Green Island Blog

dinsdag 8 september 2015

Gelukzoeker (3)

Ik hoef alleen maar op het geluid af te gaan. Druk pratende mannen, die hun redenatie kracht bij zetten door het volume van hun stem te verhogen. Vanuit het felle licht begeef ik mij in de donkere ruimte van het plaatselijke praathuis, ook wel kafèneion genoemd. Even later zit ik aan de bar van de kleine eetgelegenheid annex koffiehuis. Een heerlijk beslagen glas ijskoud water staat voor mij, daarnaast een tsipouro. Het water giet ik gulzig naar binnen, met het vuurwater doe ik iets rustiger aan.
Wanneer mijn waterhuishouding weer een beetje op orde is, heb ik gelegenheid de overige aanwezigen in mij op te nemen. Behalve de barman zitten er vier mannen rond een tafeltje te kaarten (Beriba). Een man met een gebit als een fietsenrek slaakt een luide kreet wanneer hij triomfantelijk een paar kaarten op tafel smijt. Zijn maat tegenover hem ziet het goedkeurend aan. Zijn tegenstanders links en rechts van hem kijken zorgelijk op hun eigen kaarten. Naarmate ik het spel volg, doet het mij denken aan Jokeren.
Het strijdtafereel wordt bekeken door een forse vijftiger in een camouflageshirt en met een dikke grijze haardos en een vriendelijke gezicht. Aan een tafeltje in de andere hoek zit een dikke man voortdurend naar zijn mobieltje te staren en zo nu en dan te bellen. Op zijn tafeltje een fles Amstel, een mobieltje, een pakje sigaretten en een aansteker. De standaard uitrusting van een Griek die naar het café gaat.

Ik vraag de heren of het goed is dat ik een een kiekje van ze maak. Dat vinden ze goed. Als ik ze maar niet stoor, maken ze met gebaren duidelijk. Nee hoor, laat mij kieken en je hebt geen kind aan me. Terwijl ik plaatjes maak, vraagt een van de kaarters waar ik vandaan kom. ‘Ollandía’, vertel ik hem. Ben ik even blij dat ik niet in Duitsland geboren ben. Anders had ik mijn afkomst moeten verloochenen.
‘Dijsselbloem, Dijsselbloem!’, roept het hele gezelschap in koor, om mij bij de les te houden. Ik hef mijn handen op in een verontschuldigend gebaar. ‘I do apologise for some of my fellow countrymen’, lach ik. Dat valt in goede aarde, merk ik.
‘He is only doing his job’, vergoelijkt de man in het camouflageshirt, terwijl de anderen weer driftig verder gaan met hun kaarten stuk smijten.
‘He does what aunty Angela tells him to do’, zeg ik. Zo denk ik er nu eenmaal over.
Het hele gezelschap barst in lachen uit. ‘Give this man another tsipouro on me!’, draagt het camouflageshirt de barkeeper op.
‘Why?’, vraag ik.
‘Because I respect you’, antwoordt hij. ‘You are a decent person’. Die moet ik onthouden!
Als ik me omdraai naar de bar, is mijn glas weer vol. Effe opletten nu, ik moet nog wel naar huis zien te komen. Dat is voor mij al moeilijk genoeg als ik mijn TomTom genaamd Mirjam niet naast me heb zitten.
Rambo verlaat zijn plek naast de kaarters en komt bij me aan de bar zitten. We schudden handen, stellen ons voor. Hij blijkt Arseni te heten, de barman heet Makis. De kaarters hebben geen tijd voor dergelijke plichtplegingen, kaarten stug door.
Arseni vertelt over zijn leven als broeder in een gekkenhuis, netjes Mental Institution geheten. Ondanks zijn drukke bestaan heeft hij zijn vlees toch vermeerderd, te weten twee studerende zoons en een dochter van zes. Ik vraag hem of hij de film One flew over the cuckoos nest kent. ‘Ah, Jack Nicholson!’, roept hij. Hij knikt goedkeurend.
Makis de barman is direct getriggerd. Voordat hij naar Corfu kwam, was hij filmdraaier bij een van de grootste bioscopen van Athene. Tot die in 2012 in vlammen op ging tijdens de gewelddadige opstand tegen de toenmalige regering. Toen vond Makis de tijd rijp om met vrouw en kinderen naar veiliger oorden te verkassen. Het werd Corfu, de geboorteplaats van zijn vrouw.
Ik voel me zo one of the boys dat ik aan Makis vraag of het gepast is om een rondje voor de zaak aan te bieden. Moet je in Nederland direct aan een tweede hypotheek, hier kan je dat rustig doen als je een tientje in je zak hebt. Oh, maar de heren kaarters hoeven niets, legt Makis uit. Zij kaarten hier de hele middag, drinken een enkel kopje koffie, veroorloven zich heel soms een biertje en gaan dan weer naar huis. Maar zover is het nog niet.
Ook Makis zelf bedankt vriendelijk, hij drinkt niet onder diensttijd. En Arseni? Heel aardig aangeboden, maar nee, toch maar niet. De dag is nog jong.
We praten over de Euro, de huidige situatie in Griekenland, Tsipras en zijn illustere voorgangers. En natuurlijk hebben we het over de rijkeluishobby genaamd de EU. Makis moet het allemaal nog zien of Griekenland uit de problemen komt. Arseni ziet de toekomst somber in. De corruptie en de hebzucht van de Griekse top doet ons allemaal de das om, waarschuwt hij.
Ik probeer hem te troosten met de gedachte dat er in alle landen van de wereld corruptie is en bied hem alsnog een borrel aan. Hij geeft zich gewonnen, accepteert mijn aanbod. Tja, het is onbeleefd om dan zelf niets te nemen. Even later kletsen onze glazen tegen elkaar aan en kunnen we ons gesprek weer hervatten.

Na een hartelijk afscheid, Arseni en ik slaan elkaar tijdens het huggen even op de rug, en mijn plechtige belofte binnenkort weer terug te komen, begeef ik mij weer in de hitte. Maar goed dat ik naast mijn tsipourootjes een liter water gedronken heb. Anders had ik waarschijnlijk uren moeten zoeken naar mijn auto.
Tien minuten later stuur ik kriskras door het binnenland van centraal Corfu. Road to nowhere (The Talking Heads) schalt op volle sterkte uit de wijd geopende ramen. Ik schreeuw ongegeneerd met David Byrne mee: We're on a road to nowhere, come on inside.
Ik doorkruis nooit vermoede plaatsen als Estavromenos, Kalafationas, Varipatades, Kothoniki en andere mij onbekende delen van Corfu, nu en dan gadegeslagen door wantrouwende boeren en hun gades. Zelfs rijd ik op den duur langs een aantal paardenstallen waarvan de bewoners mij met hun lieve ogen verbaasd aanstaren. Ik knik vriendelijk terug en denk: Wat heb ik toch een prachtleven.
Een half uur later heb ik nog steeds geen flauw idee of ik op weg ben naar de supermarkt of dat ik mij er verder van verwijder. Maar hé, de muziek is goed, de wind waait door de open raampjes en ik ontdek nieuwe werelden. Soms is het helemaal niet erg om een onderontwikkeld richtinggevoel te hebben.
Klik hier voor de foto's

Gelukzoeker (2)

Mijn SD-stick staat weer vol met mooie plaatjes van Corfu en dus zak ik weer af naar de lagere regio’s. Ik moet nog melk halen!, schiet mij opeens te binnen. Omdat Pelekas van zichzelf ook een prachtig plaatje is, besluit ik om het nuttige met het aangename te verenigen. In plaats van rechtdoor, sla ik rechtsaf, richting het enkele kilometers verderop liggende Sinarades. Nog zo’n pareltje in het binnenland van centraal Corfu.
Nu nog even een goed standpunt zien te vinden vanwaar ik dit prachtig gelaagde bergdorpje kan vastleggen voor het nageslacht. Vandaar vind ik vast wel een binnendoor weggetje om langs de supermarkt te rijden.
Ter hoogte van Sinarades vind ik een prima plekje met vrij uitzicht. Even later heb ik ook Pelekas tot mijn tevredenheid vastgelegd. Diellas, here I come!
Mijn gebrekkig ontwikkelde richtinggevoel zegt mij dat ik links moet afslaan en ik steek iets wat voor een brug moet doorgaan over. Geel-zwart geblokte relingen moeten voorkomen dat het verkeer massaal in de rivier belandt. Na wat slingerwegen door het prachtige binnenland van centraal Corfu, rijd ik plotseling Kouramades binnen. Laat ik daar nou nog nooit geweest zijn! Het is schilderachtig. Bij het naderen van een driesprong met in het midden een fel gekleurde kerk, remt mijn auto vanzelf, daar hoef ik niets voor te doen. Hij parkeert op een schaduwrijk plekje, schakelt zichzelf uit en fluistert: ‘Ga maar, nu kan het nog. Misschien is het morgen te laat’.
Tja, dan moet het maar. En ik stort mij in de stille straatjes en bochtige krochten van Kouramades.

Wat is dat toch altijd genieten, gewapend met een camera wandelend door zo’n vergeelde afdruk in tijd. De rust die over je komt als je een paar van de dorpsoudsten gemoedelijk ziet zitten op een houten krukje, een afgezaagde boomtronk en een gammel plastic kuipstoeltje. Ze zwoegen niet, ze vergaren niet, ze bouwen niet, ze breken niet af. Eeltige handen houden een flesje water of Fanta vast, verder niets. Alleen hun lippen bewegen, en soms hun handen, om hun argumenten kracht bij te zetten.
Het op dit moment verlaten dorpsplein, waarvan je weet dat het er vaak een drukte van belang is. Waar tijdens de panigiri (dorpsfeest) en andere feesten wordt gedronken, gegeten, gezongen en gelachen. En gedanst natuurlijk; de Syrtaki en andere Griekse dansen, in klederdracht of het gewone kloffie. Maar nu even niet, niet om vier uur in de middag.
Snoeioude huisjes met zwaar verschoten luiken en afgebladderde verflagen leunen zwaar vermoeid tegen elkaar aan. Hoeveel generaties huisvaders hebben in het piepkleine keukentje van moeder de vrouw te horen gekregen dat de buitenboel nodig weer eens geschilderd moet worden. En hop, daar kwam er weer een laag bij.
Kijk, daar zit een setje voor zo’n huisje in de schaduw. Samen zijn ze goed voor ruim anderhalve eeuw, schat ik. Wat ze doen? Gewoon zitten genieten, meer niet. Van de rust, de geur van de zomer, de fluitende vogels en soms een kind wat voorbij fietst.
Daar hebben we de onvermijdelijke plaatselijke supermarkt ter groote van een schoenendoos. Zoals gebruikelijk staat daar de hele santenkraam buiten in de brandende zon te blakeren. ’s Ochtends is een groot deel van het assortiment naar buiten gesleept, uitgestald en opgestapeld. En als de avond eenmaal gevallen is en de nacht zijn intrede doet, wordt het weer allemaal opgepakt en naar binnen gesjouwd. Heerlijk, ik kan er uren doorbrengen.

Van al dat gewandel op het warme gedeelte van de dag, krijg ik best wel dorst. Mijn tong is zo ruw als een lap soldatenleer en ik krijg visioenen van een fles heerlijk koel water. Dat kan op dit uur van de dag een probleem worden. Zoals in de meeste niet-toeristische plaatsjes op Corfu, is ook hier iedereen van de straat, al dan niet in diepe rust. Het is tussen drie en vijf uur in de middag zelden of nooit lonend om je bar of winkel open te houden.
Wandelend door de smalle hoofdstraat die dwars door het dorp heen loopt, speur ik om me heen, zoekend naar verkoeling en beschutting tegen de zon. Ik ben moederziel alleen, ben al een kwartier lang geen sterveling tegen gekomen. Ja toch, een luie hond die mij loom aan keek met een blik alsof hij wilde zeggen: Wat doe je hier op dit tijdstip?
Waar ik ook kijk, de luiken zijn gesloten. Dan komt een auto mij tegemoet, met achter het stuur een Griekse jongedame met een weelderige bos haar. Niet iedereen slaapt hier dus op dit uur van de dag. Dat zou eigenlijk wel moeten. In de smalle straatjes hangt de hitte als een deken om mij heen. Een normaal mens ligt op dat uur in een koele kamer met de luiken gesloten, energie op te doen voor de rest van de dag.
Het ziet er naar uit dat ik in Kouramades mijn dorst niet zal lessen, daar heb ik me bij neergelegd. Ik sla een hoek om en hoor in de verte geroezemoes, zo nu en dan afgewisseld met een schreeuw. Dat moet wel een kafeneion zijn! Ondanks de zinderende hitte versnel ik zowaar mijn pas.
Lees hier het vervolg
Klik hier voor de foto's

Gelukzoeker (1)

Terwijl wij rond het middaguur op de achterveranda onze koffie dronken, viel er plotseling– zeer opmerkelijk – een pittige bui. Al snel maakte de regen, dankzij een zwoel briesje, weer plaats voor een heerlijk zonnetje. Hierdoor hadden wij te maken met bijzonder helder weer. Oorzaak en gevolg naar verluidt, maar wel opmerkelijk.
Wanneer het heel helder weer is,begint het bij mij al snel te jeuken. Ik werp eens een blik op de Pantokrator, die ondanks een afstand van hemelsbreed 30 kilometer toch heel duidelijk te onderscheiden is, met een veelheid aan felle kleuren daaromheen. Ik giet koffie in mijn kop, kijk nog eens en onderscheid nog meer detail. Ik bedoel, 30 kilometer en ik kan de vliegen op de antennes op de Pantokrator zien zitten.
‘Ik ga foto’s maken’, zeg ik tegen Mirjam.
‘Oh?’, zegt ze, niet echt verbaasd.
‘Ja, het is zo kraakhelder, ik krijg eeuwig spijt als ik de gelegenheid niet te baat neem’, roep ik terwijl ik mijn cameratas controleer op een extra accu, lenzen en filters.
‘Dan kan je op de terugweg gelijk even biologische melk halen bij Diellas’, roept ze.
Ik twijfel ondertussen welke lens ik extra mee zal nemen; de tele- of de groothoeklens. Ik prop de telelens in het zijvak en stap het zonlicht in.
‘Niet vergeten melk te halen!’, hoor ik nog net als ik naar de auto loop.

Ik ga naar Pelekas, een van de omliggende, hoger gelegen dorpjes van centraal Corfu. Om preciezer te zijn, ik ga naar het hoogste punt van Pelekas: Kaisers Throne. Op die hoogverheven plek liet de Duitse keizer Wilhelm II een uitkijkpost bouwen. Regelmatig liet hij daar zijn tranen de vrije loop, zo mooi vond hij het uitzicht vanuit de hoogte.
Ik stel me zo voor dat Wilhelm, na weer een drukke dag van regeren, daar op de top van de berg zit bij te komen. Je krijgt als keizer een berg gekonkel en gekronkel over je heen natuurlijk. Dus aan het eind van de werkdag beklimt hij de treden van zijn Kaisers Throne en zet zich zuchtend neer, laat de dag aan zich voorbij gaan. Wijntje erbij, borrelnootjes, in afwachting van zijn gade.
Tranen vullen al snel de groeven op zijn gezicht, zo mooi vindt hij het. Dan komt Hermine, zijn beminnelijke echtgenote om te kijken of het wel goed gaat met haar Wilhelm. Hij werkt zo hard de laatste tijd. Wanneer ze zijn betraande ogen ziet, vraagt ze verbaasd: ‘Huil je?’
Ja, knikt hij alleen maar.
‘Ben je ziek, heb je verdriet?’, vraagt ze bezorgd. Hij schudt zijn hoofd.
‘Ik ben zo gelukkig’, fluistert hij zachtjes.
‘Maar waarom huil je dan?’, wil ze graag weten.
‘Omdat dit is het mooiste uitzichtpunt van de wereld is!’, zegt hij met een van tranen doortrokken stem. Hij haalt een mouw langs zijn ogen en slikt een paar tranen in. Zij kijkt hem aan met een mengeling van ongeloof en verbazing. Normaal is hij niet zo sentimenteel.
‘Nou ja, blijf niet te lang zitten hè? Straks vat je nog kou’, roept ze, terwijl ze zich omdraait en wegloopt.
Hij kijkt haar teder na. Goeie vrouw, al heeft ze van romantiek geen kaas gegeten. Het liefst had hij gezien dat ze naast hem plaats nam, zodat ze tegen elkaar aan geleund samen hadden kunnen genieten van het uitzicht. Je weet maar nooit wat er van komt. Nou ja, je kan niet alles hebben.
Dan richt hij zijn blik weer op het prachtig groen glooiende tafereel beneden, met daar omheen de grijsgroene bergketen en de strakblauwe Ionische Zee. En begint weer zachtjes te huilen.
Niet vreemd hoor, je kijkt inderdaad een allemachtig eind weg vanaf de Kaisers Throne en het is allemaal schitterend in harmonie met elkaar. Als je dan denkt aan het geploeter en de haat en nijd tussen de mensen in het algemeen en politici in het bijzonder dan stel ik me zo voor dat het je wel eens te moede kan worden.

Van links naar rechts: De hele Ropa Vallei wordt voor je ontrold. Daarachter de rijk begroeide bergen die centraal Corfu scheiden van het noordelijk gedeelte van het eiland, met middendoor de Troumpeta pas. Terwijl je blik langzaam naar rechts glijdt, tekent de oostelijke kustlijn van Corfu zich af met kustplaatsen Dassia, Ipsos, Barbati en zelfs Nissaki. Langzaam, niet te snel!, naar rechts, tot je Corfu Stad ziet liggen, met daarachter die bak met donkerblauw water, waarachter weer het vasteland van Griekenland en Albanië. En je blik gaat ongemerkt verder naar rechts, tot je uiteindelijk bij Varipatades uitkomt. Prachtig op een heuvelwand gedrapeerd, met als blikvanger de markante kerkspits. Nog iets verder zuidelijk, bovenop de op een na hoogste berg van Corfu, steekt de Grote Golfbal van Agii Deka scherp af tegen de blauwe hemel.
Helemaal niet gek dus dat ik daar een paar plaatjes wil schieten. En dat doe ik dan ook. Met droge ogen, dat dan weer wel.
Lees hier het vervolg
Klik hier voor de foto's