Green Island Blog

maandag 27 februari 2012

Uitzien naar uitzicht


Goddelijk uitzicht vanaf de berg Stavros, lazen wij in de gids met wandelingen op Corfu. Nou, als dat geen aanbeveling is. Dat goddelijke zal wel meevallen. Het te behalen doel is namelijk een kloostertje en de bewoners van dergelijke gebouwen hebben meestal niet veel met God op. Maar dat doet niets aan het uitzicht af, dus we gaan ervoor.
Wel is het een wandeling in categorie 2, op een schaal van 3, waarschuwt de gids. Een kleine tien kilometer, met veel onverharde paden en stijgingen tot wel 400 meter. Ach, met een hond wandel je dagelijks, dus dat moeten we wel kunnen hebben. Ook al is het een van de eerste wandelingen van 2012. De wandelstappers dus aan en wij op weg naar Strongili, een dorpje dat ingesloten is tussen een aantal bergen.
Op aanwijzing van de gids vinden wij het pad waar onze wandeltocht begint. Het weer werkt aan alle kanten mee, het is een schitterende dag met een temperatuur van rond de 20 graden, dus het belooft een mooie wandeling te worden. Plati gaat ons kwispelend voor als wij het licht stijgende pad betreden.

Na enkele minuten wandelen, vinden wij het eerste herkenningspunt, een kleine kerk met daarvoor de begraafplaats. Plati rent enthousiast tussen de zerken en vervallen graven door, wat ik niet zo’n goed idee vind. Straks komt ze nog met een kluif aan, dus we roepen haar snel bij ons en vervolgen onze weg.
Een stiefkwartiertje later arriveren we bij het volgende referentiepunt. Een kerk, hoe kan het ook anders. Dit is waarschijnlijk meer een familiekerk (veel Griekse families hebben hun eigen kerk), want er is alleen een klein begraafplaatsje met enkele graven. Bij de ingang is een graf tegen de kerkmuur aan gemetseld en bij de entree van het terrein ligt nog een grafsteen. Het is er heerlijk rustig en terwijl ik even een paar plaatjes schiet, geniet Mirjam van de warme zonnestralen.
Maar de echte wandeling moet nog beginnen, dus al snel gaan we op zoek naar het volgende herkenningspunt. Door olijfgaarden, langs reuzencactussen en cipressen gaan we steeds verder landinwaarts. Net als we een olijfgaard verlaten en door de volle zon verblind worden, komt er een stokoude pick-up de berg afrollen, motor uit. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. In het autootje zit een setje bejaarden die de auto waarschijnlijk nieuw gekocht hebben. Na hun trouwen in 1926. Maar een heel leuk en vriendelijk stel want ze zetten de auto knarsend stil en vragen waar we heen gaan. Naar de Moni Pantokrator, zeggen wij. Ah, poli oreo (heel mooi), zeggen de oudjes in koor. Dan begint hij ons uit te leggen hoe we moeten lopen. Mirjam toont hem onze routebeschrijving, maar die keurt hij geen blik waardig, we kunnen maar beter op zijn beschrijving afgaan. Verschillende malen vangen we het woord ecclisia op, dus we zullen nog wel een paar kerken tegenkomen. We bedanken ze uitbundig en vervolgen onze route weer.
Inderdaad komen we na enkele kilometers weer een kerkje tegen. Waanzinnig uitzicht over een dal met daarachter de bergketen die de westkust van Corfu aan ons zicht onttrekt.
Weer begeven wij ons door de rijke olijfgaarden (in het binnenland van Corfu staat verreweg het grootste gedeelte van de pakbeet vijf miljoen olijfbomen die het eiland telt) en genieten van de stilte, die alleen zo nu en dan doorbroken wordt door een blaffende hond of een verdwaalde kippenkreet.
Geheel volgens het boekje komen we na een uur wandelen, waarbij we al die tijd flink gestegen zijn, in de buitengebieden van Komianata en Dafnata, twee mini bergdorpjes die in elkaar overlopen en ogenschijnlijk van God en alleman afgesneden zijn. Wij hebben tenminste geen verharde wegen kunnen ontdekken. Misschien is het alleen vanaf de andere kant van de berg waartegen het aangeplakt is, te bereiken.
Kommiedoen?
We worden opgewacht door de vrouw van de burgemeester, die ons hartelijk welkom heet. Tja, zo vaak krijgen ze geen bezoek. Het doel van onze tocht, wil ze weten. Als wij het klooster noemen, lichten haar achter jampotglazen gestoken ogen op. Ook volgens haar is het alleszins de moeite waard.
We doorkruisen de smalle straatjes, vergapen ons aan de snoeioude huisjes, waarderen de vriendelijkheid van de mensen - zonder uitzondering lopen ze allemaal tegen de honderd – en vragen ons af of deze mensen ooit hun dorp wel eens verlaten hebben.
Na uitgezwaaid te zijn door de voltallige bevolking start de wandeling pas echt. Via een rotsachtig pad, wat absoluut ontraden moet worden aan rolstoelgebruikers, slingeren we door prachtige natuur naar boven. Na een bocht menen we het kloostertje te zien liggen. Hoog inderdaad, prachtig wit afgetekend tegen een stralend helderblauwe lucht.
Hm, dat wordt nog een pittige tippel. Zeker als al snel blijkt dat wij ons vergist hebben. Het klooster ligt nog hoger en een heel eind verderop. Het witte gebouwtje dat wij voor een klooster versleten, blijkt een gewoon huis te zijn, schitterend gesitueerd bovenop een berg. Je moet wel van lezen houden, schiet het door mij heen als ik het huisje zie afsteken tegen de hemel.
Het pad wordt steeds ruwer en moeilijker begaanbaar. Het door veel groen omgeven slingerpad is bezaaid met losliggende rotsen, keien en stenen. Oppassen dus dat we niets verzwikken of dat je ineens bij je enkels afbreekt want dan heb je echt een probleem. Een helikopter lijkt het meest voor de hand liggende transportmiddel om dan opgehaald te worden.
Van het klooster geen spoor, wel zien we dat de bergwand voor ons een pad vertoont. We dalen weer flink af, wat lekker is na het vele stijgen. Helaas gaat het daarna weer steil omhoog. Maar we zijn nog jong en we laten ons niet kennen. Wel zijn we bijna door ons water heen, want de zon schijnt op ons bolletje, en we hebben geen parasolletje. Wat is water dan toch lekker.
Inmiddels beginnen onze kuiten een beetje te vlammen. Na de afdaling kwam toch echt weer de stijging en dat nog eens over moeilijk begaanbaar terrein. Het doet ons denken aan de wandeling naar Porto Timonei, de tweelingbaai aan de westkust van Corfu. Dit is alleen wel een langer traject, veel langer.
Maar dan krijgen we toch waar we voor gekomen zijn! Eindelijk komt het klooster in zicht. Op een vooruitgeschoven klif van de berg Stavros, hoog torenend boven het schitterende dal, prijkt het klooster Moni Pantokrator. Betekent niet dat we er al zijn, we moeten eerst nog een fiks terrein doorkruisen en dat gaat steeds meer zeer doen.
Na nog eens een kwartier zwikken en zwalken arriveren we dan eindelijk bij het doel van de reis. Het gebouwtje is enigszins teleurstellend, met een klein huisje ervoor en het klooster – van zeer bescheiden afmetingen – zelf. Maar het uitzicht en de omgeving is zoals beloofd prachtig.
We laten onze laatste druppels water en een paar meegebrachte boterhammen goed smaken en geven onze geteisterde kuiten wat rust. Maar dan moeten we toch echt de terugweg gaan aanvaarden. We willen het laatste stuk door donkere olijfbossen en overwoekerde paden niet in het duister afleggen.
De routekaart verwijst ons via de andere kant van de berg weer terug naar Komianata. Het is natuurlijk leuk dat je hetzelfde traject niet weer helemaal terug hoeft, maar we moeten wel weer omhoog. Dat wordt ons bijna teveel, regelmatig moeten we even stilhouden om bloed te spugen en onze raspende longen rust te gunnen. Komt bij dat Mirjam niet haar beste wandelschoenen aan heeft en flink last van haar enkels begint te krijgen. Het terrein is ook niet bepaald een biljartlaken, al is er veel groen te genieten.
We komen bij een punt dat we de heenroute door de bergen kunnen zien. Het pad steekt duidelijk af tegen de groene berghelling. En we kunnen tegelijk zien dat dit pad geconnecteerd wordt door een pad dat zich afsplitst van het traject dat ons nog wacht. Volgens onze berekeningen snijden we een pittig stuk af als we dit sluipweggetje nemen. Maar het houdt ook in dat we een van de hoogtepunten van de wandeling, een schitterend uitzicht op de oostkant van Corfu, niet te zien krijgen. Corfu Stad, de luchthaven en de naastgelegen lagune met op de achtergrond de Pantokrator (de enige echte) zijn op een bepaald punt allemaal in een oogopslag te bewonderen. En dat trekt toch ook wel. We laten het aan het moment over en vervolgen met knikkende knieën en kabbelende kuiten onze weg.
Eenmaal bij de splitsing verkeren we in dilemma. Gaan we vals spelen en snijden we een stuk af, of gaan we voor het vergezicht over Corfu? De eerste optie leidt omlaag, de tweede gaat weer omhoog. Mirjam, die flink opspelende enkels heeft, is best bereid tot vals spelen. Maar met de zon in de rug zou ik wel heel mooie foto’s kunnen maken natuurlijk. Ik besluit alleen een stukje omhoog te lopen om te zien of het traject achter de bocht het weergaloze uitzicht biedt, of dat we nog verder moeten stijgen.
Even later breng ik verslag uit, we kunnen maar beter naar beneden gaan. Er wachten nog enkele beklimmingen en ik kon niet ontdekken hoeveel nog alvorens de afdaling weer in te zetten. We gaan dus naar beneden.
Afdalen lijkt minder vermoeiend en sec gezien klopt dit ook. Je hoeft niet de hele tijd je eigen gewicht omhoog te slepen. Maar voor je kuiten, knieën en heupen is een ferme afdaling de pest. Komt bij dat ik mijn teennagels had moeten knippen. Mijn tenen gillen het uit van de druk van mijn volledige gewicht tegen de neus van mijn schoenen. Mirjam is solidair en verzwikt halverwege de helse rit haar enkel, dus zijn we dolblij dat we na vierenhalf uur strompelen en zwoegen weer bij de auto zijn.
En dan te mogen zitten!

maandag 20 februari 2012

Alexandros has got his revenge on Agios Ioannis


Alexandros is dood. Eindelijk. Het heeft een tijd geduurd, maar uiteindelijk heeft hij gekregen waar hij om vroeg.

Tijdens een van de eerste ommetjes die ik maakte door Agios Ioannis, onze woonplaats op Corfu, ontmoette ik Alexandros. Gezeten voor zijn huisje in het centrum van ons dorp vond ik hem gelijk de moeite van fotograferen waard. Mooie oude getaande kop met daarin een paar vriendelijke ogen die mij nieuwsgierig vanonder een geruite pet aankeken. Ondanks de warmte was hij gekleed in een lange broek en een overhemd, met daaroverheen een versleten colbertje met visgraat. Ik zou hem nooit anders zien, zomer en winter. Alleen het schoeisel wijzigde soms. Was hij even bezig in een belendend stukje moestuin dan had hij korte rubberlaarzen aan.
Alexandros' zitplaats
Het was een schitterende combinatie, de oude man voor zijn mogelijk nog oudere woninkje. De muren van het huisje waren knalgeel geschilderd, maar inmiddels zo afgebladderd, generfd en doorleefd dat het gewoon prachtig was. Net als de bewoner.
Alexandros was een vriendelijke oude baas. Met handen en voeten bespraken we het weer en andere oppervlakkigheden. Hij met de paar woorden Duits die hij sprak en ik met net zoveel woorden Grieks. Het waren dus zeker geen diepe gesprekken over de zorgelijke toestand van de euro, de problematiek in het Midden-Oosten of de Tantrische Krachten die vrijkomen bij juist gebruik van het middenrif.
Via de tamtam had ik inmiddels vernomen dat hij door iedereen in het dorp werd gemeden. Over zijn verleden deden enkele nare verhalen de ronde. Hij zou altijd depressief en agressief geweest zijn, had zelfs een keer geprobeerd zijn moeder te vermoorden en andere sensationele vertelsels die een popster niet zouden misstaan.
Wat er van waar was, wist ik natuurlijk niet, feit was dat niemand met hem sprak. En dat terwijl het centrum van Agios Ioannis uit een pleintje ter grootte van een knaak en een nauw straatje bestaat waarvan de bewoners vanuit hun raam op de stoep van de overbuurman kunnen spugen. Vaak was de oude kern van het dorp druk met elkaar in gesprek terwijl Alexandros alleen en in zichzelf gekeerd op een oude gammele stoel voor zijn huisje zat. Niet vreemd dus dat hij altijd leek uit te zien naar mijn komst. Al van verre kon ik zien dat ik niet ongemerkt langs hem heen zou kunnen lopen.
Vaak vroeg ik hem hoe het ging en het antwoord was meestal hetzelfde: niet best. Dan begon hij over zijn bezoek aan de γιατρός (dokter) vanwege problemen met zijn καρδιά (hart) of zijn πόδια (benen) en de φάρμακα (medicijnen) die hij gebruikte.
Steevast eindigde hij zijn gezondheidspraatje door het hoofd schuin te houden, de mondhoeken naar beneden getrokken en de ogen devoot gesloten terwijl hij langzaam omhoog keek en met de handen een devoot opwaarts gebaar maakte. ‘Στον ήλιο’ (Naar de zon), zei hij dan, waarmee hij aangaf dat het voor hem allemaal niet meer hoefde.
In het begin dacht ik nog dat hij naar zijn overleden vrouw wilde, als hij omhoog wees. Later hoorde ik dat hij nooit getrouwd is geweest.
Veel meer dan luisteren en meevoelen kon ik natuurlijk niet doen voor hem, anders had ik het gedaan. ‘Περιμένετε φίλος μου’ (nog even geduld, mijn vriend), antwoordde ik dan maar. Dan glimlachte hij zijn laatste tanden even bloot en trok zijn wenkbrauwen op. Meer kan je niet doen, leek hij te willen zeggen.

Ik had Alexandros al een paar dagen niet voor zijn huisje zien zitten. En dan begin je toch aan het onvermijdelijke te denken. Omdat er geen mens naar hem omkeek, zou hij dagen of jaren dood in huis kunnen liggen zonder dat iemand hem mist.
Ik hield er ernstig rekening mee dat Alexandros niet meer onder ons was. Dat vermoeden leek bevestigd te worden toen zijn voordeur op een dag openstond en ik bouwvakkers in en uit zag lopen. Tussen de werklui zag ik ook zijn neef Jorgos, de taxichauffeur van Agios Ioannis en omstreken. Dus vroeg ik hem of zijn oom was overleden. Nee, Alexandros was tijdelijk opgenomen in een verzorgingshuis. Na een val in huis ging het echt niet meer, zijn gezondheidsproblemen dreigden hem eronder te krijgen. Jorgos vertelde dat hij niet eens stromend water, noch een douche en een toilet in huis had. Alexandros was dus van de ene op de andere dag opgehaald om opgelapt te worden. Ondertussen liet zijn neef het huisje grondig verbouwen en de noodzakelijke sanitaire verbeteringen aanbrengen, in afwachting van de terugkeer van Alexandros.

Alexandros 'in the news'
Verleden week liep ik met Plati te wandelen, toen ik een nieuw overlijdensbericht op een telefoonpaal geniet zag. Nieuwsgierig bekeek ik het en zag een bekende naam: Alexandros, Ετον 89, wat betekent dat genoemde op die leeftijd is overleden. Thuis zeg ik tegen Mirjam dat ‘onze’ Alexandros waarschijnlijk is overleden.
Een paar dagen later kom ik Jorgos tegen en hij bevestigt dat het inderdaad zijn oom is die er niet meer is. Het zat er al een tijdje aan te komen, vertelt hij. Ik zeg dat hij eindelijk zijn zin heeft gekregen. Jorgos bevestigt dat en start zijn taxi. Het leven gaat tenslotte verder.

Alexandros is dood. Maar hij heeft zijn gram gehaald op Agios Ioannis. Tijdens zijn leven werd hij gemeden door bijna heel zijn omgeving. Bij zijn begrafenis liep het hele dorp uit, zelden was het zo druk op een begrafenis.
Rust zacht vriend.

zondag 19 februari 2012

Crisis? What crisis?


‘Crisis? What crisis?’, schoot mij door het hoofd toen ik, genoeglijk achter een ouzo gezeten, hordes feestende Grieken aan mij voorbij zag trekken. Diegenen die zich het album van Supertramp nog herinneren, weten na het lezen van dit epistel hoe ik op die gedachte kwam.
Ik was in Corfu Stad om een boodschap te doen. Na moeizaam een parkeerplaatsje bemachtigd te hebben, komen mij van verre al de geluiden van een feestende massa tegemoet. Eenmaal wandelend door het park dat langs de Espianade loopt, word ik al snel opgeslokt door een dansende, hossende, vrolijke menigte Corfioten van alle leeftijden, rangen en standen. Een band speelt muziek voor een duizendkoppig gehoor, koopmannen bieden hun etenswaren aan, mensen trekken massaal hun portemonnee om gretig allerlei snuisterijen met een hoog 'Made in Hongkong-gehalte' aan te schaffen. Jonge gezinnen met kinderwagentjes kuieren ontspannen over de perken, jeugd trekt in groepjes met elkaar op, jongemannen en vrouwen zitten in kleermakerszit op het gras, jonge geliefden bezetten hand in hand de bankjes in het park.

Terwijl ik mij door de massa heen wring, vraag ik mij af wat er nu weer aan de hand is. Echt veel reden tot feest hebben de Grieken de laatste tijd toch niet. Zo mijmerend loop ik tot mijn verrassing ineens achter een viertal jonge poezen aan, compleet met staarten, kattenoren en snorharen. De vrouwtjeskatten zien er goed verzorgd, gekamd en welgevoed uit, waarmee ze afwijken van veel op Corfu levende katten.
Dan komt ons een groepje matrozen tegemoet. Allen met een stralend witte pet op de lange donkere haren, getooid in de kenmerkende blauw-wit gestreepte zeemanskiel met open kraag. De zeebonken, zonder uitzondering allemaal van het vrouwelijk geslacht en niet ouder dan een jaar of achttien, hebben hun outfit voltooid met een korte spijkerbroek. Natuurlijk, het is carnaval!
Dat besef komt even later in volle omvang als ik op het bomvolle terras van Olympia zit, aan de drukste en duurste gaanderij van Corfu Stad. In drommen trekken verklede Grieken voorbij. Het is een genot om te zien hoe kosten noch moeite zijn gespaard om Apokries, zoals het carnaval in Griekenland genoemd wordt, te vieren. Het feest lijkt met zijn verkleedpartijen en parades veel op de Hollandse variant, zij het dat men er in Griekenland twee weken voor uittrekt. Nederland steekt met slechts drie dagen feest nogal bleekjes af tegen Corfu.
Het is een lust voor het oog om te zien hoe serieus de Grieken omgaan met hun feesten. In alle soorten en maten passeren de vreemdste creaturen mijn terras. Ik zie groepjes stripfiguren, piraten, Charly Chaplin met enkele imitators, Super Mario met zijn broers, duistere figuren als Mephisto en Magere Hein, the Blues Brothers, Sneeuwwitje en Donald Duck die gebroederlijk gearmd gaat met Kuifje. Aandoenlijk wordt het als de Grote Smurf met zijn baard in de hand het terras van Olympia bestijgt en aan de ober vraagt of hij ook over lijm beschikt. De Smurfin wijkt ondertussen niet van zijn zijde.
Hoogtepunt van de verkleedpartij vind ikzelf toch wel de familie Witgoed. Met behulp van veel zilverpapier, kartonnen dozen en wat flex afvoerbuizen bij wijze van ledematen, ziet een kwartet menselijke wezens, geslacht noch leeftijd zijn te ontdekken, er uit of ze zo bij de MediaMarkt vandaan komen wandelen. Het is al met al een bonte mengeling van kleur, vrolijke linten, woeste pruiken, en andere uitingen van vrolijkheid en jolijt.
En je denkt: hoe is het mogelijk dat een natie die zo getroffen is, als het domste jongetje van Europa geafficheerd wordt, in een vrije val op weg is naar een onzachte landing, waar de financiële nood extreem hoog is en de bevolking zo bekritiseerd wordt, toch weer en masse de straat opgaat en doet of er niets aan de hand is?
Een ding is zeker; de winkels zijn leeg gekocht, de terrassen zitten boordevol en de restaurants doen die avond weer uitstekende zaken. De bewoners van Corfu hebben toch weer massaal kans gezien wat geld aan de muur te onttrekken, een snor of aanplakneus aan te schaffen en zich in het feestgedruis te storten. Hoe er over ze gedacht wordt? Het zal ze op dat moment souvlaki zijn. Waarvan de noodzakelijke uitgaven straks weer betaald moeten worden? Dat zien we avrio (morgen) dan wel weer. Hoe het verder moet? Spyros zal wel zien.
Ik kom tot geen andere conclusie dan deze: het is een gave.