Green Island Blog

zaterdag 12 juli 2014

Schatgraven


Omdat een fotoklusje in Pentati, midwest Corfu, redelijk snel  geklaard was, besloot ik daarna iets meer zuidelijk te gaan om Paramonas en omgeving op de gevoelige plaat vast te leggen. Binnenkort heeft Green Island daar ook enkele accommodaties en dus wil ik er wat informatie en foto’s voor verzamelen.
Laat ik toch maar gaan
Na enkele stranden in de buurt, zoals Prasoudi , Kanouli en Alonaki Beach gekiekt te hebben, heb ik eigenlijk niet zoveel zin meer. De zon staat hoog aan de hemel, Paramonas* ligt in het binnenland van Corfu, moet je daar door zo’n dorpje gaan lopen ploegen en zwoegen. Nee, we gaan naar huis Dickie.
Maar even later zie ik het dorpje tegen de bergwand aan geplakt liggen en ik denk: laat ik toch maar even gaan.
Tien minuten later parkeer ik de auto in de gezellige hoofdstraat van Paramonas. Wat een leuk dorp weer! Ik heb er al zoveel gezien, maar ik blijf me verbazen hoe leuk het altijd is om weer een nieuwe te ontdekken. Ik voel dat altijd een beetje als het vinden van een schat, als een ontbrekend stuk van een verzameling. Ik heb er weer een!
Parkeren alleen voor klanten
Ik maak een paar mooie plaatjes van het kerkpleintje en de oude binnenstad met haar smalle straatjes. Terwijl ik op een grappig opschrift bij een supermarkt sta scherp te stellen, word ik aangesproken door Spyros, een van de 30.000 mannen op Corfu die zo heten. Hij vertelt een en ander over de vreugden en verdrietjes van het leven in Paramonas. Ik bedank hem voor de informatie en loop weer verder, op zoek naar een plek waar ik even wat kan drinken alvorens naar huis te gaan. Ik heb een tong van soldatenleer, bemerk ik ineens.
Ik vind een bijzonder ongezellig barretje en even later zit ik heerlijk buiten, onder het genot van een glaasje ouzo  en een literfles water. Als ik later twee euro afgerekend heb, loop ik Spyros weer tegen het lijf. Hij wijst op mijn camera en daarna over de daken richting de rijkelijk met groen beklede bergwand. Ik begrijp niet direct wat hij bedoelt, maar dan roept hij Monasteria, monasteria! Ah, een klooster dus! Ik bedank hem nogmaals hartelijk, maar wil nu toch echt naar huis.
Net voor ik de dorpstraat uit rijd, zie ik een bordje naar rechts wijzen: Monasteria Pantokrator. Tot mijn eigen verbazing geef ik een ruk aan het stuur en sla af. Even kijken of het klooster niet te ver uit de slinger ligt. De roep van een nieuwe schat is sterker dan ik.
Minuten later hobbel en stuiter ik over een bergpaadje dat bezaaid ligt met grit, rotsen en keien. Maar goed dat Mirjam er niet bij is, die had al kogels zitten zweten.
Het wordt mij op den duur toch ook te gek als er veuren ter grootte van rivieren op mijn pad komen en ik besluit te voet verder te gaan.

Waarom bouwden die klere monniken hun kloosters toch altijd zo verrekte hoog? Ik loop al zeker een half uur omhoog over een rotspad zo hevig bezaaid met kiezels en keien dat een maanzaadbroodje er niets bij is. En dat op mijn lekkere teenslippertjes met zolen van bordkarton. Mijn voetzolen schroeien de tent uit, onder mijn linkervoet ontwikkelt zich een blaar ter grootte van een airbag en duizend keer stap ik precies met mijn ooit gebroken hielbotje op een steentje. Pijn!
Richtingaanwijzer op Corfu
Dan kom ik bij een tweesprong aan. Ik kan rechtsaf een donker bospad op, of links gaan en het rotspad blijven volgen. Men is zo voorkomend geweest een dubbele richtingaanwijzer te plaatsen, alleen is men vergeten er iets op te zetten. Dat schiet lekker op.
Het bospad ziet er overwoekerd  en onbegaanbaar uit. Ik besluit het rotspad maar te blijven volgen. Zuchtend vervolg ik mijn weg.
 Als er achter die bocht nog geen klooster zichtbaar is dan is het uit, over, einde oefening. Ik ben toch niet gek!
Net voorbij de volgende bocht vind ik een vliegend hert en twee bochten verder ligt een dode slang op het pad. OK, zelfs dood zijn het prachtige dieren, maar niet de schatten waarnaar ik op zoek ben. En ik sjok weer verder.
Een volgende bocht
Ik heb het van mijn moeder geërfd, vermoed ik, als ik opnieuw een bocht omsla en weer doorloop. Die wilde ook altijd weten wat er aan het eind van het landschap lag.
Ik ben al bijna een uur aan het ploeteren en zweten, maar nog steeds geen klooster in zicht. Kolere, hoeveel bochten zal ik nog moeten slechten alvorens ik toe moet geven dat het er vandaag niet in zit?
Mijn voeten staan in de fik, zweet stroomt tappelings van me af en brandt in mijn ogen. Ik voel een vaag hoofdpijntje opkomen en zo nu en dan krijg ik kramp in mijn kuiten. Ik ben er uit, na de volgende bocht is het echt afgelopen. Ik mag ook dat hele rot eind nog eens terug.
In de verte zie ik ..., een kiosk? Een bushokje? Ernaast iets dat op een informatiebord lijkt. Zal ik het klooster uiteindelijk toch gevonden hebben? Met hernieuwde kracht zet ik er de pas in, maar kom bedrogen uit. Welk licht op het idee gekomen is hier een prieel op te richten weet ik niet, maar het slaat nergens op. Het is net zo functioneel als een telefooncel op de bodem van de oceaan.
Van het informatiebord word ik ook niets wijzer en dus begin ik aan de moeizame terugtocht.

Vind ik geheel onverwacht toch nog een schat! Een schildpad steekt het pad over en maakt iets meer haast nu hij mij in het oog krijgt. Met een snelheid die mij zelf verrast, lig ik het volgende moment op mijn platte buik. Het beestje vermoedt blijkbaar onraad want begint gelijk richting het struikgewas te kruipen. Omdat ik nog niet echt heb kunnen aanleggen voor een mooi shot, til ik hem even op en zet hem weer terug op het pad. Hij trekt zich direct terug in zijn schild als de Rode Zee voor Mozes. Het geeft mij de gelegenheid om weer plat te gaan en scherp te stellen. Het dier lijkt zijn kans plotseling waar te nemen, steekt kop en poten weer naar buiten en zet het op een rennen, richting de schuin aflopende kant. Voor ik overeind gekrabbeld ben en hem tegen kan houden, bereikt hij het hoge gras en flikkert het volgende moment naar beneden, de schuine helling af. Na een aantal lelijke buitelingen blijft hij drie meter lager liggen. Wet van Murphy: ondersteboven. Machteloos graaien zijn poten in het rond.
Ik voel me toch wel verantwoordelijk en zoek naar een gelegenheid om ook af te dalen. Na enig zoeken vind ik een plek waar ik met enige moeite en hulp van een stevige overhangende tak voorzichtig af kan dalen naar de spartelende schildpad. Even later bereik ik het ongelukkige reptiel en bevrijd hem uit zijn benarde toestand. Bij wijze van dank probeert hij mij nat te pissen, maar dat neem ik hem niet kwalijk.
Na wat geklauter mijnerzijds staan we beiden weer op het pad. Ik zet hem de goede kant op en loop gauw weg alvorens hij een nieuwe poging doet zich van de rotsen af te storten.
Totaal naar de Filistijnen kom ik weer waar ik mijn auto tweeëneenhalf uur eerder achterliet. Ik plof neer op de voorstoel en grijp mijn mobiel. Nu eerst maar die schat thuis bellen dat ik over een uurtje thuis kom.
*) Paramonas blijkt overigens niet te kloppen. Nader onderzoek leerde dat ik mij lekker heb opgehouden in Agios Matheos, het buurdorp van Paramonas. Niet alleen mijn richtinggevoel is waardeloos, ook mijn geografische kennis. Misschien heeft een en ander met elkaar te maken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten