Green Island Blog

zaterdag 1 juni 2013

Het geheimzinnige land

Omdat ik onlangs een samenwerkingsverband heb gesloten met een travel agent op Corfu, moet ik al hun excursies doen. Ze willen namelijk mooie foto’s hebben en soms lukt het mij er een te schieten. Goed voor hun en goed voor mij, want ik zet alle excursies natuurlijk op Green Island, dus extra content. Een win-win situatie.
Dus koos ik deze keer voor een excursie naar Albanië. Over dit geheimzinnige landje, buurman van Griekenland en op een steenworp afstand van Corfu, is niet heel veel bekend, dus ik wilde het graag eens ontdekken. Bestemming is de historische stad Butrint.

Als we eenmaal naar Agii Saranda onderweg zijn met de Santa III, een van de zogenaamde Dolphin-boten van Ionian Cruises, wordt al snel duidelijk dat ook deze keer het weer weigert zich van zijn beste kant te laten zien. Het is grauw, grijs en zwaar bewolkt, zo ver het oog reikt. Dat merkwaardige verschijnsel doet zich dus ook voor tijdens de derde excursie die ik voor Messonghi Travel Center maak. Grrrr, het lijkt wel of er een vloek op mijn uitstapjes rust. Naar Meteora hebben we zelfs nog even zware regen meegemaakt en was het zeker geen fotoweer. Naar Paxos bleef het dan wel droog, maar mooie blauwe luchten afgewisseld met hier en daar een lieflijk wit wolkje zat er ook toen niet in. De derde excursie (naar Albanië dus) werd een week eerder afgeblazen vanwege noodweer. En bij de vierde poging, eind mei nota bene, is het weer uien! Onbegrijpelijk en zeer frustrerend. Het weer in Europa is flink van slag.

Maar ik laat me niet kennen, we gaan er gewoon het beste van maken. Komt bij dat ik zo vaak mee mag als ik wil, zolang er maar mooie foto’s komen. Nou, lukt dat vandaag niet dan toch een volgende keer.
Agii Saranda, kort gezegd Saranda, is de dichtsbijzijnde haven van Albanië. Als ik voet aan land zet, wordt duidelijk dat Saranda niet die mooie plaats is die het lijkt als je het vanaf Corfu ziet. Vanuit de verte ziet het er imposant uit, van dichtbij wordt pijnlijk duidelijk dat de meeste investeerders zich niets gelegen hebben laten liggen aan architectonische hoogstandjes. Wat een verzameling smakeloze blokkendozen bij elkaar zeg! Allemaal zeer dicht op elkaar gebouwd, lijken ze elkaar te verdringen voor een beetje zeezicht.
Als we eenmaal met de bus door de stad rijden, wordt dit idee versterkt. Grote delen van de stad lijken op een enorme bouwval. Overal onvoltooide appartementecomplexen, vervallen hotels, lijken van flats, bouwputten en afval. De stad is zo’n lelijk ettergezwel geworden dat zelfs de Albanese overheid inmiddels in de gaten heeft dat het zo niet langer kan. Er zijn grootse plannen om de stad een grondige opknapbeurt te geven, maar het benodigde geld ontbreekt. Nou ja, als de wil er maar is.
Oorzaak van de wildgroei aan vakantieaccommodatie ligt in de vroege jaren 90, toen de democratie schoorvoetend vorm aannam. Vrije handel was ineens mogelijk, iets wat enkele jaren daarvoor nog voor onmogelijk werd gehouden. Veel Albanese vluchtelingen zagen hun kans schoon om rijk te worden aan het opbloeiende toerisme. Velen stuurden vanuit het buitenland geld naar achtergebleven familieleden met de opdracht een hotel te bouwen.
Nou, dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Er werd een stuk grond afgepaald - wie het eerst kwam eigende zich gewoon een perceel toe - en begon palen de grond in te rammen. Vaak niet gehinderd door enige kennis van bouwkunst, architectuur of toerisme werden miljoenen kubieke meters beton tot ‘vakantieoorden’ gevormd.
Overal in, op, onder en tussen de onafgemaakte gebouwen staan oude wrakken van auto’s en opeenhopingen van bouwmateriaal en puin. Bij elk betonnen monster dat we passeren, en dat zijn er een paar, moet ik onwillekeurig denken aan de titel van Fassbinders omstreden toneelstuk Het vuil, de stad en de dood.
Maar dan laten we Saranda achter ons en opent zich een mooi landschap enerzijds en enkele kleine dorpen aan de rechterkant. Ook in deze nederzettingen overheerst de armoede en het verval. Waar je ook kijkt, overal zijn bouwvallen te zien. Zelfs zie ik een huis dat in zijn geheel voorover gevallen is. De pilaren waarop het gebouwd werd, hebben het waarschijnlijk begeven en het huis is op zijn kin gevallen. Er moet wel iets goed gegaan zijn tijdens de bouw want het huis is niet in tweeën gebroken, zoals je zou verwachten.
De gids, een trotse Albanese die breedvoerig en enthousiast vertelt over de ontwikkelingen in haar vaderland, legt uit dat de overheid zich inmiddels bemoeit met de horizonvervuiling. De bemoeienis bestaat erin dat veel betonnen skeletten ondersteboven getrokken worden. Inderdaad komen we onderweg verschillende ingestortte en geknakte huizen tegen. Hoezo recycling?
Toch is de weg waarover we ons begeven best goed. Netjes geasfalteerd en met een opstaande betonscheiding die moet voorkomen dat rotsen en andere obstakels uit de bergwand op het baanvak terecht komen. Dat werkt niet overal even goed, aan de vele rotsblokken op de weg te zien. Komt nog eens bij dat we regelmatig loslopende koeien langs de snelweg passeren. De omstandigheden zijn dermate gebrekkig dat zelfs de buschauffeur langzaam rijdt. Om daar in donker te rijden lijkt mij een hele uitdaging.

Butrint ligt niet heel ver van Saranda want na slechts een half uurtje bussen stappen we uit bij dit bekende schiereiland met de historische vondsten. We worden gelijk belaagd door Albanese kinderen die graag hun hele voorraad kettinkjes, armbanden en andere snuisterijen willen slijten. Een ding wordt snel duidelijk, they don’t take NO for an answer. Ik heb een meisje van een jaar of tien en een iets jonger jongetje aan mij vastgekleefd. Ze zijn vasthoudender dan zeepokken. Tot mijn verbazing spreken beiden heel behoorlijk Engels. Het meisje is een schoonheid in de dop en ik koop een armbandje van haar, op voorwaarde dat ik een foto van haar mag maken. Dat vindt ze prima en zowaar verruilt ze haar zakelijk zorgelijke blik even voor iets dat voor een glimlachje door moet gaan. Ze poseert zelfs een beetje voor me.
Maar dan moet er gewerkt worden en even later heb ik het heiligdom voor Asclepius, de god van de geneeskunst, in mijn zoeker. Een prachtig gebouw, erg mooi gerenoveerd. Dat mag ook wel, er zijn heel wat EU-centen gespendeerd om Butrint tot de toeristische attractie om te toveren die het nu is. De zeer oude overblijfselen van onder andere een theater (3e eeuw voor Christus), het Romeinse stadhuis (5e eeuw), een vroeg-Christelijke kerk genaamd The Great Basilica uit de 6e eeuw, een prachtig Venetiaans kasteel dat in de middeleeuwen gebouwd werd, en verschillende andere oudheden zijn alle van grote schoonheid.
Geheel volgens de verwachting raak ik al snel de groep kwijt en op een tweesprong weet ik niet welke kant ik op moet om weer aan te haken. Gelukkig zit daar een niveau hoger Johnny Warrander, een Schotse Schilder die de prachtige omgeving in verf probeert te vangen. Hij weet mij te vertellen welke kant ik op moet. Met die geruststelling op zak neem ik de tijd om met hem een praatje te maken over de zin en onzin van het leven. Ook de verschillen tussen Corfu en Albanië en de overeenkomsten tussen Schotten en Nederlanders en andere belangrijke zaken komen aan bod. We kennen elkaar al jaren. Lijkt het.
Maar dan moet ik toch echt verder want ik wil niet terug lopen naar Saranda. Tijdens de vorige excursies heb ik al een bedenkelijke reputatie opgebouwd door telkens hijgend en bezweet als laatste weer bij de bus terug te keren en ik wil niet al te rolbevestigend bezig zijn. Voor je het weet besluiten ze niet meer op mij te wachten en zie je nog net de rokende achterkant van de bus uit beeld verdwijnen.
Ik ben dus voorbeeldig op tijd, al wordt wel direct na mijn verschijnen het vertreksein gegeven.

Na een heerlijke lunch, je zou het ook zomaar diner kunnen noemen, worden we naar het centrum van Saranda gebracht. Daar mogen we nog ruim anderhalf uur zoek brengen alvorens we weer scheep naar Corfu zullen gaan.
Nu was het al opgevallen dat de helft van het wagenpark van Albanië bestaat uit .... Mercedessen. Jawel, het straatbeeld in het zeer arme Albanië wordt bepaald door de auto met de driester. Al moet gezegd worden dat, op een uitzondering na, de meeste een vooroorlogs bouwjaar hebben. Ik besluit er een aantal te fotograferen en binnen de kortste keren zit ik op dertig Mercedessen, de nieuwere niet meegeteld. Alleen in Duitsland rijden er meer, vermoed ik.

Op de terugweg richting ons comfortabele Corfu mag ik op de brug plaats nemen. Desgevraagd vertelt een van de twee stuurmannen mij dat we met een vaart van ruim 30 knopen – bijna 60 kilometer – de wateren van de Ionische Zee doorklieven. Vanwege de speciale bouw van deze zogenaamde Dolphin-boten, met een soort van vleugels aan weerszijden van de boot, gaan we met de gang van de brandweer op de haven van Kerkyra af. Net als bij een speedboot ligt alleen de achterkant in het water, en dat met ruim 130 mensen aan boord!
De stuurman legt uit dat de voorkant van de boot meer dan anderhalve meter boven het water uit steekt. Ik voel mij bevoorrecht. Bevoorrecht en verheven.