Green Island Blog

zondag 11 december 2011

Kadootje


Omdat het zaterdagavond hoosde, hebben we besloten dan maar op zondagavond te gaan eten bij Campiëllo, ons favorestaurantje in Corfu Stad. Ook zondagavond kwam het water met bakken uit de lucht, maar nu laten wij ons dit feestmaal niet meer afpakken en stappen in de auto. Als beloning voor ons doorzettingsvermogen besluiten de weergoden de kraan dicht te draaien.
Naarmate we de stad naderen, is het een drukte van belang op de weg. Als vliegen op een hoop verse stront worden duizenden Grieken naar Kerkyra, zoals de hoofdstad van Corfu eigenlijk heet, getrokken. De restaurants, taverna’s en andere horecagelegenheden die we onderweg passeren, hebben allemaal geen klagen. Huh, wat is er aan de hand? Oh, wacht even, het is morgen Sint Spyridon! Dat verklaart de drang van de Grieken om massaal naar de stad te trekken. Morgen is het naamdag van alle mannen die Spiros heten. Alleen het vooruitzicht van het feest is al genoeg om de Grieken massaal in beweging te krijgen.
Inderdaad puilt de stad uit. Pas ergens aan de haven kunnen we de auto parkeren. Maakt niet uit, de temperatuur is erg aangenaam en zolang het droog is, is het een genot om buiten te zijn.
We wandelen door de nauwe straatjes van de steenoude wijk Campiëllo en merken dat het ook hier gezellig druk is. Hm, als we nog maar een tafeltje kunnen bemachtigen, we hebben niet besproken.
Dat hadden we moeten doen, dat had ons een ritje naar de stad bespaard. Het restaurant is namelijk gesloten. De eigenaar heet misschien ook Spiros en is waarschijnlijk op dit moment zelf bezig de bloemetjes buiten te zetten.
Maar never a dull moment on Corfu, dus besluiten we naar een eenvoudig maar zeer gezellig restaurantje in Temploni, ons buurdorp, te gaan. Even maken we ons zorgen of ook die wel open zal zijn, want de eigenaar van het restaurant heet .... Spiros. Maar al van verre komen ons heerlijke geuren tegemoet, vermengd met flarden muziek. Een overvolle parkeerplaats bevestigt ons vermoeden dat Spiros gewoon open is en even later zetten wij ons neder aan het voorlaatste tafeltje dat nog vrij is. Het restaurantje barst uit zijn voegen. Crisis? What crisis?
Spiros’ restaurant heet Ladókola, wat de benaming is van de vellen bruin papier waarmee niet alleen de tafel bedekt wordt, maar waarop ook de gerechten geserveerd worden. Hoezo sfeervol en authentiek? En het eten is er heerlijk, overvloedig en goedkoop.
Eenmaal aan ons hoofdgerecht begonnen, nemen twee jonge kerels plaats op het piepkleine podium en installeren zich met enige moeite achter hun instrumenten; gitaar en syntisizer. En laten die gasten nou een heel mooi moppie muziek maken! Wij zijn beiden niet zo into Griekse muziek, maar dit klinkt hartstikke mooi. Een soort van ballades, uitgevoerd door een zeer bedreven pianospeler en de gevoelige zanger-gitarist. De laatste moet nog even door de zenuwen heen, want klinkt in het begin nog enigszins onvast en onzeker. Maar als er na het eerste liedje een klaterend applaus klinkt, en daarna bijna elk liedje meegezongen wordt door het hele restaurant (behalve door ons), valt de schroom van hem af en geeft ook hij zich helemaal.
Wat een sfeer, wat een vriendschap, wat een feest! Mirjam meent op den duur te horen dat een van de liederen over de crisis gaat. Het zou best kunnen want iedereen, van gast tot bordenwasser, zingt uit volle borst mee. Zelfs de honden buiten laten zich niet onbetuigd en ook enkele straatkatten mengen zich in het spektakel.
Hoogtepunt van de party komt als het gastheer Spiros te machtig wordt en hij zich met een bevallige zwart geklede brunette in een woeste syrtaki stort. Om vervolgens vlakbij ons tafeltje met mooie dame en al in volle vaart tegen de vlakte te slaan. Oorzaak drank? Mogelijk, al komt hij zeker niet dronken over. Wellicht is wat verspilde drank op de grond de oorzaak van de valpartij. Feit is dat beiden lachend overeind strompelen en hun dans voortzetten of er niets gebeurd is, of hun ondergang deel van de dans was. Al snel haken verschillende gasten aan en wordt deze typisch Griekse dans schouder aan schouder door een groot aantal gasten al hopsend en springend uitgevoerd. Ik vind alleen het kijken ernaar al vermoeiend.
Wat ik nu zo grappig vind, is dat de Grieken vol overgave van zulke gelegenheden kunnen genieten en er ook in meegaan. Zoals al eerder vastgesteld zingt iedereen de tientallen liedjes mee, woord voor woord.
Ook de jongedames tonen geen enkele beschroomdheid in het uiten van hun blijdschap en gaan voorop met zingen. En het zijn niet bepaald van die boerentrienentypes (mooi Scrabblewoord) hoor. De dames mogen er zijn met hun huidnauwe broekjes, modieuze topjes die aan de verbeelding niet veel overlaten en daar bovenop een prachtkop. Nee, als het om feesten gaat is er geen generatiekloof hier op Corfu en dat vind ik fantastisch om te zien.
Na het middernachtelijk uur komt Spiros enigzins hinkend, hij is niet helemaal ongeschonden uit de strijd gekomen, alle tafeltjes langs om de glazen op zijn kosten opnieuw te vullen. Al scheelde het niet veel of hij was aan de arm van een zwartgeklede schone uit het leven gestapt, hij heeft toch maar weer mooi zijn naamdag gehaald en dat is reden voor een feestje.
Spyridondag is al een flink eind gevorderd als wij doodmoe maar gelukkig in bed storten.

zaterdag 29 oktober 2011

De vlucht

U bent drie kilo te zwaar mijnheer, spreekt het onberispelijk geklede, gekapte en opgemaakte meisje vanonder haar tuttige blauwe luchtvaarthoedje. Het is drie uur ’s nachts.
In een flits schieten mij twee snedige antwoorden te binnen. Het eerste: Goh, mijn dokter zegt altijd twintig. Het tweede: Kijk naar je eigah. Ze is niet heel vadsig, maar haar benen hebben een neiging tot zwaar.
Maar omdat ze een heel lief stemmetje heeft en ook maar haar werk doet, zeg ik: Ah, en kan ik daar nog wat aan doen?
Ze legt geduldig uit dat ik wat gewicht van de koffer zou kunnen overhevelen naar de handbagage. Gaat dat lukken, denkt u? Vestzak broekzak dus, het gewicht zal hoe dan ook het vliegtuig drukken. Omdat wij de laatste rechtstreekse vlucht naar Corfu hebben, is de verwachting dat het vliegtuig nog niet voor de helft gevuld zal zijn. Ik twijfel of zij hiervan op de hoogte is, maar val toch voor haar vriendelijke charme en til de koffer van de band. Dankuwel mevrouw, roep ik met mijn meest koffiebruine stem. Gevolg van de laatste borrel uit de fles en een doorwaakte nacht zonder slaap. Net als ik mij gehoorzaam om draai, roept ze mij na dat ik niet meer in de rij hoef te wachten, maar zo door mag lopen als ik klaar ben. Lief kind.
Even later staan Mirjam en ik te wikken en te wegen wat allemaal in de meegebrachte plastic zak mag en wat niet. De jenever en whisky mogen niet mee in de handbagage, jammer maar helaas. Maar drop, en, oh, Hemaworsten wel! Zo, dat scheelt gewicht. Ook enkele snuisterijen die we voor vrienden meenemen, moeten er aan geloven. De plastic zak kan bovenop de trolley met de laptop en ik besluit de gok te wagen. Ik weet niet of ze me nog een tweede kans geeft.
Nu blijkt de koffer wel mee te mogen zonder je scheel te betalen aan overgewicht. Keurig mijnheer, zingt ze vriendelijk en vrolijk. Ze wijst met een lief vingertje aan waar we door customs heen kunnen. Ze heeft geen hekel aan haar werk, zelfs niet midden in de nacht.

Even later naderen we gate C11 en zien een handvol mensen zitten wachten tot de ticketcontrole. Al snel wordt duidelijk dat wij de laatsten zijn. Wij zullen dus met acht personen dat immense vliegtuig bemannen. Ga je met de bus dan pakken ze een Transit, maar wij zullen gewoon met de Boeing 737 gaan.

Nederland is mooi, zo zien wij in de heldere nacht een paar honderd meter boven Amsterdam. Zo geordend, georganiseerd en gelijkmatig. Heel anders dan wat we gewend zijn op Corfu. Maar ook dat heeft zijn charme.
Al snel verliezen we onze aandacht voor de laagbijdegrondse activiteiten als we door het wolkendek heen knallen en grijsgetinte balen watten ons insluiten. Dat was dus Nederland.
Het is een vreemd gezicht, zo’n bijna lege kist. Honderdzesentachtig stoelen en er zijn er welgeteld acht van bezet. Zo’n beetje als een luciferdoosje waar er nog een of twee in zitten. Nou ja, des te zuiniger zijn ze op je. Een beetje VIP, zeg maar.
Dat merken wij als de vroegkale perser zich enkele vrijheden tegenover zijn passagiers veroorlooft. Hij gooit zo nu en dan een kwinkslag in zijn verhaal over vliegen, veiligheid, verdrinken en het voorkomen daarvan als je neerstort. Toch blijft hij vormelijk en beleefd en vertelt zijn hele geroutineerde verhaal ook in aalglad Engels.
Na een kwartiertje is hij het echter zat te acteren dat er wat hem betreft niets geks is aan een Boeing 737 met acht passagiers en gaat in een comfortabele stoel onderuit gezakt naar de film kijken die hij zelf heeft opgezet. Als hij zich maar niet zo thuisvoelt dat hij, a la Al Bundy, een hand in zijn broek steekt, met de andere een zak paprikachips opentrekt en deze ruftend en boerend naar binnen gaat zitten proppen.
De lieftallige jongedames die tot zijn crew behoren, zijn duidelijk niet gewend aan de bijzonderheden van een laatste rechtstreekse vlucht naar Corfu. Wat onwennig giechelend wandelen ze door het gangpad om te vragen of de passagiers verblijd willen worden met de speciale aanbiedingen van de vliegmaatschappij. Geheel volgens de verwachting wil geen sterveling hieraan meewerken. Het leven is al duur genoeg, daar heb je TransAvia niet voor nodig. Op een volle kist zitten er normaliter altijd wel een paar tussen die nog nooit gevlogen hebben en denken dat de luxe artikelen echt zonder belasting aangeschaft kunnen worden. Aan de huidige doorgewinterde passagiersgroep raken ze echter geen knoopsgat kwijt. Ook de oploskoffie is niet te slijten en al snel zijn de dames buitenbeeld en laten zich niet eerder dan bij het verlaten van het vliegtuig weer zien.
Een lid van de cabinecrew blijft echter serieus onder de facade. Het is een jonge knul met een honderd dollar kapsel, al heeft hij speciaal voor deze gelegenheid er ook nog eens een modieus aangebrachte vleug donkerbruin tegenaan gesmeten, wat hem nog eens vijftig ballen extra gekost heeft. Minimaal een hotero (man met vrouwelijke trekjes als het gaat om uiterlijke verzorging) weet ik zeker.
Zijn geoefende glimlach is zo op zijn correcte gelaat gebikt dat het niet eens zeer meer doet bij hem. Zo’n niet te verwoesten glimlach krijg je volgens mij alleen na heel lang en veel oefenen. Een glimlach waar je tegenwoordig in Nederland zomaar voor in elkaar geslagen kan worden. Ook deze jongen heeft zijn dag wel eens niet, dat kan niet anders. Natuurlijk jeuken zijn handen als er weer eens zo’n jeugdig ADHD-er (Alle Dagen Heel Druk) met jengelende stem solliciteert naar een paar hijsen voor zijn harses. Vanzelfsprekend moet hij zich beheersen om niet tegen zo’n etterpuist te schreeuwen: Nu ophouden of we zetten je buiten!
Het zou mij zelfs niet verbazen als hij sommige kinderen of hun verwekkers het liefst in het landingsgestel zou willen plaatsen omdat hij ze een langzame en gruwelijke dood toewenst. Gewoon uit het vliegtuig gooien is, ondanks zijn buitengewone serviliteit, voor sommige lamstralen een veel te lichte straf. Maar die grimlach laat hem nooit in de steek en is zijn pantser. Bij de zoveelste zeurderige proleet zal hij zijn gebit zo mogelijk nog verder bloot lachen, bij elk hinderlijk kinderlijk gedrein zal hij gewillig zijn temperament onderdrukken en veilig achter zijn glimlach.
Ah, daar komt hij aan met een stapeltje dekentjes en kussens. Wilt u een kussen mijnheer?, vraagt hij poeslief. Ik knik. Dekentje erbij? We hebben genoeg vandaag! Voor ik kan reageren ontdoet hij de deken van het plastic en overhandigt het mij. Die wordt nog eens directeur van TransAvia.

woensdag 5 oktober 2011

We could be heroes

Het zal iedereen die regelmatig op vakantie is op Corfu, of waar dan ook in Griekenland, zijn opgevallen dat het hele eiland bezaaid is met zogenaamde heiligenhuisjes (door mij zo genoemd, in werkelijk heten ze Ikonostasie - Ikoon = Heilig, Stasie = Gedenkplaats). Kleine vierkante kastjes van uiteenlopend formaat en materiaal, rustend op een sokkel en variërend van zeer luxe tot goedkoop en vervallen. Doen ze in ieder geval nog dienst als vogelhuisje, merkte mijn vrouw eens op.
Zo'n huisje is door de nabestaanden van een verkeersslachtoffer op de plaats van het ongeluk neergezet. Het hoeft overigens niet altijd een dode te zijn die vertegenwoordigd wordt door zo'n huisje. Het kan ook een dankteken zijn als het slachtoffer het overleefd heeft. Dan staat er geen kruis op. De meeste kapelletjes zijn echter met kruis, wat impliceert dat er op Corfu heel wat te betreuren valt. Ook als het huisje geen kruis heeft, is er alle reden voor rouw. Vanwege de erbarmelijke staat van veel ziekenhuizen in Griekenland prefereren de meeste slachtoffers de dood. De kleine huisjes worden onderhouden door familie zolang het in hun vermogen ligt.
Het is voor de gelovige Griek - en dat zijn ze allemaal, al laten ze er niet veel van merken - heel belangrijk om op de plaats van het ongeval een dergelijk huisje op te trekken. Dat heeft alles te maken met de lange reis naar boven. Feit is dat het huisje voorzien is van alle hulpmiddelen die een overledene zich maar kan wensen: eten en drinken, kaars- of lamplicht, boeken, een foto van zichzelf zodat hij zich voor de geest kan halen hoe hij er op dit ondermaanse uitzag en wat andere persoonlijke voorwerpen waar hij tijdens zijn aardse bestaan aan gehecht was. Mits van klein formaat zodat ze in het huisje passen. Een PlayStation of X-Box heb ik nog niet gezien, net zomin als mobiele telefoons en CD-walkmans, maar verder kan je er van alles tegenkomen. Dit alles achter een raampje uitgestald, zodat oprukkend vocht en andere weerselementen geen kans hebben. Het lampje - meestal op olie gestookt - moet altijd brandende blijven, vandaar dat er soms een olievaatje achter het huisje staat.
Wat opvalt als je de foto's bekijkt die in de huisjes hangen is dat het altijd om jongens of jonge mannen gaat. Ik heb tenminste niets anders kunnen ontdekken en ik heb er heel wat gezien (en gefotografeerd). Misschien is het ongebruikelijk om voor meisjes een huisje op te richten, of die rijden wellicht wat voorzichtiger. In de haantjescultuur die ook Griekenland niet vreemd is, gok ik er echter op dat meisjes het blijkbaar niet waard zijn om een huisje voor op te richten. Een meisje is namelijk geen stamboomhouder.
Nu hebben dood en leven natuurlijk ons aller aandacht als sterfelijk mens, dus ik sta wel eens op mijn gemak zo'n huisje te bekijken en dan denk je: weer een jong leven dat geofferd is op het Altaar van de Grote Haast. En je bent blij dat het geen bekend gezicht is, laat staan het gezicht van je eigen kind. Want het zal je jong maar wezen!
Je komt die dingen dus, zoals gezegd, overal op het eiland in groten getale tegen. Vooral op bergweggetjes met diepe afgronden en bochtige trajecten zweeft je hoofd - mijn hoofd dan - van links naar rechts en weer terug naar de kleine monumenten, opgetrokken voor grote drama's. Ook op kruispunten en in onoverzichtelijke bochten kijk je je ogen uit. Het is vooral de hoeveelheid huisjes die mij aan het denken heeft gezet. Want ondanks dat het heilige-huisjes-park zich nog altijd in zorgwekkend tempo uitbreidt, rijdt de Griekse bloem der natie onafgebroken alsof de duivel ze op de hielen zit. Op de door (olijf)olie glad geworden en slecht onderhouden wegen word je in je auto regelmatig ingehaald door in badkledij gestoken jeugd op scooters en andere gemotoriseerde tweewielers, die je tijdens het passeren enigszins bevreemd aankijken waarom je maar tachtig rijdt. Vaak gaat het goed. Ik heb het gelukkig (nog) niet mee hoeven maken dat de passanten het volgende moment levenloos om een boom gevouwen lagen, of een afgrond inreden. Maar de vele huisjes zijn stille getuigen van de keren dat het niet goed afliep.
Ook de iets oudere jeugd die zich inmiddels met een auto mag verplaatsen, laat zich niet onbetuigd. Jonge Grieken storten zich - vaak met flink wat drank op - met ware doodsverachting en hoge snelheid van Corfu's hellingen en bergwanden af. Radio op volle sterkte, blik op nonchalant en het linker armpje achteloos buitenboord bungelend vliegen ze laag over Corfu's wegen, te pas en te onpas andere weggebruikers inhalend. Niet wetend wanneer voor hen de teller ophoudt en zich er ogenschijnlijk ook niet druk om makend. En je denkt: Vreemd.
Nu heb ik eens een alleraardigst boekje gelezen over de Grieken in het algemeen en hun kenmerkende eigenschappen in het bijzonder en dat biedt tot op zekere hoogte toch wel een verklaring. De gemiddelde Griek - hoe nonchalant ogend ook - maakt zich erg druk om zijn imago ten opzichte van het andere geslacht, aldus het boekje. Dus weet de jeugdige Corfioot al vroeg dat er een beeld bestaat van de stoere en roekeloze Griek, door vrouwen geadoreerd en bewonderend gadegeslagen. Daar behoort hij aan te voldoen wil hij serieus genomen worden. En daar kan je niet vroeg genoeg aan beginnen, aldus de Griekjes.
Roekeloos rijgedrag op gevaarlijke wegen draagt natuurlijk prettig bij aan de vorming van zijn mannelijkheid, of moeten we zeggen aan zijn goddelijkheid? Want zo voelt hij zich, als hij met duizelingwekkende snelheid op een scherpe bocht met daarachter slechts de gapende muil van een afgrond afschiet, gadegeslagen door hoofdschuddende medeweggebruikers, jonge meisjes en vrienden. God op een scooter, bouwend aan zijn reputatie.
Er lijkt voor de Griekse haantjes slechts één overtreffende trap van stoerheid te zijn en dat is om daadwerkelijk te verongelukken. Een andere verklaring kan ik niet vinden in het onverantwoordelijke weggebruik van de jeugdige Grieken. Als je eenmaal opgenomen bent in de rijen van helden die je vanuit de heiligenhuisjes vanaf een foto aankijken, dan is het ultieme doel bereikt: onsterfelijkheid. Je bent dan wel dood, maar er wordt wel een openbaar monument(je) ter nagedachtenis opgetrokken. Speciaal voor jou! Voor iedereen goed zichtbaar, op de plaats waar je je laatste heldendaad uitvoerde en je leven een eind nam. Dat je familie in rouw en schuldgevoel achterblijft is allemaal best wel jammer, maar ondergeschikt aan het slagen van zijn missie: zijn leven geven en opgenomen worden in de rijen jeugdige verkeersslachtoffers met een persoonlijk gedenkteken.
Laatst stond ik weer even te kijken in een vrij nieuw huisje nabij een gevaarlijk kruispunt. Gezien de uiterlijke staat van het huisje stond het er nog niet lang. Kakelvers, alles nog nieuw, levende bloemen en een voortdurend brandend lampje. Ook de foto van een jonge fris ogende knaap was nog in perfecte conditie. We keken elkaar recht in de ogen en hij leek te zeggen: ik heb het gehaald. Heb jij het lef om mij te volgen naar het sterrendom?


vrijdag 16 september 2011

Een avond in Corfu (Stad)


Omdat de belasting buitengewoon aardig voor ons geweest is, besluiten we dat op vrijdagavond te vieren met een etentje in Corfu Stad. We kennen daar een uitstekend en pittoresk restaurantje genaamd Campiola. Niet de doorsnee Griekse kaart, het mag allemaal iets meer kosten hier. Erg goed.
Mirjam moet echter eerst een paar uur de kunstschatten van de internationale Paverpol expositie van Corfu bewaken, dus moet ik me zolang bezig houden in de stad. Nou, dat is niet zo moeilijk, ik zou er dagen kunnen zwerven.
Na Mirjam te hebben afgezet bij de expositieruimte, begeef ik mij vast richting de buurt waar Campiëllo is gevestigd. En laat ik nou vlakbij het restaurant een gaatje zien! This must be my lucky night.

Even later zwerf ik door de nu snel invallende duisternis, driftig kiekend in de drukke winkelstraten en smalle steegjes. In Corfu Stad is altijd wel wat te fotograferen.
Niet ver vanaf de Espianade valt mijn oog op een deftige bronzen plaat naast een statige maar openstaande deur. Het blijkt een soort van museum van een grote Griekse bank te zijn. He, hier is een foto tentoonstelling! Ah, van een Italiaanse fotograaf die triomfen vierde aan het begin van de 20ste eeuw. Zal dus wel in zwart wit zijn. Omdat ik nog wel even tijd heb, beklim ik de treden en zie tussen wanden die behangen zijn met bankbiljetten (Drachmes, geen Euro’s!) een pijl die naar boven wijst.
Oog in oog met Boissonnas
Even later sta ik oog in oog met Frederic Boissonnas en vergaap mij aan zijn prachtige fotocollectie. 
De meeste foto’s dateren van tussen 1903 en 1913, maar ze zijn schitterend. En wat een kwaliteit al! Ik maak van bijna alle prachtige zwart-wit foto’s een plaatje en heb spijt van mijn witte T-shirt, dat helaas nogal opvalt op het niet ontspiegelde glas van de fotolijsten. Je kan niet alles hebben.
Bij het verlaten van de expositieruimte word ik uitgeleide gedaan door de elegante oudere dame die mij de weg heeft gewezen. Ik stel mij voor dat zij misschien wel als klein meisje op de foto’s staat, zo oud is ze.
‘The collection was beautiful’, zeg ik, en ze glimlacht vriendelijk. ‘And so are you’, roep ik er achteraan. Ze maakt een buiging en lacht een perfecte rij plastic tanden bloot. Ik buig terug en wandel in de opperste staat van tevredenheid naar buiten.
Even later zit ik in de zwoele avond achter een ouzo met een bordje mezès, lekkere hartige Griekse hapjes. Het gaat nog even duren voor we gaan eten en ik ben wel toe aan een hapje.
Het is gezellig druk in de stad en iedereen lijkt het naar zijn zin te hebben. De temperatuur is zeer aangenaam, er wordt veel gelachen, gepraat, gegeten en gedronken. Van een land in crisis is hier niets te merken.

Hm, nog een half uur voordat Mirjam de tent kan sluiten. Waar zal ik nog eens een paar foto’s schieten? Ik ben in de buurt van Hotel Cavalieri, een beroemde locatie op Corfu. In de jaren 70 werd hier een deel van de Amerikaanse speelfilm Fedora opgenomen. William Holden, Hildegard Knef, Henry Fonda, Michael York en andere sterren gaven acte de presence in deze film, die voor een groot deel op Corfu afspeelt. Cavalieri is het hotel waar Holden tijdens zijn zoektocht naar Fedora onderdak vindt. Het staat bekend om zijn gammele snoeioude lift en mooie dakterras met zicht over heel Corfu Stad. Daar zou ik nog net wat plaatjes kunnen schieten voor ik Mirjam ophaal.
Ik zet de pas er in, maar hoor dan muziek uit een van de brede winkelstraten komen. Een prachtige stem, begeleid door gitaar trekt onmiddelijk mijn aandacht en ik besluit Cavalieri te laten voor wat het is.
Takis
Ik ga op het geluid af en zie al snel een straatmuzikant die verantwoordelijk is. Gezeten op een kratje begeleid hij zichzelf op gitaar en tikt met zijn in roze gympen gestoken voeten de maat. Hij heeft een wilskrachtige gebruinde kop met veel haar, dat achterop in een knotje gebonden is. Ook zijn kin is ruig behaard. Een aantrekkelijke jongen denk ik, maar ik heb er niet veel verstand van. Maar een stem! Onversterkt is hij toch over grote afstand te horen. En een drama dat er uit spreekt, dat wil je niet weten. Rauw, doorleefd, smartelijk, echt en oprecht geeft hij uiting aan zijn zieleroerselen en gedachten. Hij mishandelt zijn gitaar niet echt, maar sparen doet hij hem ook niet. Hij ramt de akkoorden er uit terwijl hij ongetwijfeld een verloren liefde of tragische relatie bezingt. Prachtig.
Agapi MOUUUUU!
Maar wacht eens, ik heb in @Home, onze favoriete muziektent op Corfu, ooit een Griekse muzikant zien spelen die op mij een onuitwisbare indruk heeft achtergelaten. Het zou zo maar eens deze jongen kunnen zijn. Eens vragen als ik de gelegenheid krijg.
Op het hoogtepunt van zijn Griekse tragedie komt er een vadsige straathond op de artiest aankuieren en begint nieuwsgierig zijn gitaarhals te besnuffelen. Dat maakt het musiceren er niet gemakkelijker op, maar bedreven neemt hij deze kleine hindernis en vervolgt zijn levenslied. Dan begint de hond met hem mee te huilen en likt zijn handen onophoudelijk. Dat wordt de muzikant toch ook teveel en middenin zijn song houdt hij het even voor gezien.
Dat geeft mij gelegenheid een praatje met hem te maken en ik vraag Takis want zo heet hij - of hij wel eens in @Home heeft gespeeld. Inderdaad heeft hij daar eens gestaan en het was prachtig. Wat een gelukkig toeval hem hier aan het werk te zien.
Ik vraag hem naar het soort muziek dat hij maakt. Griekse rock, is het antwoord. Ik meende Neil Young invloeden te herkennen en dat klopt, bevestigt hij. Bob Dylan is ook een van zijn favorieten. Maar hij is aan het werk, dus als ik het niet erg vind?
Ik schiet een paar mooie plaatjes van hem terwijl hij met zijn krachtige stem de straten vult. Enkele voorbijgangers blijven even luisteren en sommigen gooien zelfs munten in zijn gitaarkoffer.
Mijn maag begint te knorren en ik bedenk dat het tijd is om Mirjam op te halen. Takis en ik wisselen telefoonnummers uit en ik vervolg mijn weg naar het theater. Daar wacht mijn lief mij op en een kus later wandelen wij hand in hand door 27 graden duisternis naar ons favorestaurantje. De eigenaar, die met vrienden een glaasje drinkt, herkent ons al bij binnenkomst en zegt dat we mogen zitten waar we willen. Even later klinken onze glazen tegen elkaar en toosten we op Corfu. Ons eiland.
Mirjam's bijdrage aan de expositie

dinsdag 16 augustus 2011

Een feest is een feest

Ik pik je om half tien op, dan kunnen we met een auto, zei Alex. Het wordt druk, dus we zullen voor een plekje moeten zoeken.
Ik hing op en keek eens naar de telefoon. Eigenlijk had ik niet zo’n zin om er vanavond weer op uit te gaan. Het was de avond ervoor ook erg gezellig geweest bij vrienden en eigenlijk wilde ik liever wat slaapschuld inlossen. Maar de band, genaamd Perfect Strangers, was volgens Alex beregoed en beter niet te missen. Vooruit dus maar.
Als we arriveren, is het al gezellig druk. Het hele dorpsplein van het kleine kustplaatsje aan de westkant van Corfu is bezet met tafels en stoelen, velen zijn al bezet. Op de plaatsen waar vlees gegrild wordt, stijgen enorme rookwolken op in de inktzwarte nacht. Geduldig draait een vijftal runderen aan het spit terwijl een fors gebouwde Griek met een bezweet voorhoofd en zwaar behaarde armen met behulp van een enorm slagersmes een gegrilde geit in onderdelen hakt. Het water loopt mij in de mond, maar we hebben net gegeten, dus toch maar niet.
Overal op het grote plein zijn mensen druk in gesprek met elkaar. De kinderen hebben elkaar in groten getale opgezocht en achtervolgen elkaar rennend of fietsend. Ze beschieten en beschijnen elkaar met hun zojuist verworven interplanetaire wapens en laserpennen. Ik werp een blik op de speelgoedkraam waar ze hun vernietigingswapens aangeschaft hebben. Het complete assortiment bevat meer siliconen en plastic dan Pamela Anderson in haar topdagen.
Terwijl we staande een biertje drinken, bekijken we het podium waarop een flink uitgebreide drumkit, enkele gitaren, een orgel en een flinke lichtinstallatie staan. Een muur van grote speakers belooft veel goeds. Iets verderop onder de dorpspleinboom zit een knul met een modieus staartje achter een reusachtig mengpaneel. Dit is duidelijk geen schoolbandje wat gaat optreden.
Omdat er bij Odeon, een nieuwe horecagelegenheid aan het plein, een lekkere Kaiser geschonken wordt, besluiten we daar een tafeltje te veroveren. Even later zitten we, gezellig omringd door Grieken, te sabbelen aan het heerlijk hemels goudblond. De muziek die gedraaid wordt, lijkt allemaal uit mijn persoonlijke muziekbibliotheek genomen. Stones, Led Zep, Pink Floyd en hoogtepunt voor mij LA Woman van The Doors. Wat een geweldige muzikale erfenis heb je toch als vijftiger.
Dan komt de band op en even wordt het publiek opgeschrikt door pijnlijk flapperende waffers, tweeters en woofers. Ai, de basgitaar veroorzaakt waarschijnlijk een paar scheuren van formaat in de speakers, maar de geluidstechnicus lost het snel en professioneel op en even later genieten alle aanwezigen van alles wat de Engelse muziek keuken in de jaren 80 produceerde. The Police, Fischer Z, The Cure, Black Sabbath, Dire Straits en anderen. Soms volgt een uitstapje naar Amerikaanse rockbands als Lynyrd Skynyrd (Sweet Home Alabama natuurlijk, doet het altijd goed) en Guns ’n Roses en heel soms een Grieks rocknummer. Kortom een erg gevarieerd programma wat luid, soepel en professioneel de ether in geslingerd wordt.
Naarmate de nacht vordert wordt het steeds drukker, de hele omgeving lijkt uit te lopen voor dit spektakel. De souvlaki boeren blijven de vuren opstoken, de drankverkopers kunnen het soms nauwelijks aan, de terrassen zijn tot de nok gevuld. Grappig te zien is dat, ongeacht de leeftijd van de ons omringende Grieken, iedereen geniet. De allerkleinste jeugd heeft zich massaal voor het podium van de band verzameld en danst dat het een lieve lust is. Maar ook de Griekse old-timers tikken met hun getaande vingers op hun bierfles de maat mee van nummers als Paradise City en Sympathy For The Devil. Pracht gezicht.
De sfeer is gezellig, opgewekt, uitbundig, vrolijk en vriendschappelijk. Geen vechtpartijen, geen strontvervelende dronken tieners en vandalisme, gewoon feest.
Terwijl ik in het holst van de zwoele nacht nip van mijn ouzo, bedenk ik mij dat de Grieken meesters zijn in het feestvieren. Ik bedoel, kom hier nou eens mee in Nederland. Als daar een feestje gegeven wordt voor meer dan drie mensen dan wordt de complete politiemacht van het dorp opgetrommeld om de orde te bewaren. Praat je over een duizendkoppig publiek, wat hier in Giannades op de been is, dan wordt in het beschaafde Nederland de ME ingezet. Met het leger als ruggensteun moeten ze met behulp van rubber kogels, tanks en waterkanonnen zien te voorkomen dat de feestvierders in hun enthousiasme het dorp en de omliggende landerijen met de grond gelijk maken.
Als ik dergelijke verhalen aan Grieken vertel dan kijken ze me hoofdschuddend aan en denken dat ik een grap maak. Als er geprotesteerd of gestaakt moet worden, is het vroeg genoeg om je ongenoegen of onvrede te uiten. Maar een feest is een feest.
Is er dan helemaal geen gezag in wat voor vorm dan ook te zien? Oh ja, hier is ook wel een agent aanwezig hoor. Het is de plaatselijke Bromsnor en hij zit gezellig met zijn vrouw en kleine kinderen op een terrasje en beweegt zijn hoofd deinend op de muziek, ondertussen de blonde haren van zijn slapende jongste dochter zachtjes aaiend.

dinsdag 9 augustus 2011

Pijn is fijn, zegt men...

Omdat ik de laatste tijd weer iets te ver boven mijn geboortegewicht uit kom, heb ik besloten de fiets maar weer ter hand te nemen. Met de temperaturen die hier in de zomer gelden, moet het toch tot enig vochtverlies leiden en slecht voor je conditie is het ook niet. Om een stok achter de deur te hebben, besluit ik een Nederlandse vriend te vragen om samen met mij op wekelijkse basis het ijzeren ros te bestijgen. Ik stuur hem een e-mail.
Maandagochtend half negen ben ik bij je!, antwoordt hij sneller dan mij lief is. Met gemengde gevoelens lees ik zijn e-mail. Ik ben een keer eerder met hem gaan fietsen (zie hier) en het trauma opgelopen bij die helse rit is inmiddels, na veel praten met een zielepeut en buisjes valium, weer enigszins onder controle.
Anderzijds heb ik er ook wel zin in. Corfu is zeer populair bij Nederlanders die hun vakantie fietsend door willen brengen en dat is niet voor niets. Het is een prachtig eiland om te fietsen.
Die zondag voor de grote dag haal ik de ATB tevoorschijn en besluit alvast een ritje te maken om weer een beetje gevoel te krijgen voor fietsen. Nou, dat lukt. Na twintig kilometer op dat smalle, harde, ruwe, lelijke, gemene, afschuwelijk oncomfortabele zadeltje voelt mijn achterwerk aan als dat van Gordon na de afterparty van de gayparade. Strompelend en zwetend zet ik mijn fiets in de schuur en vraag mij af of ik het ding niet beter kan verkopen.
Maar een warm bad doet wonderen. Een dag later klim ik monter op de gele schicht en gezamenlijk storten Jan en ik ons op des heren wegen. De volgende ochtend reeds toont de weegschaal dat de noeste arbeid zijn vruchten afwerpt. Ik zie al uit naar de volgende rit.
Broodje Kroket
Na enkele tochten door de prachtige en redelijk vlakke Ropa Vallei heb ik de smaak al aardig te pakken. Het zitvlak begint te wennen aan het Spartaanse zadel, de knietjes sputteren niet meer zo tegen en de spieren werken de volgende dag weer naar behoren. Ook de hoger gelegen kustdorpjes als Giannades, Marmaro en Kanakades vormen inmiddels geen probleem meer. En dan denk je dat je er wel bent. Dat bleek een misvatting.
Zullen we naar Liapades gaan, zeg ik tegen Jan. Oh, dat is een heel goed idee, vindt hij. Best wel iets verder dan wat we tot nu toe gefietst hebben. En iets hoger, vervolgt Jan. Argeloos slinger ik mijzelf op de fiets en even later zetten we, enthousiast pratend wat een fantastisch eiland Corfu toch wel is, koers naar het 15 kilometer verderop gelegen kustplaatsje. Jan kent daar een leuk terrasje en daar zullen wij onszelf belonen met een kop koffie.
Een uur later valt een druppel zweet vanaf mijn neus in mijn koele glas water. Het deert mij niet, gulzig slurp ik het levensreddende vocht naar binnen, vermengd met mijn eigen zweet of niet. Het laatste stuk omhoog naar het dorpsplein van Liapades heb ik helaas lopend af moeten leggen. Ik was te laat met schakelen en kreeg de derailleur niet meer tijdig in het lichtste verzet. Gelukkig was daar het cafeneion (soort koffiehuisje) en met krakende knieën ben ik daar in een kuipstoeltje geploft. Het voelt aan als een troon.
Mijn 'troon'
Het water en de koffie doen me goed. We aanschouwen het leven in een Grieks dorpje met de ogen van een toerist, wat we nog steeds zijn, zeker op zulke momenten. De gemoedelijkheid, de rust, de eenvoud van het leven, het spat er allemaal vanaf, daar aan het dorpsplein. En terwijl de Grieken hoofdschuddend naar onze fietsen kijken, die zien ze maar zelden in hun dorp, bespreken wij wat we zullen doen. Jan zegt dat we natuurlijk dezelfde weg terug kunnen gaan, ik vraag of er een alternatief is. Ja, dat is er, zegt Jan voorzichtig. Dan moeten we nog ietsje verder omhoog en van daaraf kunnen we terug via de westkust van Corfu, die prachtig is. Beetje off-road, soms wat steil, maar schitterend, aldus Jan. Ik voel me weer helemaal het heertje, dus stel ik voor om de gebaande paden te laten voor wat ze zijn en ons in de ruige natuur te storten.
Even later bikkelen we staande op de trappers door de smalle straatjes van dit mooie Corfiotische bergdorpje. Dit moet niet te lang duren, spookt het door mij heen, terwijl mijn opgebouwde krachten als sneeuw voor de zon verdampen. We passeren drie druk in gesprek zijnde Griekse dames. Het gesprek verstomt gelijk als ze ons zien ploegen. Ze weten duidelijk niet hoe ze ons moeten plaatsen: als helden of als krankzinnigen. Eerbiedig buigen ze het hoofd en een van hen slaat vluchtig een kruis. Voor we het dorp uit zijn, stelt Jan voor even naast de fiets te gaan lopen, omdat we anders onze krachten al verspillen voor het er echt om gaat spannen. Met een zucht van verlichting voldoe ik aan dit redelijke voorstel en laat mij van de fiets vallen.
Een kilometer verderop sta ik, leunend tegen mijn fiets, een amechtige stoomtrein te imiteren. Ik heb totaal geen oog voor de schitterende natuur waarin wij ons nu bevinden. In leven blijven is momenteel mijn voornaamste doel. Tussen mijn gierende ademstoten door probeer ik uit alle macht water in mijn gortdroge strot te gieten, wat niet meevalt als je per seconde 36 keer in- en uitademt. Laat dit de laatste gang omhoog zijn, bid ik in stilte. Zo uitgewoond heb ik me nog nooit gevoeld, vermoed ik.
Vijfhonderd meter later blijkt het toch erger te kunnen, als ik na de zoveelste stijging afstap. Ik smijt mijn fiets tegen een boom en neem op een koele rots plaats. Totaal naar de kloten, hoor ik Gerrie Knetemann nog tegen Mart Smeets zeggen, toen deze hem na zijn overwinning in de Amstel-Goldrace vroeg hoe hij zich voelde. Om daarna huilend tegen Smeets aan te vallen en riep dat hij zich de gelukkigste man op aarde voelde. Dat gevoel heb ik niet, absoluut niet. Dit komt nooit meer goed, weet ik. Zo kapot als ik ben. Mijn hart dreigt uit zijn borstkas te springen, zweet prikt in mijn ogen en mijn adem is net zo gejaagd als die van een stervende. Zal ik überhaupt nog wel thuis komen? Nou ja, als ze me maar met een glimlach op mijn gezicht afleggen. Ik heb toch een mooie tijd gehad op Corfu. Dan word ik in mijn sombere gedachten onderbroken als Jan er aan komt fietsen. Hij is even vooruit gegaan om te kijken of er nog veel steile gedeelten in het verschiet liggen. En? Eh, ja dus. Ik moet flink mijn best doen om niet te braken. Maar na dit hoogje komt er wat vlak terrein, belooft hij. Zuchtend probeer ik mijn fiets te bestijgen.
Als we via de kustplaatsjes terug willen dan zullen we hier naar rechts moeten, zegt Jan bij een tweesprong. Het rechter pad gaat steil omhoog. De andere route gaat navenant naar beneden. Een blik omhoog is voor mij genoeg om voor links te kiezen, de diepte in. Al leidde het rechtstreeks naar de hel, het maakt mij niet meer uit waar ik terecht kom, zolang ik maar niet meer omhoog hoef.
Het volgende moment stuiteren we in een wolk van stof en zand de onverharde weg af naar beneden, stemming onbekend. Met een roekeloosheid die je alleen bij harakiri piloten, dronkaards en zelfmoordenaars ziet, manoeuvreren we tussen bomen door en ontwijken de meeste obstakels op ons pad. We hebben al onze stuurmanskunst nodig om overeind te blijven op het pad, dat slechts verhard wordt door keien, grint en her en der liggende rotsen. Diepe veuren tonen de gang van het water als het pad in de winter, als het veel regent op Corfu, geen pad is maar de bedding van een woeste stroom. Meerdere malen ben ik bang het niet voor te kunnen remmen en in een afgrond of tegen een boom te eindigen. Nou ja, dan wordt je in ieder geval thuisgebracht. Het ligt er alleen aan in wat voor wagen: een ambulance of een lijkwagen.
Verbazingwekkend te zien hoe je dezelfde afstand naar beneden kunt afleggen in een fractie van de tijd en moeite die je nodig had om boven te komen. Na een aantal levensgevaarlijke minuten komen we bij een T-kruising waar we weer op een geasfalteerd pad komen. Even later meen ik een afsplitsing te zien waar we een uur geleden in gereden zijn. Jan is er niet helemaal zeker van. Vijf minuten later bevestigt hij mijn vermoeden, we naderen de buitenwijken van .... Liapades! We hebben gewoon een krankzinnig groot rondje gereden en zijn weer waar onze martelgang begon.
Een uur later wankel ik de veranda op, waar Mirjam achter haar laptop en een bak koffie zit. Ze kijkt mij met een zorgelijke blik in haar ogen aan en vraagt hoe ik me voel.
Ik ben zo gelukkig!, hijg ik, waarna ik redeloos huilend in haar armen stort.

vrijdag 17 juni 2011

Mensenredder (Piece of snake)


Wij zijn geadopteerd door een lelijk zwart poesje dat wij, gezien zijn afschrikwekkend uiterlijk, Demon genoemd hebben. Toen wij in Villa Papadatou kwamen wonen, verscheen het beestje na een dag of twee op de voorveranda en presenteerde zich zo volkomen natuurlijk als de eigenaar van de tuin met alles daarin, dat wij blij waren dat we mochten blijven.
Lelijk? Ja, ze is eigenlijk zwart, maar in de zomer verkleurt ze naar donkerbruin. Komt bij dat ze een paar buitenboord staande tanden heeft, waardoor ze altijd een beetje kwijlt. Ze is waarschijnlijk eens aangereden en heeft daardoor een scheve bek, de onderkaak hangt een beetje uit het lood. Maar lief is ze.
“Dat is altijd handig tegen de slangen, ratten en andere katten,” zeggen Grieken, als ze weten dat we een ‘buitenpoes’ hebben. Dat bleek, toen we haar nog eens een rat zagen vangen die van de telefoonkabel afviel. Het ene moment lag ze te slapen, paf!, de rat klettert op straat en het volgende moment zit Demon er bovenop. Nog even hoorden wij wat gesmoord gepiep en gegil en toen werd het stil. Onvoorstelbaar.
Ook andere katten laten zich zelden zien in onze omgeving. Hoe schriel en gering van gestalte ze ook is, ze wordt met ontzag en op veilige afstand bekeken door haar soortgenoten.
Alleen Plati wordt geduld door haar.
Vandaag liet ze zien dat het haar verder niet uitmaakt wat voor pluimage er rondscharrelt in onze tuin, trippelend, fladderend, dravend, kruipend of …. sluipend.
We hadden net de tafel gedekt op de achterveranda en zaten met de vorken in de aanslag, toen Mirjam Demon geïntrigeerd zag zitten staren naar een en dezelfde plek onder de druivenranken.
“Volgens mij ziet ze een slang,” riep ze enigszins schril tegen mij, op het moment dat ik een ferme hap rijst in mijn gezicht stak. Hap, slik, weg, ik overeind. Ik ben altijd te laat voor die dingen. Mirjam komt ze bijna dagelijks tegen en ik moet het altijd maar met de verhalen doen, dus deze kans wilde ik me niet af laten nemen. Gelijk de camera gehaald en ja hoor, Demon zat driftig te sparren met een pracht exemplaar van een centimeter of zestig. Schitterend beest! Prachtige tekening – ruitvorm! - op de rug, maar daar had Demon geen oog voor. Razendsnel petsen de scherpe nagels op de kop van de arme slang.
Ik heb alle gelegenheid om het tafereel van bovenaf te fotograferen. Het is een ongelijke strijd, zie ik tot mijn varrassing. De slang heeft geen schijn van kans tegen de felle klappen van ons lieve poesje. Voorzichtig blijft ze wel, ze weet wel degelijk dat ze een tegenstander van formaat voor zich heeft. Op veilige afstand blijft ze de felle uitstoten van de slang ontwijken. Met razendsnelle dansbewegingen waar Cassius Clay jaloers op zou zijn geweest, blijft Demon aan de winnende hand. En paf!, daar krijgt het ongelukkige reptiel weer een zaaier. Even later is de strijd gestreden en vindt Demon het wel mooi geweest. De slang ligt uitgeteld languit en de winnaar verlaat de ring alsof het niets was.
Met een droevige blik op mijn bord warme eten moet ik nu toch naar beneden om de slang te fotograferen. Zo vaak krijg je niet de gelegenheid om een slang rustig en van dichtbij te kieken. De slangen die ik hier gezien heb, schrikken altijd zo geweldig van mij dat ik niet eens de kans krijg maar aan mijn camera te denken.
Hm, er zit nog wel enig leven in, zie ik als ik vlakbij het dier ben. De kop beweegt nog een beetje, dus voorzichtigheid is geboden. Dit exemplaar heeft dezelfde tekening als, naar ik me heb laten vertellen, een adder. Corfu schijnt onderdak te bieden aan de giftigste soort slangen van Europa.
Met behulp van een tak raap ik het schitterende beest op en til hem de trap op, tot afgrijzen van Mirjam. Daar leg ik hem op het smalle gedeelte van de veranda en zie dat het dier blijkbaar ook juist zat te eten toen hij aangevallen werd door onze kat. Er steekt nog iets in zijn bek. Een vlieg, een tor, een kever of zo? Ik laat het even voor wat het is en eet eerst mijn bordje leeg. De slang heeft geen haast meer.
Tijdens de maaltijd kijk ik een paar keer naar de slang en zie nog steeds beweging in het reptiel. De kop gaat langzaam heen en weer. Met ongezonde haast schrok ik mijn bordje leeg en met mijn krop nog vol grijp ik mijn camera weer.
Ik lig plat op mijn buik achter mijn camera te kieken en zie ineens dat er een jong slangetje uit de bek steekt! Huh? Ik dacht dat slangen eieren legden? Deze blijkbaar niet, het beestje probeert uit alle macht uit de bek van zijn dode moeder te kruipen. Dat valt nog niet mee, getuige de verwoede pogingen die het jonge weesje onderneemt. Hij heeft nog een lange weg te gaan, zie ik aan het lichaam van de moeder. Ergens tot halverwege de slang zie ik de hele tijd beweging.
Na minutenlang geploeter, besluit ik het arme weesje een handje te helpen, want zo wordt het niets. Straks sterft hij nog voor hij helemaal geboren is. Ik ben er inmiddels redelijk zeker van dat de moeder overleden is en til haar bij de staart op. Dat helpt! Door de zwaartekracht ziet de kleine kans zich iets verder aan het lijf van zijn moeder te ontworstelen. Maar aan de bewegingen in het lichaam van de dode slang zie ik dat het jong nog zeker 15 centimeter te gaan heeft.
Mirjam is in alle staten en roept dat ze dat beest weg wil hebben. Dat wil ik wel doen, maar pas nadat ik dit bijzondere tafereel op de SD-stick heb staan natuurlijk. De kleine kronkelt en kwispelt driftig om te ontsnappen, dus haast is geboden. Om wat beter licht te krijgen, loop ik met de dode slang veilig aan de staart naar de wat lichtere kant van de veranda. Te laat! Net als ik voorbij de open verandadeuren loop, wordt de kleine geboren. Het nieuwe leven kruipt en kronkelt dat het een lieve lust is. Mirjam is, nadat ze mij in felle bewoordingen van opzet beschuldigt, in geen velden of wegen meer te bekennen.
Nou weet ik niet of kleine slangetjes ook giftig zijn, of überhaupt al kunnen bijten, maar ik neem het risico niet en neem het takje ter hand waarmee ik zijn moeder de trap op gehesen heb en begin hem naar de rand van het balkon te duwen. Tegenstribbelen! Uiteindelijk win ik het, na een aantal vergeefse pogingen het beweeglijke diertje over de rand te duwen.
Als hij eindelijk naar beneden kukelt, controleer ik nog even of het goed gaat met hem, want hij ligt beneden een beetje verdwaasd om zich heen te kijken. Het is ook een raar begin van je leven natuurlijk. Geboren worden terwijl je mam vecht voor haar leven met een zwart monster met grote klauwen en tanden, daarna ontsnappen aan het dode lichaam van je moeder, dan komt er iemand die je naar de rand van een afgrond begint te duwen, en dan ineens een heel nieuwe omgeving. Als ik aan kom lopen, schiet het geschrokken reptieltje gelijk achter een paar vergeten platen marmer en dat is het laatste dat ik van hem zie. Dat het hem goed mogen gaan.
Ondertussen heb ik met de addermoeder – Google gaf duidelijk uitsluitsel - alle gelegenheid om een paar prachtige foto’s te maken! Ze is nog helemaal gaaf en soepel, dus ik kan de feiten dermate verdraaien – letterlijk en figuurlijk – dat het lijkt of ik de slang alive and dangerous gekiekt heb. Eindelijk heb ik mijn foto’s van een slang!

zaterdag 11 juni 2011

Foxy Lady

Omdat de financiële zaken inmiddels drastisch zijn verbeterd in Huize Mulder, welgelegen aan Odos Spirou Sourianou (we hebben tegenwoordig een straatnaam!), belonen we ons de laatste tijd wat vaker dan voorheen. OK, uit eten is hier niet duur, maar elk briefje van 20 is er een, dus je kijkt wel uit.
Nu we allebei een baantje hebben, kan het wat gemakkelijker. Na een drukke week voor ons beiden besloten we vrijdagavond naar een optreden van de uitstekende bluesband van Roy Kendle te gaan.
Na een heerlijk maal bij Takis Taverna in Gouvia wandelen we op ons gemak naar The Navigator, een druk bezochte bar aldaar.
Het is een drukte van belang als we het terras op stappen. Overal staan mensen, drankje in de hand, gezellig met elkaar te kletsen. Binnen klinkt zachte muziek. We boffen, het is net pauze en de bar is aardig leeg gestroomd. Iedereen staat buiten en ik krijg gelegenheid drankjes voor ons te bestellen terwijl Mirjam binnen een tafeltje weet te bemachtigen.
Ik maak nog even een praatje met Dave Good, de bassist van de band. Ik ken hem nog uit de tijd van @Home, onze muziekstamkroeg. Hij speelde daar regelmatig met zijn band Dirty Water en ik vraag hem hoe het met de band gaat. Die is niet meer, meldt hij. George, de zanger van Dirty Water is, zoals het een popster betaamt, op vrij jonge leeftijd plotseling overleden. Daarom speelt Dave tegenwoordig in de band van Roy. Nou ja, goed voor hem, jammer voor George. Dan excuseert hij zich en hangt zijn gitaar om zijn nek. Hij moet aan het werk.
Even later legt de band, bestaande uit lead gitarist Roy, voornoemde Dave op bas, een uitstekende drummer en een leuke zangeres met een dijk van een stem, een strakke versie van Clapton’s Crossroads op de mat. Het is het begin van een serie heerlijke ouwe bluesrock van The Cream, John Mayall, The Stones en andere giganten.
Na drie kwartier spelen voor een laaiend enthousiast publiek wordt Foxy Lady van Jimi Hendrix ingezet. Een zeer toepasselijk nummer, bedenk ik mij, terwijl ik mijn ogen de hele avond al de kost heb gegeven. Er lopen heel wat aantrekkelijke dames los op Gods Groene Eiland, en hier is momenteel een flinke verzameling aanwezig. Om in te bijten, zijn de meeste.
Bewegend met een souplesse die je niet zou verwachten als je kijkt naar de huidnauwe jeans, dansen ze vol overgave op de harde muziek, het bovengedeelte gehuld in ruimvallende, veelkleurige zomershirtjes waarbij je denkt: hoe blijft het allemaal zitten. En een kop erop! Griekenland mag dan in crisis zijn, het is aan de bezwete, lachende hoofden van de dames niet af te zien.
De mooiste vind ik toch wel een dame die we bij @Home nog wel eens tegen kwamen en door het leven gaat als mevrouw Kendle. Haar vriendelijke gezicht met mooie krullenbos er omheen doet me aan iemand denken, maar aan wie ook alweer? Na lang peinzen weet ik het ineens: ze is een kruising tussen Tori Amos en Cher in haar goede dagen!
Maar niet alleen aan Cher gaat de tijd niet ongemerkt voorbij. Ook wij zijn niet meer in onze twenties. De nieuwe dag is nog geen uur oud als bij ons het verlangen naar een lekker bedje de overhand begint te krijgen. En terwijl de band onvermoeibaar een bluesversie van Nancy Sinatra’s These Boots Are Made For Walking inzet, wringen wij ons door de mensenmassa naar buiten en wandelen door de zwoele nacht naar onze auto. Het is goed rusten na gedane zaken.

zaterdag 23 april 2011

Feest!


Snerpend klinkt het politiefluitje door onze nog maar net ontwaakte hersenen. We worden door een driftig gesticulerende agent gesommeerd rechtsaf te slaan. Alleen de hele vroege vogels (woordspeling. De vrienden waarmee we naar het kruiken smijten gaan kijken, heten Vogels) zijn zo bevoorrecht geweest hun auto in de stad te kunnen parkeren. Wij moeten, samen met de rest, de auto elders zien kwijt te raken. Niet vreemd, als een half miljoen mensen zich aangetrokken voelen tot het grootste spektakel van het jaar op Corfu.
Kruiken smijten? Yep, eens per jaar, en wel op de laatste zaterdag van Pasen, worden er op het hele eiland op die speciale zaterdagochtend kruiken naar beneden gegooid. Laatste zaterdag van Pasen, kruiken kapot gooien? Even uitleggen.
De inwoners van Corfu zijn gek op feesten. En als ze een feestje bouwen dan doen ze dat goed. Het toppunt van het jaar is altijd het Paasfeest. Daar trekken de Grieken gewoon ruim een week voor uit. Al moet er eigenlijk gesteld worden dat ze veertig dagen eerder al beginnen met de Vasten, de voorloper van het Grote Feest. Ook dat wordt feestelijk ingeluid en smakelijk gevierd. In de tussentijdse periode zijn alweer enkele kleinere vierinkjes geweest. Maar met Pasen wordt alles, maar dan ook alles uit de kast gehaald. Zelfs de beschermheilige van het eiland, Sint Spyridon (waar de helft van de eilanders naar vernoemd is) wordt van stal gehaald en op de zaterdag voor Pasen voor de ogen van tienduizenden door de stad gesjouwd. Niemand wordt vergeten, ook de bejaarden niet.
Na deze processie is de stad inmiddels volgelopen met mensen in aantal variërend tussen 250.000 tot een half miljoen. Van over de hele wereld komen Grieken en toeristen om dit mee te maken. In economisch betere tijden waren er soms een miljoen mensen op het eiland, heb ik eens gelezen.
Inmiddels moet dus duidelijk zijn dat wij de auto niet meer in de stad kunnen parkeren. Gelukkig weten wij de nodig plekjes en routes in de omgeving en even later parkeren wij aan een heel rustig weggetje, een half uurtje lopen van het centrum.
Onderweg smikkelen we voor Corfu Palace Hotel op het gemak een lekker appelbroodje en zien we al dat het weer heel druk zal zijn. Honderden uitgelaten en vrolijke mensen passeren ons, allemaal in gespannen verwachting.
Even later storten wij ons ook in het feestgewoel. Het is inderdaad gigantisch druk op en om de Espianade, de grootste avenue van Corfu. We besluiten deze keer niet aan de Espianade te blijven, maar ons in de ingewanden van de stad te begeven. Schouder aan schouder wringen we ons door de mensenmassa, op zoek naar een strategisch plekje.
Het is vreselijk druk in de nauwe straatjes, maar niemand is vervelend of brutaal. Ook zwangere vrouwen en dames met kinderwagentjes begeven zich hortend en stotend door de menigte. Het is ons al eerder opgevallen, en ook deze keer ontbreekt het niet: een gevoel van warmte en kameraadschap onder de mensen. Het is feest voor alle mensen. Iedereen lacht en is vriendelijk. Ondanks de gigantische drukte klinkt er geen onvertogen woord. Raddraaiers bevinden zich niet in de menigte.
We worden getriggerd door hoempageluiden die boven het geluid van de mensenzee uitkomen. Even krijgen we de kans om van een afstandje een van de vele korpsen van Corfu glimmend en glinsterend voorbij te zien trekken. Corfu kent een flink aantal korpsen, bezet met trotse Corfioten van klein tot groot en jong tot oud. Allemaal hetzelfde kleurige pak aan. De revers natuurlijk rijkelijk behangen met gouden galons en op de schouders kleurige epauletten. Ook de glimmend gepoetste helmen ontbreken niet en iedere muzikant loopt strak in de pas. Als het moet dan kunnen ook Grieken zeer gedisciplineerd zijn, blijkt maar weer.
Dan wordt het tijd om een plaatsje te bemachtigen, het is inmiddels half elf geweest. Binnen een half uur zal het spektakel losbarsten. Ah, voor de winkelpui van een van de 350 juweliers die Corfu Stad kent vinden we, onder de overkapping gelukkig, een mooi plekje.
In drommen schuiven de mensen, waaronder toch wel heel wat als toerist vermomd zijn, voorbij. Omdat we ons vlakbij Guilfordstreet bevinden, besluit ik een gokje te wagen en te kijken of ik in een van de portieken daar kan komen om wat plaatjes van bovenaf te maken. Na tien minuten schuifelen en stilstaan, ben ik eindelijk aan de overkant van de straat geraakt en zie dat het raam van waaruit ik mooi kiekjes kan maken, zwaar overbezet is. Maar ik ben er nu toch en gok op de medewerking van de Grieken. Na de twee trappen omhoog beklommen te hebben, zie ik een flinke concentratie jeugdige Grieken samengeklonterd voor het grote raam. Zachtjes vraag ik of het goed is dat ik een paar foto’s maak. Als de rode zee voor Mozes opent de groep zich en maakt ruim baan voor de fotograaf. Wat een camera met een flinke toeter al niet doet.
Van bovenaf is goed te zien wat een drukte het is in de smalle straten, uitlopend naar de veel ruimere Espianade. Te midden van de woelige mensenzee staat een zigeunerin met een handkar met kleurig geverfde potten en kruiken. Het baksel gaat grif van de hand en ze doet beste zaken. Merkwaardig idee dat tientallen mensen hier vijf euro voor een kruikje betalen en dat een paar minuten later stuk gooien. Maar goed, elke zot zijn marot.
Op tijd ben ik weer terug onder de veilige luifel en heb nog even tijd om de overburige panden in me op te nemen. Overal hangen felrode doeken uit de ramen, meestal ten teken dat van daaruit met kruiken gesmeten gaat worden. Wat duidelijk mag zijn, op veel van de doeken staan de nodige kruiken en kruikjes al te wachten op hun droeve lot. Achter de kleiwaar staan, ongeduldig, de personen die het spul naar beneden zullen kieperen. Jonge, vrolijk lachende Corfioten die nauwelijks kunnen wachten om het feest te laten beginnen.
De juwelier voor wiens zaak wij staan, een besnorde Griek met een vriendelijke uitstraling, komt bij ons staan. Niet om ons te vragen op te zouten omdat we zijn deuropening en etalage in beslag nemen, maar om wat kruikjes en ander aardewerk uit te delen aan de dames in ons gezelschap. Het moet wel kapot, drukt hij de meiden op het hart.
Dan worden de eerste plonzen water naar beneden gegooid, als een waarschuwing dat het feest zo gaat beginnen. Geen sirene, geen radiowagen of de staatstelevisie die waarschuwt voor onheil, een scheutje water volstaat. Krijg je water op je kop dan weet je dat het nog maar even duurt alvorens de kruik waar het in zat, volgt. De mensen die zich nog op het open gedeelte van de straat bevinden, zoeken snel een veilig heenkomen.
Het is een vreemd gezicht, de bomvolle straten met honderden mensen om ons heen, met de totaal verlaten middengedeelten. Iedereen dromt samen onder de luifels en overkappingen van de winkels, alsof er een enorm noodweer dreigt. Dat idee klopt ook wel.
Dan slaan de eerste kruiken te pletter op het gladde witte plaveisel, gevolgd door een regen van ander pottenbakkerswerk. Een scherf vliegt tegen mijn scheen, dus helemaal veilig ben je niet. Gelukkig heb ik mijn lange broek aan. Ik heb van een bevriende Griek verhalen gehoord over talloze gewonden die met hevig bloedende hoofd- en snijwonden in gereed staande ziekenauto’s afgevoerd werden. Hier valt het alles mee, iedereen is blij en tevreden.
Als het ergste spervuur afneemt, durven de eersten van de samengeklitte mensen voorzichtig hun hoofd vanonder de luifels te steken. Langzaam krijgen we de gelegenheid de enorme puinhoop te overzien. De hele straat is bezaaid met potscherven en aardewerk. Bizar. De eerste verzamelaars van scherven buigen al voorover en beginnen scherven in hun plastic zakken te stoppen. Ze doen nog het meest denken aan kippen die gevoerd worden.
Toch is het spektakel nog niet helemaal voorbij. Twintig meter verderop, waar onze straat samenkomt met de Espianade, klinkt luid gejoel, gevolgd door een doffe dreun. Ah, daar gaan de echt zware jongens uit het raam. Kruiken van pakbeet vijftig tot honderd liter, tot de nok gevuld met water, worden met vereende krachten van de wankele balkons gekukeld. De donderende klap die dat geeft is indrukwekkend. Daarom is de Espianade altijd het drukst bezocht, de Grieken vinden het prachtig. De ene kruik is nog groter dan de ander. Vaak worden ze mooi beschilderd, gevuld en te pletter gegooid. Wie de grootste kruik naar beneden gooit, zal het meeste geluk ervaren dat jaar. Dat staat nog maar te bezien.
Na een afsluitende ouzo met mezès (Griekse tapas) bij Olympia, gelegen aan de met scherven bezaaide Espianade, wandelen we onder een heerlijk zonnetje terug naar de auto. We snijden een flinke omweg af door via de grote begraafplaats naast het vliegveld over te steken. Een groter contrast tussen leven en dood kan in mijn optiek niet bestaan.

zondag 17 april 2011

Daar komt de bruid!

Onlangs smaakte ik het genoegen om met een goede vriend op een terrasje aan de Espianade te zitten. We hadden een werkbespreking die we net zo goed over de telefoon hadden kunnen doen, maar dat is minder leuk. Dus spraken we af bij Olympia, gelegen aan een van de drukste plekken in Corfu stad. Het weer was heerlijk en we deden onze ogen tegoed aan in zomergoed gehulde Griekse schonen die het flaneren tot kunst hebben verheven. Voor ons op tafel stond voor elk een ouzo speciaal, zoals ik het gedoopt heb: een glas ouzo, een schaal ijsklonten, water en een bordje mezès, kleine Griekse hapjes met heerlijke patatten.
Ik heb altijd een hekel aan werkoverleg gehad, maar dergelijke omstandigheden maken het draaglijk. Om niet te zeggen dat ik er naar uit begin te zien.
Na wat zaken te hebben besproken, vertelde hij tussen een slok ouzo en een olijf door dat er een datum voor de bruiloft was geprikt. De bruiloft! Al maanden had ik hem hoofdschuddend aangehoord over de problemen die het met zich meeneemt als een Nederlander met een Griekse wil trouwen. De ambtenaar die met die portefeuille belast is, wiens voornaamste zorg het normaliter is of hij thee of koffie zal drinken, wordt ineens net zo vasthoudend als een zeepok en wil tot op de komma precies weten hoe de vork in de steel zit. Hoogtepunt van de pesterij was wel dat een bepaald document afgekeurd werd omdat een woordje niet in het Grieks vertaald was, namelijk zijn achternaam. Hoe bedoel je, spijkers op laag water zoeken?
Maar na een lange periode van smeken en soebatten konden de Griekse autoriteiten het dan toch echt niet langer meer traineren. Alle, maar dan ook echt alle papieren, documenten en vergunningen waren in 28 talen – van Sanskriet tot Taki Taki en alle moderne wereldtalen daartussen - beschikbaar gesteld door Stefan en zijn aanstaande. Niets stond een trouwdatum meer in de weg.
Dan is het een kwestie van het ijzer smeden als het heet is, want voor je het weet is er een wet bij gekomen of veranderd en moet de aanvraag weer opnieuw. Dat overleeft een voorgenomen huwelijk niet, dus of wij 13 april 2011 vrij wilden houden teneinde mee te delen in de feestvreugde. Nou, dat wilden wij wel.
Of ik dan ook zijn best man, oftewel getuige, wilde zijn. Tjonge, dat vond ik een hele eer. Wel heb ik hem moeten waarschuwen dat twee eerdere huwelijken waarbij ik ook getuige was, in een echtscheiding geëindigd waren. Nochtans was dat voor Stefan geen beletsel gebruik te maken van mijn diensten.

De avond voor de plechtigheid werd ik gebeld en zag ik de naam van Stefan in het schermpje staan. ‘Nee, ik ben het niet vergeten,’ riep ik terwijl ik opnam. ‘Jij misschien niet,’ antwoordde hij, ‘maar iemand anders wel.’ Zou de Griekse ambtenarenmaffia het dan toch weer voor elkaar gekregen hebben?, flitste het door mij heen.
Wat bleek? De nijvere ambtenaar belast met gemeentelijke zaken had zich wat verrekend of vergist en dus kon er geen sprake zijn van een trouwceremonie in het mooie raadhuis van Corfu. We moesten uitwijken naar een dependance. Tevens werd de plechtigheid een half uurtje opgeschoven. Toch wel attent dat je daar de avond van tevoren over ingelicht wordt. Voor hetzelfde geld kom je er op de trappen van het raadhuis achter dat je daar niet welkom bent en mag je de 600 wachtende gasten uitleggen dat je aan de andere kant van de stad moet zijn.
Het mocht de pret niet drukken. Alle genodigden waren ruimschoots op tijd op de plaats van handeling, zelfs de ambtenaar van de burgerlijke stand. Enige dissonant was een brutale Griek die zijn auto op de speciaal voor het bruidspaar gereserveerde plaats had geparkeerd. De slimme medewerker van de raadszaal had hier echter, door ervaring wijzer geworden, op gerekend en had een extra plaats beschikbaar.
Na inlevering van de paspoorten van beide getuigen werd een cassetterecordertje uit het jaar 1870 aangeslingerd en werd een krakende versie van ‘De Bruiloftsmars’ op volume burenoverlast ten gehore gebracht. Ondanks dit storende element werd de voltrekking van het huwelijk niet meer in gevaar gebracht. Al was het nog even spannend of Stefan wel het juiste antwoord zou geven op de vraag of hij bereid was Lydia tot zijn echtgenote te nemen. Ja is in het Grieks namelijk Nai, wat qua uitspraak zorgelijk veel lijkt op ons Nederlandse woordje Nee. Waarschijnlijk had hij geoefend, want voor de ambtenaar de vraag in zijn geheel gesteld had, beantwoordde hij de vraag in vloeiend Grieks met: Nai!

dinsdag 5 april 2011

Grieken (2)

Mirjam heeft een afspraak met een vriendin in de stad en omdat ik ontdekt heb dat er in die buurt een hoop moois is te fotograferen, besluiten we een en ander te combineren. Nadat ik haar heb afgezet rijd ik naar de Baai van Garitsa en parkeer de auto.
In een wandelgids over Corfu heb ik gelezen dat er een aantal leuke bezienswaardigheden te bewonderen zijn in de richting van Kanoni. Gewapend met mijn fotouitrusting begeef ik me op weg. Het zonnetje schijnt, het is gezellig druk langs de baai en ik voel me prima op mijn eilandje.
Na het oude fort en de Espianade van deze kant van de baai gefotografeerd te hebben, wandel ik door een oude buurt die vergeven is van de restaurantjes, taverna’s en kleine buurtwinkeltjes. Het is altijd goed vertoeven in zulke buurten, want het gaat er nog allemaal zo gemoedelijk aan toe. Veel mensen begroeten elkaar, maken een praatje, zitten voor hun huisje of op een terras en nemen het leven zoals het op ze af komt.
Ik wandel langs een bakkerijtje waar behalve een ijsvitrine ook twee stoeltjes en een tafeltje voor staan. Op een van de stoelen zit een bejaarde Griek en ik groet hem. Hij beantwoordt mijn groet vriendelijk en ik vraag hem of ik een foto mag maken. Zoals ik dat inmiddels al gewend ben, staat hij op en begint zijn kleding te schikken, kamt zijn snor en zet zijn sportpet recht. Ik vraag hem weer te gaan zitten en maak een paar kiekjes, waarbij hij telkens strak in de lens kijkt. Ik laat hem een foto van zichzelf zien op de achterkant van de camera en hij kijkt hoogst verbaasd. Thora (Nu?)?, zegt hij. Ik begrijp dat hij het niet snapt. In zijn tijd werden foto’s gemaakt met een camera ter grootte van een verhuisdoos. De man die op de knop drukte bevond zich veiligheidshalve onder een vuurvast laken en stak ondertussen de brand in een hoop magnesium dat een steekvlam veroorzaakte die niet onderdeed voor een atoomexplosie. Tegen de tijd dat de plaatjes eenmaal uit de ontwikkelcentrale kwamen, waren de slachtoffers net van de ergste brandwonden bekomen en zagen zichzelf terug op papier met een dodelijk verschrikte blik in de camera staren. Zo ging dat toen hij jonger was en nu ineens ontdekte hij dat de tijd niet stilgestaan had.
Dimitri!, schreeuwt hij. Neh (Ja), hoor ik uit de bakkerij komen. De oude man brabbelt wat en de eigenaar van de winkel verschijnt in de deuropening. Of ik wat wil drinken. Ik zeg dat ik geen geld bij me heb, maar hij zegt dat de oude man mij wat aanbiedt. Het is onbeleefd om een dergelijke vriendelijke geste te weigeren en dus zeg ik dat ik wel een biertje lust. Even later zit ik achter een lekkere Mythos. Ik bedank hem hartelijk en we praten wat met elkaar, voor zover mijn Grieks dat toelaat. Ik weet hem duidelijk te maken dat ik uit Nederland kom en inmiddels twee jaar op Corfu woon.
Ah, nou, hij heeft in Korea gevochten (hij roept Bam bam bam, terwijl hij met zijn gestrekte wijsvinger een pistool imiteert) en heeft daarna in Duitsland, Frankrijk en Brussel gezeten. Oxi Ollandia (niet in Holland)?, vraag ik. Oxi Ollandia.
Ik vraag hem hoe hij heet, een van de tien Griekse zinnetjes die ik ken. Babis, antwoordt hij vol trots. Ik vertel hem mijn naam. Hij schudt mij hartelijk en stevig de hand.
Taainagel Babis
Hij vertelt dat hij al 88 jaar oud is. Dat had ik hem niet gegeven. Ik neem nog een slok van mijn bier en zeg hem dat ik het lekker vind. Hij brabbelt iets dat ik niet begrijp. Ik spui een van mijn andere tien Griekse zinnen: Den milao Ellenika (Ik spreek geen Grieks). Hij weert mijn excuus af en roept luid en duidelijk voor de hele straat hoorbaar: Mitri! De bakker verschijnt weer in de deuropening. De oude baas blaft een commando en even later zet de uitbater een schaaltje met blokken feta en stukken worst voor me op tafel. Ik waarschuw hem dat ik oxi lepta (geen geld) bij me heb. Hij klopt op zijn portemonnee en zegt: Bravo. Kala bravo. Oftewel dat zit wel goed, heel goed zelfs.
Weer schreeuwt hij de bakker iets toe. Even later wordt een stapeltje servetten bij het bord neergelegd.
Terwijl hij voor zich uit staart, wil ik een foto van hem en profiel maken. Dat heeft hij helaas snel in de gaten en hij staart recht in de camera, met een ernstige blik die je wel ziet bij mensen die bij de dokter op de uitslag van hun aidstest wachten. Omdat en profiel er vandaag niet in zit, besluit ik hem dan maar en face op de kiek te zetten en vraag hem naast het bord van de supermarkt te posteren. Na weer het ‘zit me jasje goed, zit me dasje goed’ klik ik enkele plaatjes, allen met dezelfde serieuze blik. Heerlijke mensen.
Ik leeg mijn fles terwijl hij uit een plastic zak een aantal enorme aardbeien opdiept en die voor me neerlegt. Zo zie je ze alleen in reclamefolders, nadat ze flink ge-Photoshopt zijn. Ik laat mij de lekkernij smaken. File mou, pame (we gaan er vandoor, vriend), zeg ik tegen Babis. Hij staat op en we schudden elkaar weer stevig de hand. Dan vervolg ik mijn weg weer. Mijn oude vriend start een conversatie met een andere Griek die blijkbaar is komen aanwaaien. Halverwege de straat hoor ik hem nog. Fantastisch eiland, Corfu.

woensdag 23 maart 2011

Grieken



Vrijdagavond ben ik met goede vriend Erris naar het Kaffeneio van Nissaki geweest. Kaffe-wat? Een kaffeneio is een uiterst sober ingericht (sommigen zeggen obscuur) lokaaltje waar Griekse mannen, het liefst de hele dag, met elkaar de wereldproblemen in het algemeen en die van Corfu in het bijzonder bespreken. Zoals de naam doet vermoeden, kan je er een bak koffie kopen. Maar ook spraakwater als ouzo, tsipouro, whisky en wijn zijn er ongelimiteerd en op elk moment van de dag verkrijgbaar.
We hebben daar een ontmoeting met Alekos Damaskinos, een gezamenlijke Griekse vriend. Ik ben momenteel bezig voor mijn website www.green-island.nl een verhaal over Grieken te schrijven en Alekos is een markante verschijning die mooi als kapstok kan dienen om het verhaal aan op te hangen.
Ik heb hem verteld dat als hij toestemt in een gesprek, hij het onderwerp – of moet ik zeggen: lijdend voorwerp – van een verhaal voor de website wordt. Dat deert hem niet in het minst. Gekker nog, hij is zeer vereerd.
We nemen plaats op de plastic kuipstoeltjes in het Kaffeneio en laten ons door Mitsos, de eigenaar, inschenken: Erris een kleine Amstel, Alekos een grote en ik een ouzo. De oorzaak van mijn bezoek begint te vertellen.

Alekos is een bijzondere inwoner van Corfu. Het gros van de Corfioten is nooit van het eiland af geweest. ik jok niet als ik zeg dat heel veel oudere Grieken hun dorp slechts zelden verlaten. Alekos is daar een uitzondering op. Hij heeft over de hele wereld gezworven en heeft zich altijd moeiteloos aan de plaatselijke omstandigheden weten aan te passen.
In 1966, op de jonge leeftijd van achttien jaar, kiest hij het ruime sop en laat zijn geboortegrond op Corfu achter. Na wat omzwervingen spoelt hij aan wal in Zuid Afrika en gaat naar de universiteit van Kaapstad. Tijdens zijn studie mathematica – Alekos is officieel professor in de wiskunde – heeft hij allerlei baantjes om de kost te verdienen en zijn studie te betalen. Zo was hij medewerker op een sinaasappelfarm, die in Zuid-Afrika merkwaardig genoeg lemon genoemd worden. Een citroen daarentegen luistert naar de naam zuurlemon, wat te billijken is.
Zijn salaris bestond uit wijn. Wellicht gold toen in Zuid-Afrika het antieke principe van ruilhandel, wat het mogelijk maakte dat hij met wijn de huur en andere rekeningen kon betalen. Geld is tenslotte ook niets anders dan een ruilmiddel. Net zoals zout dat ooit was. Nog steeds gebruiken wij daar een afgeleide van, namelijk salaris (Sal = zout).
In 1975 heeft de overheid hem in donker Afrika weten op te sporen en hij moet in dienst. Hij keert terug naar Corfu, kust zijn familie gedag en dient een aantal jaren in het Griekse leger. Als hij ruim twee jaar later zijn dienstplicht heeft voldaan, vertrekt hij spoorslags naar Schotland. Hij schrijft zich in voor de universiteit van Edinghburg, een van de meest prestigieuze universiteiten van het Verenigd Koninkrijk. Hij wordt aangenomen en stort zich met hernieuwde energie op zijn studie. Om in zijn onderhoud te voorzien ontpopt hij zich als een uitstekend grafdelver en drager tijdens begrafenissen. Toch blijkt het niet zijn ambitie om tot zijn pensioen gaten te graven en die kort daarna weer dicht te storten en hij behaalt zijn professoraat mathematica.
Wat doe je dan? Juist, je scheert je en dan trouw je en zo ook dus Alekos. Hij trouwt met Anna, een resolute Ierse tante. Een grote fout, maakt hij omslachtig duidelijk met weidse gebaren. Om de onrust bij hem te verdrijven, bestellen we nog een rondje van hetzelfde.
Na een paar flinke slokken is hij weer in staat zijn levensverhaal te vervolgen.


Er rust geen zegen op het huwelijk. Vooral op religieus gebied wringt de schoen. Hij is Grieks orthodox, zij is een ras katholiek en dat zorgt voor veel wrijving. De toenmalige paus moest er aan te pas komen om uit te maken dat Alekos zich maar moest bekeren tot het katholieke geloof. Ondanks zijn bereidheid hiertoe gingen de echtelieden na zeven ongelukkige jaren uiteen.
Hij vestigt zich in een gehucht even buiten Londen en geeft daar les. Maar omdat een man met verantwoordelijkheden toch ook recht op ontspanning heeft begeeft hij zich op gezette tijden naar een tapperij in de omgeving van Londen. Hij vertelt een mooi avontuur dat hij in die jaren meemaakte.
Eens was hij, gezeten op een barkruk, in gesprek geraakt met een Engelsman die zich ook in die drankgelegenheid bevond. Omdat ze beiden gevaren hadden, waren er veel gemeenschappelijke interesses en al spoedig ontstond er een vriendschappelijk band onder de beide drinkers. Naarmate de avond vergleed in de nacht en de drank rijkelijk vloeide, voelde Alekos op een gegeven moment de behoefte om naar huis te gaan en gaf uiting aan dit verlangen. Zijn nieuwe vriend vroeg waar hij woonde en Alekos legde uit waar hij naar toe moest. Kwam dat even goed uit, zijn maat moest diezelfde kant op en kon hem wel even langs brengen. En dus wankelden beiden in de opperste staat van geluk en vriendschap naar buiten, de frisse nachtlucht in.
De nieuw opgedane drankmaat van Alekos wist tot zijn niet geringe verbazing blijkbaar niet meer wat zijn auto was, want hij onderzocht alle geparkeerd staande auto’s op toegankelijkheid door aan de deurgreep te voelen. Bij een Range Rover ging het portier open en hij nam plaats achter het stuur. Vervelend genoeg was hij echter ook zijn sleutels vergeten en hij vroeg Alekos of die wist hoe een motor te starten zonder contactsleutel. Dat wist Alekos wel en na onder de motorkap de juiste draden geconnecteerd te hebben, liep de motor als een zonnetje.
Gelijk op dat moment werd het tweetal door een aantal schijnwerpers in het zonnetje gezet en verschenen uit allerlei hoeken en andere onvermoede schuilplaatsen politieagenten, die het duo oppakte en in de gevangenis stopte op beschuldiging van autodiefstal.
Pas toen bleek dat de nieuw verworven vriend van Alekos een notoire autodief was, die op deze manier een indrukwekkend politie dossier opgebouwd had. Alekos, die naar eer en geweten kon vertellen dat hij er niets mee te maken had, werd in eerste instantie niet geloofd en bracht de nacht in de cel door. De volgende ochtend werd hij na verhoor vrijgelaten, na betaling van een boete van tachtig pond, wat in die dagen een flink bedrag was.

Tegenwoordig woont Alekos weer op Corfu en geeft Griekse les aan buitenlanders. Vanwege zijn mondiale avonturen spreekt hij vloeiend Engels en is dus uitstekend in staat de finesses en valkuilen van de Griekse taal uit te leggen aan zijn cursisten. Als zijn drukke bezigheden het toestaan begeeft hij zich regelmatig naar de lokale tapperij, waar hij vrienden en passanten boeit met zijn verhalen en wijsheden over vrouwen, carrière, successen en mislukkingen.
Ik vraag hem een aantal typisch Corfiotische gebaren te demonstreren en welwillend toont hij de verschillende expressies die we zo vaak onder de eilanders tegenkomen. Ondanks zijn geleerdheid is hij een eenvoudig mens gebleven.
Na een laatste toast, de bodem van het ene glas raakt het andere glas in het midden waarna deze procedure door de ander herhaald wordt, legen we onze glazen en verlaten Erris en ik de sobere ruimte. Alekos blijft zitten. Zijn aanwezigheid is daar dringend vereist.

vrijdag 18 maart 2011

Het gedonder

‘Morgen regen,’ leest Mirjam voor van weeronline.nl. En de neerslag gaat een paar dagen het weerbeeld bepalen, is de verwachting. Dus we moeten de gelegenheid maar te baat nemen en lekker een uurtje buiten gaan zitten, vindt zij. Het werk waarmee we beiden bezig zijn, blijft nog wel even liggen.
Nu heb ik niet veel op met al die weer-sites. De een zegt dat we veertien dagen zon kunnen verwachten terwijl de ander net zo stellig de rest van de week donder en bliksem ziet aankomen. De frequentie en grondigheid waarmee ze er naast zitten, benadert die van Jan Pelleboer en dus ben ik al jaren geleden afgehaakt.
Maar lekker in je ondergoed een goed boek lezen op de veranda terwijl het zonnetje op je bolletje schijnt trekt mij wel. Dus sluit ik mijn programma af en zit eerder buiten dan Mirjam. Ik ben nu met Milennium 2 (560 pagina’s) bezig, dus ik hoef niet zuinig aan te doen.
‘Drankje erbij?’ vraagt Mirjam en zet een lekkere ouzo voor me neer. ‘Is goed,’ zeg ik volkomen overbodig. En met een paar blokjes kaas en salami erbij installeren wij ons in de heerlijke stralen van de zon. Genieten!

Na anderhalf uur sudderen en een re-fill heeft Mirjam nog een briljant idee. Of we over een uurtje even naar Ermones zullen rijden om daar de son in de see te sien sakken. De ontwikkelde lezer weet dat Ermones het favoriete strandje van Odyseus was. Deze mythologische knaap, die altijd heel druk was met oorlog voeren en zo, kon aan dit leuke strandje aan de westkust van Corfu nooit weerstand bieden. Vaak onderbrak hij zijn geweldadige leven even en ging dan aan land bij Ermones om van de zonsondergang te genieten. Ook een veldheer heeft recht op een verzetje, was zijn redenatie.
In dat opzicht ben ik net als Odyseus, ik stem in met het plan Ermones te bezoeken. ‘Maar dan nemen we wel een drankje mee,’ probeer ik ook een goed idee te opperen. Tot mijn verbazing wordt mijn idee met instemming begroet.

Als we om vijf uur de auto op de steile helling naar het strand parkeren, zien we dat er van strand maar heel weinig sprake meer is. De wind is west en ferm en de zee heeft bezit genomen van het strand tot aan de rotswand. Metershoge golven slaan woest te pletter op de in zee staande rotsen en verspreiden een fijne waternevel. Fantastisch schouwspel, maar van alcohol nuttigen aan het strand gaat vandaag niets komen.
Maar wij zijn niet voor een gat te vangen en besluiten een pad te volgen dat pal langs de zee omhoog gaat. Als de doorgang niet geheel versperd is door tonnen graniet dan krijgen we zicht op een schitterende afgelegen baai die omgeven is door een steil uit het water oprijzende berg. Dus dalen we af naar strandniveau, waar we worden geconfronteerd met het natuurgeweld. Onze herder Plati stapt nietsvermoedend het water in bij een aflopende kade om boten te water te laten. Het water is er redelijk rustig omdat het beschut wordt door een metershoge rots in zee. Als door een reusachtige hand komt het water ineens in beroering en gelijk horen we een geweldige dreun als een woeste golf de rots aan de voorkant geselt. Golven zeewater slaan over de rots heen. Plati schrikt geweldig en vlucht met de staart tussen de benen het bergpad op. Bewonderend bekijken we de krachtsinspanning die het geweest moet zijn. De rots torent zeker zeven a acht meter boven zee uit en toch was het niet genoeg om het water aan die kant te houden.
Op gepaste afstand blijven we enkele minuten staan genieten van de kracht van de natuur. Soms voelen we de grond onder onze voeten trillen van de aanvallen die de zee doet om het vasteland te veroveren. De rots houdt echter stand. Het gedonder doet denken aan het geluid van een bombardement in de verte. Fascinerend.
Voordat we nat worden, beginnen we maar aan onze wandeling. Door instorting en afbrokkeling van de bergwand is het bergpad erg moeilijk begaanbaar. Het is bezaaid met gruis en rotsblokken en alle formaten brokstukken daar tussenin. We hebben onze wandelstappers aan en Plati heeft geen schoenen nodig. We geven haar de vrije teugel.
De hele westkust van Corfu wordt geteisterd door een woeste massa wild water, schuimkoppen, grote golven en veel wind. Ik klik er lustig op los, om met een hoge sluitertijd waterdeeltjes in stilstand op de korrel te krijgen. Ermones ligt er verlaten bij, maar de kustlijn is levendiger dan ooit. Wij kunnen ons niet heugen ooit zulke hoge golven op Corfu gezien te hebben. ‘En dan te bedenken dat ik hier vorige zomer nog lag te snorkelen!’ roep ik boven het geraas uit. Ik moet er nu niet aan denken. Primo, er is nu niets te zien vanwege het wilde water. Secundo, het water is nog veel te koud. Tertio, je wordt binnen een ademtocht op de scherpe rotsen gesmeten met als gevolg dat het gelijk je laatste ademtocht was. Hu.

Al genietend vorderen we op het rotspaadje richting de verborgen baai. Plati is ons al een eind vooruit. Het pad wordt wel steeds moeilijker begaanbaar. Gruis en keien zijn overvloedig aanwezig en de her en der verspreidde rotsblokken worden groter. Een vluchtige inspectie van de bergwand leert dat er nog meer instortingen verwacht kunnen worden. Maar niet vandaag, besluiten wij.
We komen bij een flinke wegversperring. Hier is de instorting het hevigst geweest. De versperring loopt door naar beneden helemaal naar de zee. We klauteren en klimmen omhoog en ik bereik als eerste de top. Plati is in geen velden of wegen te bekennen. Mirjam vindt het te gevaarlijk worden en besluit voorzichtig weer terug te gaan. Echt gevaarlijk is het niet, maar het is wel oppassen geblazen. Vooral de laag kleine steentjes en gruis veroorzaakt nogal eens dat we op schuine vlakken wegglijden. Maar ik ben nu toch op het hoogste punt en besluit nog even door te zetten naar de geheimzinnige baai. Veiligheidshalve sluit ik mijn fototas maar af. Mocht ik onderuit gaan dan duurt het even voor je uitgestuiterd bent en dat zou mijn camera niet ten goede komen.
Voorzichtig begin ik aan de afdaling en kom heelhuids beneden. Iets verderop vind ik Plati, die mij kwispelend begroet. Samen zetten we koers naar ons einddoel. Na een minuut of tien van ploeteren en ploegen staan we samen op een massa lukraak opgestapelde rotsblokken. Daar is ‘ie dan, de baai. Ook hier het machtige natuurgeweld. Minutenlang kijk en luister ik naar het woedende water. Schitterend geluid als weer een nieuwe golf zich op de rotsen in een spelonk stort. Net of er een explosie dreunt. Het is facinerend te zien hoe een rots, door jarenlang watergeweld, in fases het water terug geeft aan de zee. Uit honderden stroompjes sluist het met witte schuimkoppen weg. Majestueus schouwspel. Dan is het mooi geweest. ik roep Plati en we begeven ons op de terugweg.
Een half uur nadat onze wegen zich scheidden, krijg ik Mirjam weer in de zoeker. Letterlijk, want van grote afstand maak ik een foto van haar terwijl ze, op een grote rotspartij gezeten, de ondergaande zon fotografeert. Ik moet denken aan een lieflijk liedje van Vangelis, La Petit Fille de la Mer (Het meisje aan de zee). Prachtige melodie, prachtig meisje.

Als ik me later weer bij haar aansluit, is er van een mooie zonsondergang nauwelijks sprake. Aan de einder is plotseling wat bewolking ontstaan, waarschijnlijk de voorbode van de verwachte regen. Als het nu nog sluierbewolking was dan kan dat hele mooie plaatjes opleveren, maar hier kunnen we beiden geen chocola van maken.
Op hetzelfde moment realiseren wij ons dat we vergeten zijn een drankje mee te nemen om dat aan het strand te nuttigen. Dat maken we thuis goed.