt zich een blaar ter grootte van een airbag en duizend keer stap ik precies met mijn ooit gebroken hielbotje op een steentje. Pijn!
Richtingaanwijzer op Corfu
Dan kom ik bij een tweesprong aan. Ik kan rechtsaf een donker bospad op, of links gaan en het rotspad blijven volgen. Men is zo voorkomend geweest een dubbele richtingaanwijzer te plaatsen, alleen is men vergeten er iets op te zetten. Dat schiet lekker op.
Het bospad ziet er overwoekerd  en onbegaanbaar uit. Ik besluit het rotspad maar te blijven volgen. Zuchtend vervolg ik mijn weg.
 Als er achter die bocht nog geen klooster zichtbaar is dan is het uit, over, einde oefening. Ik ben toch niet gek!
Net voorbij de volgende bocht vind ik een vliegend hert en twee bochten verder ligt een dode slang op het pad. OK, zelfs dood zijn het prachtige dieren, maar niet de schatten waarnaar ik op zoek ben. En ik sjok weer verder.
Een volgende bocht
Ik heb het van mijn moeder geërfd, vermoed ik, als ik opnieuw een bocht omsla en weer doorloop. Die wilde ook altijd weten wat er aan het eind van het landschap lag.
Ik ben al bijna een uur aan het ploeteren en zweten, maar nog steeds geen klooster in zicht. Kolere, hoeveel bochten zal ik nog moeten slechten alvorens ik toe moet geven dat het er vandaag niet in zit?
Mijn voeten staan in de fik, zweet stroomt tappelings van me af en brandt in mijn ogen. Ik voel een vaag hoofdpijntje opkomen en zo nu en dan krijg ik kramp in mijn kuiten. Ik ben er uit, na de volgende bocht is het echt afgelopen. Ik mag ook dat hele rot eind nog eens terug.
In de verte zie ik ..., een kiosk? Een bushokje? Ernaast iets dat op een informatiebord lijkt. Zal ik het klooster uiteindelijk toch gevonden hebben? Met hernieuwde kracht zet ik er de pas in, maar kom bedrogen uit. Welk licht op het idee gekomen is hier een prieel op te richten weet ik niet, maar het slaat nergens op. Het is net zo functioneel als een telefooncel op de bodem van de oceaan.
Van het informatiebord word ik ook niets wijzer en dus begin ik aan de moeizame terugtocht.

Vind ik geheel onverwacht toch nog een schat! Een schildpad steekt het pad over en maakt iets meer haast nu hij mij in het oog krijgt. Met een snelheid die mij zelf verrast, lig ik het volgende moment op mijn platte buik. Het beestje vermoedt blijkbaar onraad want begint gelijk richting het struikgewas te kruipen. Omdat ik nog niet echt heb kunnen aanleggen voor een mooi shot, til ik hem even op en zet hem weer terug op het pad. Hij trekt zich direct terug in zijn schild als de Rode Zee voor Mozes. Het geeft mij de gelegenheid om weer plat te gaan en scherp te stellen. Het dier lijkt zijn kans plotseling waar te nemen, steekt kop en poten weer naar buiten en zet het op een rennen, richting de schuin aflopende kant. Voor ik overeind gekrabbeld ben en hem tegen kan houden, bereikt hij het hoge gras en flikkert het volgende moment naar beneden, de schuine helling af. Na een aantal lelijke buitelingen blijft hij drie meter lager liggen. Wet van Murphy: ondersteboven. Machteloos graaien zijn poten in het rond.
Ik voel me toch wel verantwoordelijk en zoek naar een gelegenheid om ook af te dalen. Na enig zoeken vind ik een plek waar ik met enige moeite en hulp van een stevige overhangende tak voorzichtig af kan dalen naar de spartelende schildpad. Even later bereik ik het ongelukkige reptiel en bevrijd hem uit zijn benarde toestand. Bij wijze van dank probeert hij mij nat te pissen, maar dat neem ik hem niet kwalijk.
Na wat geklauter mijnerzijds staan we beiden weer op het pad. Ik zet hem de goede kant op en loop gauw weg alvorens hij een nieuwe poging doet zich van de rotsen af te storten.
Totaal naar de Filistijnen kom ik weer waar ik mijn auto tweeëneenhalf uur eerder achterliet. Ik plof neer op de voorstoel en grijp mijn mobiel. Nu eerst maar die schat thuis bellen dat ik over een uurtje thuis kom.
*) Paramonas blijkt overigens niet te kloppen. Nader onderzoek leerde dat ik mij lekker heb opgehouden in Agios Matheos, het buurdorp van Paramonas. Niet alleen mijn richtinggevoel is waardeloos, ook mijn geografische kennis. Misschien heeft een en ander met elkaar te maken.