Green Island Blog

donderdag 21 november 2013

Piet niet

Maandagochtend 9.30u. bij de koffieautomaat.
- Mogge Hans.
- Mogge Joop. Goed weekend gehad?
- Best man. En jij, nog wat leuks gedaan van het weekend?
- Ja, ik heb als anti-Piet demonstrant de intocht van Sinterklaas bijgewoond!
- Moest jij dan niet naar het voetbal?
- Nee joh, Oranje moest toch voetballen. Dan ligt de competitie stil.
- Hm, dat is wel heel anders, als supporter de boel op stelten zetten of de Sinterklaasintocht?
- Ben ik eens, maar je moet toch wat op zondagmiddag. Thuis verveel ik me maar te pletter als er niet gevoetbald wordt. Toen werd ik gevraagd door Jaap, je weet wel, de voorzitter van de duivenvereniging. Hij vond dat we een statement moesten maken. Nou, prima toch. Als er dan toch niet gevoetbald wordt, dan kan je je net zo goed even hard maken voor de samenleving.
- Uhuh. Heb je Anouk nog gezien?
- Nee. Stiekem had ik haar eigenlijk wel verwacht, na haar tirade in de media. Had ik haar gelijk even een handtekening op mijn shirt laten zetten. Ik had nog speciaal een viltstift meegenomen voor het geval dat.
- Oh, daar heb jij je goeie goed wel voor over?
- Nee man, ik had zo’n anti-Piet shirt aan! Die werden daar gratis verstrekt, door de vereniging die het protest op touw gezet heeft. Ik ben vijf keer terug geweest, ze hadden niks in de gaten. Zelfs toen ik het shirt al droeg, kreeg ik toch telkens weer een nieuwe. Ze hadden op iets meer deelnemers gerekend, denk ik. Maar het werd toch allemaal gesponsord, dus wat maakt het uit? Hoe dan ook, ik kan voorlopig vooruit.
- Voor de komende jaren bedoel je?
- Nee joh, het moet wel gek lopen als er volgens jaar tijdens de intocht weer niet gevoetbald wordt. Ten tweede vond ik dat er maar weinig vermaak georganiseerd was. Je staat daar maar te staan in weer en wind, met je rug naar de stoet. Maar een gratis T-shirtje is nooit weg, toch? Gemakkelijk met vissen, of als de binnenboel weer eens geschilderd moet worden.
- Oh, dus je stond daar dus niet echt uit volle overtuiging?
- Hoho, ik heb Zwarte Piet altijd racistisch gevonden!
- Daar heb ik je anders nooit eerder over gehoord Hans?
- Nee joh, ik was een roepende in de woestijn. Juist daarom vond ik dat ik dit initiatief moest ondersteunen met mijn aanwezigheid. Maatschappelijke bewustwording en zo, snap je?
- Dus je voelde je daar helemaal op je plek als trotse Nederlander?
- Nou, ik voelde me niet altijd even veilig hoor. Ik stond daar dus met een groepje andere demonstranten met mijn rug naar de stoet, maar dat waren allemaal van die blauwe luitjes met van die petjes en die kapuchons. Van die Antillianen en Marokkanen met zo’n dreigende blik, weet je wel. En toen dacht ik nog: het zou me niet verbazen als jullie straks weer op je gestolen scooter stappen en oude vrouwtjes van hun AOW-tje beroven.
- Goedemorgen deze morgen, heren van het goede leven.
- Mogge John, goed weekend gehad kerel?
- Ja joh, ik ben met vrouw en kinderen naar de intocht van Sinterklaas geweest. En daar heb ik toch een paar leuke foto’s van Sint en zijn Pieten kunnen maken jongens!
- Goed man! Mail ze even door naar mij, als je wilt. Dat is wel leuk voor in het clubblad.
- Tuurlijk Hans!

maandag 11 november 2013

Schatgraven


Van een vriend kregen wij onlangs een boekje te leen, genaamd Een Feestmaal op Corfu van Emma Tennant. Deze Engelse schrijfster, die decennia lang op Corfu gewoond heeft, verhaalt regelmatig over haar huis in Liapades, vlakbij het strand van Rovinia Beach gelegen.
Na het boekje gelezen te hebben, was onze nieuwsgierigheid zodanig gewekt dat we besloten het strandje op te zoeken. Dit konden we prachtig combineren met een eerste wandeltocht met onze nieuwe hond Foxy. Doel van de wandeling: Rovinia Beach.

De enige aanwijzing die wij hebben is een supermarkt in Liapades genaamd Athina, waar wij linksaf moeten slaan. Nou, fluitje van een cent, zou je zeggen. Athina openbaart zich inderdaad zonder problemen, maar daarna worden de aanwijzingen summier. Om niet te zeggen, nihil. Typisch Grieks, stellen wij beiden vast.
Na een aantal kruisingen en afslagen gegokt te hebben, besluiten wij op een hoog gelegen punt diep in de groene bush van west Corfu om de auto te parkeren en onze zoektocht te voet te vervolgen. Het uitzicht over Paleokastritsa en de hoger gelegen bergdorpen Lakones en Gardelades is indrukwekkend.
Spoedig wandelen wij over een redelijk begaanbare betonweg langs en door schitterende olijfgaarden. Aangezien borden die ons naar Rovinia verwijzen net zo vaak voorkomen als een pisbak in een nonnenklooster, gaan we maar op ons gevoel af. Na een fikse afdaling door de sterk glooiende, dichtbeboste omgeving bevinden wij ons op een pad dat dieper het binnenland lijkt te gaan. Dat wordt straks nog een leuke tippel naar boven, realiseren we ons.
Midden tussen tienduizend olijfbomen ontmoeten we plotseling een menselijk wezen: een bellende boerin. Na gewacht te hebben tot ze uitgebeld was, vragen wij of wij op de goede weg zijn naar Rovinia. Ze verwijst ons in gebrekkig Engels terug van waar we gekomen zijn. Ah, we mogen dus vast gaan klimmen.

Dan gaan we het pad maar in dat we enkele kilometers daarvoor steil naar beneden hebben zien afbuigen.
Kolere, klimmen is belastend voor je conditie, maar afdalen voor je ledematen. Omdat we eigenlijk geen rekening gehouden hebben met het zware werk, is Mirjam op gewone instappertjes en ik op mijn teenslippers. We vragen ons openlijk af of dit een goed idee is, zeker omdat het pad zover het oog reikt alleen maar steil naar beneden gaat. Op zich niet erg, maar we mogen dit traject ook weer in omgekeerde volgorde doen.
Onze nieuwsgierigheid naar de door mevrouw Tennant bezongen schoonheid van Rovinia wint het echter en we storten ons naar beneden.
De conditie van het pad valt op den duur mee, zij het dat we vanaf pakbeet 125 meter naar zeeniveau moeten afdalen. In de wetenschap dat we alleen koffie bij ons hebben, de chocoladekoekjes (suiker!) en water hebben we op het aanrecht laten staan, hopen we maar dat onze inspanningen de moeite waard zal zijn.
Na een pittige tocht door een dichtbegroeide jungle zien we ineens tekenen van beschaving. Een hek met daarop een boodschap in Grieks. We nemen gemakshalve maar aan dat het niet aan ons gericht is maar aan bloody tourists.
Even later tekenen de contouren van een enorme verlaten villa zich af tegen de horizon. Misschien is het bord toch niet alleen voor toeristen. Nou ja, er is geen sterveling te bekennen, dus zoeken en vinden we een vrij brede trap die naar beneden voert, dieper de groene wereld in. Vanaf het terras met fabelachtig uitzicht op Paleokastritsa en Lakones zien we dat het nog een heel eind afdalen is naar de zee. Nu we zo ver gekomen zijn, bijten we toch nog maar even op onze tanden en dalen de goed begaanbare trap af.
Na een ontelbaar aantal treden afgedaald te zijn, is het geruis van de zee duidelijk hoorbaar. Het strand kan niet ver meer zijn! Dan zien we in de verte een nieuw hek. Het zal toch niet zo zijn dat we in het zicht van de haven nog zullen stranden. Tot onze geruststelling zien we dat het hek weliswaar fier overeind staat en is opgetrokken om mensen de weg te versperren, maar dat iemand die het daar niet mee eens was, de afrastering om het hek heen heeft vernield. Dit hek houdt ons niet tegen.
Vijf minuten later betreden wij een klein idyllisch strandje met prachtig helder en diepblauw zeewater. Het is zo’n stil en verlaten plekje waar je de neiging om je direkt nakend uit te kleden maar nauwelijks kan weerstaan. Maar het is niet Rovinia Beach! Dat biedt plaats aan twee grotten, hebben wij op foto’s gezien. Nou ja, niet getreurd, dit is ook een allemachtig leuk en volledig  verlaten kiezelstrandje, her en der voorzien van rotsen.
We laten ons de koffie smaken en denken nog maar niet aan de vermoeienissen die ons staan te wachten. Eerst genieten van de unieke locatie.
Ondanks dat het redelijk zwaar bewolkt is, komt zo nu en dan toch de zon er doorheen. De kleur van het zeewater verandert dan in 16,7 miljoen tinten groen en blauw en alles wat daar tussen zit.
Na de koffie, enige rust en heel veel foto’s, beginnen we de brede traptreden weer te beklimmen. Omdat we niet veel gewandeld hebben deze zomer, bemerken we al snel dat de sleet er aardig op zit. Gelukkig is er vanaf de verlaten villa een stukje pad dat redelijk vlak is.
Net voordat we onze kuiten weer zwaar op de proef gaan stellen, vinden we een bord dat zegt dat het nog 350 meter naar het Meer (Limni) is. Zal dat dan Rovinia zijn? Ondanks dat we beiden zo nu en dan een beetje bloed opgeven na de klimtocht, besluiten we na enig aarzelen toch het smalle pad in te slaan. De dood of de gladiolen.
De beloofde 350 meter is naar Grieks gebruik uiterst flexibel. Ik schat dat we al minimaal een kilometer onderweg zijn als een keurig bordje aan een kettinkje aangeeft dat het nog 100 meter naar het meer is. Hopelijk is het nu toch echt niet ver meer.
Gelukkig is het smalle pad, dat geplaveid is met olijven, goed begaanbaar. We begeven ons vandaag niet voor de eerste keer door een olijfgaard. Net sta ik een prachtig paddestoeltje te kieken als Mirjam, die naar gewoonte voorop loopt omdat zij niet hoeft te fotograferen, roept: you’re not gonna believe this!
Getriggerd door haar opmerking zet ik er de pas in en dan zie ik wat haar – en mij op dat moment – verbaast. Het bospad is vanaf dat punt geplaveid met flagstones. Ongelofelijk! Het is of we midden in de jungle een vierbaans snelweg ontdekken. De padenbouwers hielden wel van variatie. Het pad zal daarna nog bestaan uit traptreden van flagstones, zware houten binten en gebikte keien. Een groot deel van het traject is zelfs voorzien van een prachtige houten hekwerk dat in de tuinen van Versailles niet zou misstaan. Bizar.
Dan komen we eindelijk aan het eind van de groene wildernis, wat gemarkeerd wordt door een paar op het strand liggende bootjes in verregaande staat van ontbinding. Zal dit dan....?
Nope, ook hier ontbreken de kenmerkende grotten van Rovinia. Wel herken ik de plek. Het is het tweelingstrandje dat heel vanuit de verte, vanaf de weg door Paleokastritsa, goed te herkennen is. Het is er prachtig, zeker omdat het een bijzonder natuurverschijnsel is. Een strandje met aan de voor- en achterkant zee. De camera maakt weer overuren.
Na ook hier weer even relaxt te hebben, moeten we er echt aan geloven. De hele helse tocht op De Trap Met De Duizend Treden, gevolgd door een 20 procent stijgend pad. Vervolgens nog eens de betonweg, ook omhoog natuurlijk, alvorens we weer bij de auto zijn. Zuchtend en kreunend zetten we de eerste schreden.
Na 100 meter zie ik aan mijn linkerhand een smal bospad dat we op de heenweg over het hoofd hebben gezien. Ik roep Mirjam en zeg dat dit misschien wel de weg naar Rovinia is. Zij weet het niet en wil het niet weten ook, antwoordt ze. Godzijdank.

maandag 28 oktober 2013

Toen men 'Nee' zei

28 oktober Oxi Dag Corfu
Laatst zag ik nog een gesprek tussen David Letterman en John Cleese, daterend uit 1988. Letterman vroeg aan Cleese wat voor speciale dagen, zogenaamde holidays, de Engelsen vieren. Cleese antwoordt op zijn ‘Cleese’ door te zeggen dat Summer een speciale dag is, die gevierd wordt door het dragen van badkleding en het in gezinsverband gaan liggen in de tuin ter ere van die ene dag zon per jaar. Verder somde hij nog National Apology Day op. En dan had je nog, briljant gevonden omdat de Britten meer om dieren geven dan om mensen, de National Day of Being Cruel to Animals.
Maar daarbij hield het wat feestdagen betreft wel op, volgens mijn favoriete Britse komiek.

Dat probleem kennen de bewoners van Corfu niet, bedacht ik mij, toen ik op het uiterste punt van de weg langs de baai van Garitsa eindelijk een parkeerplekje vond. De Grieken pakken elke gelegenheid aan die het leven biedt om er een feestdag van te maken. Soms al met een feestdag vóór de daadwerkelijke feestdag om in de stemming te komen en nog een dag erna om weer af te bouwen.
Ik pak mijn cameratas van de achterbank en begeef mij tussen honderden andere bezoekers op een fikse wandeling naar het park bij de Espianade, aan de voet van het Oude Fort. Daar namelijk zijn de feestelijkheden omtrent Oxi Mera, oftewel Nee-dag.
Nee-dag? Ja. Ieder jaar wordt op 28 oktober herdacht dat Griekenland, bij monde van de toenmalige dictator Metaxas, op die dag in 1940 luid en duidelijk NEE! zei tegen Mussolini toen die vroeg om vrije doorgang voor de Italiaanse troepen. Gevolg van de weigering was dat Italië de oorlog aan Griekenland verklaarde en de Grieken bij de 2e wereldoorlog betrokken raakten.
De herdenking werd al reeds in 1942 in het leven geroepen, want als het om feestelijkheden en herdenkingen gaat dan lieten de Grieken ook toen al er liever geen gras over groeien.
Oxi-dag wordt luister bijgezet door alle muziekcorpsen van Corfu-Stad in te schakelen. Verder zijn er parades van militairen en, merkwaardige combinatie, schoolkinderen. Nou ja, agge maar leut et.

De eerste foto van de dag
Na een half uur wandelen komt de Espianade eindelijk in zicht. Tienduizenden mensen verdringen zich in het park en de straten rondom de drukste promenade van Corfu. De terrassen puilen aan alle kanten uit, elk bankje in het park is bezet.
Vanuit de verte dringt zich al zachtjes het staccato geluid van een drumband in mijn oren. Dan valt mijn oog op een aantal op het gras liggende glimmend gepoetste tuba’s, ook wel bombardons genoemd. De meeste worden terzijde gestaan door een even glimmende fanfarehelm voorzien van gekleurde versiering. Ik schiet de eerste foto’s van de dag.
Op het trotse hoofd....
Even later sta ik ingepakt tussen hordes Corfioten het kleurrijke schouwspel te bekijken. Wat opvalt bij de parades van de muziekcorpsen is dat iedereen, van jong tot oud, strak in het corpspak zit. In de gebiesde broek zit een vouw als een scheermes. Daarboven het gesteven corpsjasje waarvan de zilveren of gouden knopen schitterend zijn gepoetst en de epauletten onberispelijk gestrikt. Rond de nek een smetteloos witte overhemdboord, tot boven aan toe dichtgeknoopt, natuurlijk voorzien van stropdas.
Op het trotse hoofd een prachtig glimmende en beslagen helm met het corpsembleem, met daar weer bovenop een flonkerende waterval van franje of kleurige veren. In hun handen houden ze hun glanzend gouden instrumenten die het uitbundige zonlicht fel weerkaatsen, de toeschouwers soms verblindend.
Ook al zijn op enkele gezichten duidelijk de sporen van een wild of bandeloos leven af te lezen, op hun outfit valt niets aan te merken.
Zo ook de intentie en overgave waarmee alle muzikanten hun instrument bespelen. De gezichten staan op serieus, plechtig, trots ook vaak. Ook bij de jongere deelnemers, of ze nu op een blokfluit blazen of de triangel bespelen, zie ik er niet een acteren met een blik van, ik loop hier voor duizenden mensen voor schut  in dit apenpak omdat ik anders een pak op mijn lazer krijg van mijn pa.
Als de mariniers langs marcheren, het geweer voorzien van bajonet rustend op de schouder, klinkt er onophoudelijk applaus. De strijdkrachten zijn nog steeds de trots van Griekenland. Ze staan dan ook wereldwijd bekend als uitstekende vechters en soldaten. Eensgezind, trouw, onverschrokken, moedig, en dat zie je. Aan de vastberaden blikken en de strakke trekken om de mond is duidelijk af te lezen dat er met deze jongens niet te spotten valt.

Met deze jongens is ook niet te spotten
De laatste parade eindigt voor het podium waarop zich de notabelen van Corfu bevinden. Het tromgeroffel verstomt, de laatste noot wordt uit het koper de lucht ingeblazen. Een plechtig saluut wordt gebracht aan de hoogwaardigheidsbekleders van Corfu. Nadat die hun waardering middels een applausje hebben geuit en de pappas hun zegen hebben gegeven, is de herdenking voorbij.
Zo geordend als de plechtigheden tot op dat moment hebben plaatsgevonden, zo plotseling vullen de paden zich met uitgelaten lachende Grieken en stort de massa zich als een vloedgolf op de terrassen in de omgeving. Daar zullen ze de verdere dag in gezinsverband en met vrienden door brengen.

Op mijn wandeling door het park richting Garitsa Bay zie ik een drietal jonge kinderen die het monument voor de hereniging van Corfu met Griekenland beklommen hebben. Een mooi blond meisje in een spijkerrokje staat aan de ene kant van de betonnen kolos, aan de andere kant staat een knulletje in zijn zondagse overhemd te hopen dat het knappe meisje zijn vriendinnetje wil worden. Het andere jongetje staat voor de zuil, aandachtig het scherm van zijn mobieltje bestuderend. Geen van drieën heeft oog voor de lelijke zwarte letters in verf die een anarchist op het monument gespoten heeft: Κρεμαλα Στογς ΝΑΖΙ! (De galg voor de nazi!). De kinderen zijn zich waarschijnlijk onbewust van de onheilspellende lading van de boodschap. Gelukkig maar.
Deze kinderen hebben heel andere problemen

donderdag 26 september 2013

Ik drink

Nog maar net terug uit Nederland kon ik bij Penny, bij velen van jullie bekend als ons favoriete restaurantje, een anderhalve literfles uitstekende tsipouro inslaan voor een belachelijk lage prijs.
Tsipouro? Yep, een pittig Grieks drankje (40%), gemaakt uit druivenresten. Zo vals als een wilde hond, scherp als een mes en zo venijnig als een adder, maar bij zware verkoudheid zo heilzaam als een gebed. En toch ook wel lekker als je het eenmaal hebt leren drinken.
Gelukkig toeval! Geheel volgens de traditie werd ik namelijk op Corfu al snel vreselijk verkouden na een bezoekje aan Nederland. Gevolg? Balen volgesnoten zakdoekjes, tranende ogen, blaffen als een schorre hond, een rauwe gok en alle holtes in mijn hoofd vol met groene gelei, wat ondanks herhaaldelijk snuiten stug bleef heen en weer jojoën. En dus een beukende kop als Mohammed Ali in zijn hoogtijdagen. Dat is niet leuk voor iemand die zelden of nooit hoofdpijn heeft. Die heeft afleiding nodig.
Dus wat doe je dan op zo’n eenzame avond, met niemand om je heen om je te troosten en op te beuren? Juist, je zet Godfather 2 op!
Om de gedachten aan mijn bonkende kop enigzins af te leiden, besluit ik er maar eens goed voor te gaan zitten en installeer mij met een bak gepeperde Italiaanse salamiplakken en de nieuw aangeschafte fles tsipouro binnen handbereik. Huh, tsipouro bij The Godfather? Tuurlijk, het is namelijk precies hetzelfde als Grappa, de Italiaanse variant!

Wat glijdt tsipouro’tje gemakkelijk naar binnen bij zo’n fantastische film. Want wat een schitterende kleuren tijdens de flashbacks met Robert de Niro als de Godfather in opkomst. Van het kleine zwijgzame godfathertje dat, nog geen tien jaar oud, zijn hele familie uitgeroeid ziet worden door de slechte en veel te machtige Don Ciccio, zien wij hem uitgroeien tot de rijzige gestalte van Vito Corleone, die een enorme schaduw werpt over Little Italy, een wijk van het vooroorlogse New York.
Ik schenk er nog maar een in als de nietsvermoedende huisjesmelker genaamd Signor Roberto de jonge Godfather dreigt hem voor de kont te schoppen, om even later bibberend als een juffershondje terug te komen als hij er achter is gekomen wie hij zojuist bedreigd heeft. Heerlijke scene, en genoeg te lachen als de doodsbenauwde huisbaar de deur van het kantoor niet open krijgt en het bijna in zijn broek doet van angst.
Ook als het menselijk rechtvaardigheidsgevoel gestreeld wordt door de smadelijke en pijnlijke dood van Don Ciccio, die ondanks zijn seniele toestand nog steeds een schoft is, grijp ik maar weer naar de fles.
Michael in Cuba, op bezoek bij Hyman Roth
Maar vooral de verrichtingen van de nieuwe Godfather, in de figuur van jongste zoon Michael, spreken tot mijn verbeelding. Met veel schaduwpartijen en duistere blikken wordt de worsteling in beeld gebracht van een man die denkt te doen wat goed is voor zijn familie.

En dan die muziek! Zo gevoelig als de sfeer van de twee verhaallijnen ten gehore gebracht worden. Enerzijds de afwisselend vrolijke en dan weer dramatische muziek tijdens de beelden als Vito Corleone in Amerika voet aan de grond krijgt in het begin van de 20ste eeuw.
Anderzijds de dreigende muzikale omlijsting als leven en daden van Michael Corleone belicht worden. Huiveringwekkend gewoon.
Het verbaast mij dat ik ondanks mijn licht beschonken toestand, het getoonde beeldmateriaal en de melancholieke muzikale ondersteuning niet regelmatig in tranen ben uitgebarsten. Al met al schitterend drama, wat de menselijke drankzucht aanwakkert, althans de mijne.

Als Michael tijdens een ogenschijnlijk innige omhelzing met zijn broer Fredo met slechts een oogwenk zijn broers doodvonnis velt, moet ik denken aan oud-collega Frits van Kesteren.
Ik geil zo op de macht van die gasten, antwoordde hij ooit op mijn vraag waarom hij de Godfather saga zo mooi vond. Nou, dat kan je wel stellen, zoals deze jongens met hun enorme macht, invloed en onmetelijke rijkdom ingrijpen in het leven van veel mensen en zelfs over leven en dood beslissen.
Even later wordt dat nog beter duidelijk. Niet alleen zijn zwakke en verraderlijke broer Fredo wordt opgeruimd, ook zijn in gevangenschap verkerende Capo Regime Frank Pentangeli (Franky Five Angels) en Michael’s duivels slimme en doorgewinterde tegenstrever Hyman Roth moeten er aan geloven. Terwijl Michael ontspannen kuierend, een hand achteloos in de broekzak gestoken, de noodzaak tot de moorden en de details daarvan met de verantwoordelijke mensen bespreekt, eet hij ondertussen genietend van een sappige perzik. Briljant door Coppola in beeld gebracht hoe weinig een mensenleven in die kringen betekent, zelfs dat van een naast familielid. Alsof hij het heeft over het buiten zetten van het grof vuil. Verontrustend, maar prachtig. Oftewel, daar moet op gedronken worden.
Nadat het kruit is opgetrokken, het bloed uit het bad is gespoeld en de doden zijn geruimd, als alles dus tot tevredenheid van de Godfather is afgewikkeld, komt de film aan zijn eind. We zien Michael in volstrekte eenzaamheid somber voor zich uit kijken. Terwijl de muziek langzaam afsterft en de titelrol in beeld komt, reik ik voor de laatste keer naar de fles.
'Keep your friends close, but your enemies closer'

zondag 15 september 2013

Warm bad

Toen ik na een voorspoedige vlucht vanuit Corfu de grote hal van vliegveld Weeze achter mij liet en door de donkere nacht op zoek was naar de auto die volgens afspraak op mij wachtte, kreeg ik een aantal verrassingen te verwerken.
Allereerst werd ik aangenaam verblijd bij het zien van een prachtig glimmende Peugeot 308 met toeters en bellen, helemaal voor mij alleen. Mijn God, wat een plaatje! Een sierlijke zwarte panter (Michel, autofreak in hart en nieren, wist mij te vertellen dat het een bijzonder pittige auto is) op brede sloffen met siervelgen staat mij de komende weken ten dienste.
Terwijl ik mijzelf strak aankeek in de glimmende lak van de wagen, bekroop mij een lichte jeuk van schaamte. Zeker toen ik mij neerzette op het prettig geurende leer van de luxe bestuurdersstoel en een blik wierp op het sfeerverlichte instrumentarium – dat deed denken aan de cockpit van een vliegtuig. Wil, de eigenaresse van deze auto, gebruikt nu namelijk onze auto op Corfu en moet het met heel wat minder doen.
Qua snufjes en comfort zijn beide wagens nauwelijks te vergelijken. Wordt onze Chevrolet Aveo gekenmerkt door eenvoud, goedkope afwerking en standaardvoorzieningen, zaten op deze bolide alle mogelijke opties die je maar bedenken kan. Ik hoefde het licht niet te bedienen, spiegels zochten zacht snorrend de beste positie uit, om ruitenwissers hoefde ik me al helemaal niet te bekommeren, een melodieus piepertje waarschuwt mij als ik ergens tegenaan dreig te rijden. Tientallen vrolijk verlichte metertjes met opgloeiende wijzers en ledlampjes in aangename kleuren vertelden mij de buitentemperatuur, wat voor dag het was, het laatste shownieuws, welke beurzen onderuit gegaan waren en de stand van de euro ten opzichte van de dollar. Wat bijzonder fijn was: een in de rugleuning weggewerkt krabbertje met jeuksensor dat precies die plaatsen weet te bereiken waar je zelf niet bij kan. Dat wil ik ook!
Niet alleen qua vermogen, afwerking, comfort en luxe, moest onze huisbewaarster een paar levels afdalen. Vooral de uiterlijke toestand van onze eigen auto was bedenkelijk. Het ding was zo smerig dat het zelfs mij begon te irriteren. Toen Wil en ik de volgende dag telefonisch contact hadden, vertelde zij dat ze bij het achteruit rijden dacht dat de achterruit overtrokken was met een ondoorzichtig folie en dat ze zich afvroeg waarvoor dat moest dienen. Nader onderzoek leerde haar echter dat de ruit bedekt was met een mengsel van bagger, insectenuitwerpselen, woestijnzand, zure regen en vogelkak. Ik zweer bij deze plechtig dat ik echt de intentie had om de wagen tijdens de laatste dag op Corfu nog even snel door de wasstraat te halen, maar helaas ontbrak het mij aan tijd.
Tweede verrassing deed zich voor bij het starten van de auto. In een klap werden al mijn twijfels en negatieve gedachten naar de achtergrond geblazen toen ik verwelkomd werd met de dreunende begeleiding van Ken Hensley’s orgel en de gierende gitaar van Mick Box: Gypsy van Uriah Heep. Wat een entree!
Even later genoot ik, comfortabel omarmd door mijn kuipstoel, met volle teugen van een prachtige collectie evergreens van Uriah Heep, een van mijn favoriete bands uit de seventies. Return to Fantasy, Look at yourself, The Spell, July Morning, Easy Livin’, Stealin’ en noem maar op. Geweldige band met een onverwoestbaar repertoire. Luid meebrullend volg ik Michel, die regelmatig probeert mij zoek te rijden (wat hem tot zijn spijt niet lukt), over de Duitse snelwegen.
Onwillekeurig denk ik aan de wegen op Corfu. Als ik heel erg mijn best doe, lukt het mij daar soms om op een van de weinige rechte stukken op het eiland de naald van de teller op 120 te krijgen. Het vergt op zulke momenten het uiterste van mijn concentratie om al laverend te voorkomen dat ik mijn banden en/of velgen kapot rijd in een van de vele kraters waarmee de wegen van Corfu bezaaid zijn. Wegbelijning is een net zo zeldzaam verschijnsel als de komeet van Halley en noopt velen uit veiligheidsoverwegingen zoveel mogelijk midden op de weg te rijden. De belijning die ooit aangebracht is, dateert van zolang geleden dat het met kracht ontraden moet worden deze te volgen.
Verlichting wordt op de wegen van Corfu als volstrekt overbodig gezien. Alleen op  enkele drukkere wegen en grote kruispunten staat zo hier en daar een roestige lantaarnpaal opgesteld, die meestal kapot is of waaraan het lampje ontbreekt. De nog werkende verlichting biedt geen zicht omdat de crisis de overheid genoopt heeft op energie te bezuinigingen. Dit alles maakt dat nachtelijk verkeer het moet doen met maanverlichting. Laat die het ook afweten dan zijn de wegen van Corfu zo donker als een graf.
Het gebruik van vangrails is op Corfu niet onbekend, maar beperkt zich helaas tot enkele kaarsrechte stukken weg door de Ropa Vallei, het meest vlakke gedeelte van Corfu. Op smalle, onoverzichtelijke en donkere bergweggetjes kom je heel soms eens een vluchtig in de grond geramde vangrail in verregaande staat van ontbinding tegen. Bij scherpe bochten langs steile afgronden ontbreken ze echter volledig.
Dit alles maakt het autorijden door de pikdonkere nachten van Corfu wel eens tot een uitdaging.
In Duitsland daarentegen scheurden wij beiden, een handje losjes aan het stuur, de andere ontspannen meedrummend met - inmiddels – Van Halen, met 180 achter elkaar aan. Het glanzende asfalt vergleed tevreden snorrend onder de banden door, kilometer na kilometer, traject na traject. Als het niet zwart maar groen was, zou je denken dat je over een reusachtig biljartlaken reed. Elke meter asfalt die je hier aflegt, is voorzien van duidelijk zichtbare lijnen, sneeuwwitte pijlen, zojuist vernieuwde waarschuwingen en glimmend gepolijste vangrails, alle voorzien van reflectoren.
En zo mooi verlicht is de omgeving! Alleen overdag zie je het nog iets beter, maar niet veel. Het is dat de halogeen verlichting bij het starten van de wagen automatisch aanfloept, anders zou ik net zo goed zonder kunnen rijden.
Het enige gevaar dat ik tijdens de 170 kilometer van Weeze naar Hazerswoude liep, was dat ik van verveling in slaap zou vallen. Het was toch een lange en vermoeiende dag, een nieuwe dag was zojuist aangebroken en dan wil de slaap wel eens aankloppen bij een 54-jarige. Er was geen enkele aanleiding mij over iets op te winden, of het moest Whitney Houston zijn die ter hoogte van Rotterdam ineens tussen het rockgeweld opdoemde. Groot artieste, mooie vrouw met een geweldige stem en overleden op een leeftijd dat rocksterren dat gewoonlijk doen, maar toch een dissonant. Ik kan me er nochtans niet over opwinden, ben zo ontspannen als een cowboy in de saloon en dus loert het noodlot.
Toch ben ik er gerust op. Er zit vast wel een sensor in de auto die mijn slaperige toestand detecteert en een handje in werking stelt dat mij vriendelijk wakker schudt.
Houdt de slaap toch de overhand dan reken ik erop dat de auto zichzelf veilig aan de kant zet, de stoelverwarming activeert en een nachtlampje laat branden.

zaterdag 31 augustus 2013

AgiotFest 2013 - Agios Ioannis Corfu

Zoals elk jaar wordt tijdens de laatste zaterdag van augustus het AgiotFest in ons dorp Agios Ioannis gehouden. Een fantastisch muziekevenement waar veel mensen maanden naar uitzien. Zo ook ondergetekende.
En een feest werd het weer, deze lustrumversie! Met achtereenvolgens de volgende bands:
  • Heather Skinner
  • Omega 5
  • The X-Lovers
  • Vince Vortex & the Cucumbers
  • The Troggs
Klik hier of op onderstaande foto voor een sfeerimpressie van AgiotFest 2013


vrijdag 26 juli 2013

Zo kan het ook

Tijdens een van mijn eenzame fietstochten door de prachtige Ropa Vallei vond ik eens een auto ondersteboven in een diepe greppel. Waarschijnlijk was de chauffeur in volle vaart rechtdoor gereden terwijl de weg in een haakse bocht naar links ging.
Ik stapte af en was benieuwd of er nog iemand in de wagen zat. Op mijn roepen kwam geen antwoord. Niet geheel gerustgesteld, misschien zat de chauffeur wel zwaargewond of dood in het wrak bekneld,  besloot ik het alarmnummer van de politie te bellen.
Ik legde uit dat ik bij het wrak van een auto in een diepe greppel stond en niet zeker wist of er nog iemand in zat.
Waarom ik hem belde, was de vraag.
Eh, dit is toch het alarmnummer van de politie?
Ja, dus?
Ik legde nogmaals uit dat ik op de plaats van een ongeluk stond en niet wist of er eventueel een gewonde of dode in het wrak zat.
Jaja, dat snapte hij wel. Wat hij niet begreep was waarom ik hem dan belde. Diepe zucht. Maar goed, hij zou mij wel even doorverbinden.
Neh? (Ja?), kraakte de lijn.
Eh, you speak English?, vroeg ik.
Oxi (Nee), ik moest Grieks spreken.
Daar heeft hij een punt, dacht ik, maar daar werd de situatie van een eventuele gewonde niet beter van op dat moment. De redding leek zich aan te dienen in de vorm van een passerende motorrijder en ik wenkte hem met wijdse armgebaren. Hij stopte en ik wees hem op de auto in de greppel. Police, zei ik tegen hem en gaf hem mijn mobiel.
Beide mannen blaften wat tegen elkaar, waarna de motorrijder mij mijn mobiel terug gaf en vertelde dat de politie misschien nog wel een keer langs zou komen. Ooit, eens, waarschijnlijk, misschien. Waarna hij gas gaf en al snel aan de einder verdween.
Even kwam de gedachte in mij op om dan ook maar door te fietsen. Maar dat vond ik toch geen prettig idee. Toen ben ik dus maar met gevaar voor hals, nek en nieren op teenslippers in de steile greppel afgedaald om er drie meter lager achter te komen dat er gelukkig niemand meer in de auto zat. De bestuurder moet donders veel geluk gehad hebben, het dak zat helemaal tegen het stuur gewrongen. Pfoeh, dat liep dus goed af, maar niet dankzij de Politie van Corfu.
Aldus vertelde ik aan Paul, een goede vriend van ons. Hij knikte begrijpend, maar legde uit dat hij de politie van ons prettige Griekse eilandje toch bijzonder hoog had staan. Zijn relaas verklaart alles.

Paul komt op een rustige late zondagmiddag op het briljante idee om samen met moeder de vrouw naar de Chinees te gaan. In het kader ‘kom maar zoals je bent’ stapt hij de auto in met zijn favoriete Plutosloffen nog aan de voeten, compleet met vrolijk flapperende oren en lange dopneus. En ze laten zich het maal smaken. Paul spoelt het weg met een respectabel aantal biertjes, terwijl Lula, zijn vrouw , het rustig aan doet met wijn.
Twee uur later weer onderweg naar huis loopt hij in de fuik. De politie van Corfu heeft groots uitgepakt met zes auto’s, drie motorfietsen en een indrukwekkend aantal agenten.
Een jonge officier loopt op Paul toe en vraagt vriendelijk of hij zijn papieren even mag zien. Paul voldoet met enige terughoudendheid aan dit verzoek, wetende dat niet alles helemaal in orde is. Zijn rijbewijs is zo versleten en opgevouwen dat het in een holle kies past. De verzekeringspapieren liggen veilig opgeborgen thuis en wegenbelasting heeft hij nog nooit betaald. De APK van de auto is reeds jaren verlopen. De auto is dan ook niet meer showroom-fris. De rechter achterlichtconsole is geheel verdwenen, er zit speling op de stuurkolom, de banden zijn zo glad als slicks en in de linker buitenspiegel zit een ster die het hele oppervlak beslaat.
De jonge motoragent lijkt echter niet onder de indruk te zijn. Of mijnheer gedronken heeft?, vraagt hij.
Jawel officier, geeft Paul ruiterlijk toe, ik heb er een paar op.
Hm, zou hij dan mee willen werken aan een blaastest?
Zeker officier, is Paul heel coöperatief, en opent het portier. Daar zwaaien zijn in Plutosloffen gehulde voeten naar buiten. De motoragent vertrekt echter geen spier en overhandigt Paul het blaasinstrument. De wijzer slaat uit tot diep in het rode vak.
Hm, zoals het er nu uitziet heeft mijnheer te veel gedronken, stelt de agent vast.
Ja, maar het was ook zo gezellig, vult Paul welwillend aan.
Wat nu als we even een kwartiertje a een half uurtje wachten en het nog eens proberen?, stelt de agent voor.
Nou, dat is niet tegen dovemansoren gezegd en terwijl Lula duidelijk maakt dat ze niet bij die man hoort, loopt Paul wat rondjes in de hoop dat daardoor zijn alcoholpromilage snel reduceert tot een acceptabel niveau. Een uur later slaat de test echter nog steeds onverbiddelijk rood uit.
Tja, dan zit er helaas niets anders op dan te constateren dat mijnheer boven de wettelijk toegestane limiet gedronken heeft, stelt de agent enigzins verlegen vast.
OK, antwoordt Paul, en wat betekent dat, officier?
Daar staat een boete op meneer, zegt de agent, de punten van zijn laarzen ernstig bestuderend.
Paul buigt schuldbewust het hoofd en vraagt hoeveel de boete bedraagt.
Tweehonderd euro mijnheer, fluistert de agent enigzins bedremmeld. Maar als u binnen tien dagen betaalt dan kost het maar de helft!, voegt hij er enthousiast aan toe.
Paul blaast onhoorbaar een zucht van verlichting uit en belooft dat advies zeker in overweging te zullen nemen. De agent schrijft een bon uit en draait zich om om zich bij zijn collega’s te voegen.
Maarreh mijnheer de officier, roept Paul, hoe komen we nu thuis?
De agent trekt zijn wenkbrauwen zichtbaar verbaasd omhoog en kijkt Paul bevreemd aan. Met de auto natuurlijk!, roept hij uit.
Zo snel als zijn Plutosloffen hem kunnen dragen, wankelt Paul naar zijn auto.

donderdag 18 juli 2013

Oplossend vermogen

Wat niemand verwacht had, gebeurde toch: ik werd na tien dagen zonder telefoon en internet op mijn mobiel gebeld door een medewerker van Otè. Wat nou toch het probleem was? Ik moest even gaan zitten, zo verbouwereerd was ik.
Juist deze ochtend hebben we zaken gedaan met een andere aanbieder, die volgende week de hele boel in orde komt maken. Zoals de zaken er nu dus voorstaan, duurt het nog maximaal vijf dagen voor we weer verbonden zijn met de digitale wereld. De druk is wat mij betreft dus aardig van de ketel. Daarbij koester ik het idee dat ik nooit meer contact zal opnemen met die prutsers van Otè en ze ook nooit meer ene piaster zal betalen. Heerlijk gevoel geeft dat. Ik kijk nu al uit naar het moment van dreigen dat Otè mij zal afsluiten als ik niet heel snel tot betaling over zal gaan. Doe wat je niet laten kan!
Dus stelde ik de medewerker gerust met de mededeling dat we pas anderhalve week zonder telefoon en internet zitten, dus vanwaar de haast? Maak je niet druk, man. Deze mededeling verontrustte hem toch een beetje, merkte ik aan zijn reactie. De melding stond volgens zijn informatie nog open namelijk. Hm, er wordt blijkbaar toch wel eens ergens een regeltje aan informatie opgeslagen.
Hij was in de buurt en wilde graag even langs komen. Ik heb hem gezegd dat hij van harte welkom was, op voorwaarde dat het niet teveel moeite voor hem was. In gedachten zag ik de vertwijfeling op zijn gezicht bij het horen van die woorden.

Ik bied hem koffie aan, maar dat weigert hij zeer beslist. Nee, hij is gekomen om onze problemen op te lossen, dus voor de draad ermee. Na uitleg mijnerzijds over hoe en wanneer onze problemen ontstaan zijn, verzinkt hij even in een somber gepeins en loopt naar buiten, naar de dichtsbijzijnde telefoonpaal. Even later keert hij met een handvol meetapparatuur terug en zegt dat alles goed is aangesloten. Het probleem moet dus bij ons binnenshuis zitten.
Ik werp een blik op zijn meetinstrumenten en twijfel niet alleen aan zijn vakkundigheid. Wat een bij elkaar geraapt zooitje! Alles hangt met vrolijk gekleurd plakband aan elkaar, al is zo hier en daar een moderne tie rib te zien. Op enkele bakelieten kastjes zijn met dikke zwarte viltstift wat plusjes en minnetjes en andere geheimtaal gekalkt. Ik vraag me af of Alexander Graham Bell ook nog met deze voorwerpen gewerkt heeft.
Geheel volgens de Otè traditie werkt de handel dan ook niet. Geen lampje, geen geluid, zelfs geen geruis komt er uit het aangesloten apparaatje. De monteur zucht eens diep, geeft het apparaat een paar ferme tikken, maar het resultaat blijft hetzelfde. Geen teken van leven.
Hij vraagt of ik een 9-volts batterij heb. Daar kan ik hem tot mijn genoegen niet aan helpen. Maar dat is toch kaneina problima (geen enkel probleem)? Dan ga ik even naar de supermarkt om een batterijtje te kopen! En weg is hij.
Die zien we nooit meer terug, zeg ik tegen Mirjam. Ga je hem ook afmaken?, vraagt ze, refererend aan mijn vorige verhaaltje. Absoluut, antwoord ik, zo zeker als een en een twee is. Ik ga hem waarschijnlijk zelfs bijten. En zijn lichaam los ik misschien wel op in een vat met bijtend zuur.
Maar hij is zo aardig, werpt ze tegen. Zo aandoenlijk, met zijn crêmekleurige petje met zonneklep en daaronder wat grijze plukjes haar.
Dat zijn nou weer vrouwengedachten! Totaal ongeschikt zijn voor je werk, weglopen voor problemen, totale desinteresse om te doen waarvoor je betaald wordt, maar aardig dat hij is! Nee schat, hij gaat er aan, geloof mij maar.
We drinken onze koffie en genieten van een prettige bries die over onze veranda waait, als we na een kwartier wat gemompel uit de woonkamer horen. Nieuwsgierig ga ik eens kijken. Bijna rollen mijn ogen uit hun kassen als ik de monteur weer bezig zie met meten. Wie had daar nou op gerekend? Misschien moet ik mijn mening over hem toch wat bijstellen.
En?, vraag ik vriendelijk belangstellend. Hij kijkt mij vertwijfeld aan. Geen signaal, geen teken van leven, niets. Hij begrijpt er niets van. Ik zeg niets. Er worden wat andere aansluitingen gemaakt, wat connectoren vervangen, maar het resultaat blijft hetzelfde: noppie, nada, naks, niente, nul.
Hij vraagt of ik nog andere aansluitingen in het huis heb. Ik laat hem zien waar de lijn uit de muur komt, als hem iets te binnen lijkt te schieten. Perimenete (wacht)!, roept hij en gaat naar buiten. Even later hoor ik hem in zijn mobieltje staan te schreeuwen. Na een hardgrondig Neh! (Ja!) komt hij weer binnen met een glimlach van oor tot oor. Hij verwijdert alle hulpmiddelen die hij aan de kabels en stekkers had hangen en herstelt de oude constructie. Try, zegt hij, en overhandigt mij de telefoon. Met gerede twijfel druk ik op de belknop en plaats het toestel aan mijn oor. We hebben weer geluid! En internet?, vraag ik hoopvol. Over een paar minuten, zegt hij.
Brilliant!, geef ik hem de credits en steek mijn duim op. Wat er nou toch helemaal mis was gegaan, vraag ik hem.
Het probleem zat hem in de schakelkast mijnheer. Een knop verkeerd omgezet, een verkeerde plug uitgetrokken, noem maar op. Dan legt hij uit dat Otè weer een buslading nieuwe medewerkers in dienst heeft genomen. Schoolverlaters voor wie pa een diploma gekocht heeft. Jongens die dankzij Ome Kalekontos, die toevallig hoog in de boom zit bij Otè, een baantje in de schoot geworpen krijgen. Knapen van wie hun mama in de politiek zit en daardoor grif tot ingenieur gebombardeerd worden en aldus gretig in de gelederen van communicatiemedewerkers opgenomen worden.
Deze jongens worden, niet gehinderd door enige kennis, door hun manager liefdevol bij de schouder gevat en achter een schakelpaneel gezet. Als hij ziet dat ze toch een beetje onwennig naar alle knopjes, lampjes en handles kijken, knijpt hij ze eens speels in de wang en roept vrolijk: Jullie komen er wel uit jongens? Niet aan dát knopje zitten, daar zit mijn eigen aansluiting achter. Maar verder maakt het niet uit. Veel plezier ermee en een fijne werkdag hè? Om drie uur mogen jullie naar huis.
Daarna wandelt hij voldaan naar zijn kantoortje, drinkt zijn laatste restje koffie en gaat verder met de beursberichten lezen.
Aldus het hoofdschuddende relaas van de Otè-medewerker, die met een simpel telefoontje onze bijna twee weken durende ballingschap oploste.
Ik vraag hem hoe hij heet. Vangelis, zegt hij breed glimlachend. Ik woon hier in de buurt, zegt hij er achteraan. Ik sla hem broederlijk op de schouder en bedank hem hartelijk. Alleen met de uiterste wilskracht weerhoud ik mezelf om dat tientje uit mijn broekzak te trekken en aan hem te overhandigen.

dinsdag 16 juli 2013

Klachtenbehandeling



Het was de negende juli 2013 dat een van de ‘technici’ van Otè, de Griekse KPN, besloot een draadje door te knippen, waardoor wij plotseling zonder telefoon en internet kwamen te zitten. Weer een tevreden klant, moet de man gedacht hebben en is daarna ongetwijfeld snel naar een kaffeneion gereden om zich innig tevreden aan buitensporig alcoholgebruik over te geven. Want het is goed rusten na een dag hard werken.
Wie hij, behalve zichzelf, nog meer blij gemaakt heeft met deze actie zal voor altijd ongewis blijven, op onze sympathie kon hij in ieder geval niet rekenen. Vooral het internet is voor ons namelijk van vitaal belang. En dus ben ik bij de buurman gaan bellen, in de wetenschap dat dit wel eens een zeer frustrerende periode kon worden.
Nou, daarin werden wij inderdaad niet teleurgesteld. Een week, tientallen telefoontjes en evenzovele beloftes later zitten we nog steeds hopeloos zonder. Je voelt je als een pingpongbal, zo ben je heen en weer gestuurd tussen allerlei afdelingen, kantoren en instanties. En dan knallen er op den duur allemaal ideeën, beelden en visioenen door je razende kop heen waar je soms wel eens van schrikt. Want je wist niet dat je zoveel agressie, woede en wreedheid in je had!

Net wil ik koffie gaan zetten, als de bel gaat. Aangezien ik zonder internet werkeloos ben, drink ik wat vaker koffie, voornamelijk om te voorkomen dat ik alcoholist word. Dat zou toch teveel eer voor Otè zijn.
Ik open de deur en zie een kleine man van halverwege de vijftig, veel te dik en redelijk onverzorgd. Zijn vriendelijke varkensoogjes liggen diep in zijn opgezwollen, ongezond rode kop, als krenten in een oliebol. Op zijn overhemd zijn nog sporen van een vette hap te ontdekken.
Hij ademt zwaar als hij zich voorstelt als Spiros van de Otè, afdeling klachten. Zoals beloofd zou hij even langs komen om een en ander uit te leggen en recht te zetten. Nou, die belofte is dan langs mij heen gegaan want ik zou gebéld worden door de klachtenafdeling van Otè. Maar ik laat mijn ongenoegen niet merken en vraag hem binnen.
Eenmaal binnen kijkt Spiros even goedkeurend om zich heen en laat zich dan neerploffen op onze bank. Met de mouw van zijn overhemd veegt hij het zweet van zijn voorhoofd, mij ondertussen complimenterend met de zacht snorrende airco. Ik vraag hem of hij trek heeft in koffie. Dat heeft hij, dus vul ik wat water en koffie bij en zet het apparaat aan.
Als ik eenmaal tegenover hem zit, vraagt hij wat mijn probleem nu helemaal is. Dus wijs ik erop dat wij inmiddels al ruim een week zonder telefoon - en dus internet - zitten en hoe rampzalig dat in onze situatie is. Hij hoort mijn tirade welwillend glimlachend aan. Als ik uitgeraasd ben, zegt hij: ‘Only one week?’
Ik barst bijna uit mijn voegen, maar hij lijkt het niet te merken. Hij begint geduldig uit te leggen hoe de situatie bij Otè momenteel is. Veel nieuwe technologie, met alleen maar oud materieel. Heel veel nieuwe aanvragen, maar helaas weinig mensen met een fatsoenlijke opleiding. Zijn monteurs hebben veel noten op hun zang, maar weinig kennis van zaken. En noem maar op.
Hij krijgt het als klachtenmanager allemaal op zijn bordje, begrijpt u mijnheer? Als iemand toch maar eens wilde weten hoe moeilijk zijn bestaan was. Om zijn klaagrede kracht bij te zetten, wist hij met de vlakke hand nogmaals zijn voorhoofd droog en veegt die daarna af aan zijn broek.
Ik antwoord dat ik meevoel met hem, maar dat daarmee mijn probleem niet verholpen is. En, vul ik aan, dat ik mij niet aan de indruk kan onttrekken dat het niemand ene zak lijkt te interesseren of mijn probleem wordt opgelost of niet. Hoofdschuddend hoort hij mij aan.
‘You’re right sir, nobody gives a shit’, zegt hij. Hij pakt een tijdschrift van tafel en wappert zichzelf wat extra koelte toe. Ik sta op en loop naar de keuken om koffie in te schenken.
‘And how about you Spiros?’, vraag ik. ‘Do you give a shit?’
Hij lacht een merkwaardig gorgelende lach die een beetje aan een pruttelend koffiezetapparaat doet denken. ‘Well, to be honest with you sir, no, I don’t give a shit either’.
Vanuit de keuken zie ik hoe hij zijn zware lijf iets verzet op de bank om zijn zakdoek uit zijn broekzak te peuteren. Deze inspanning kost hem zoveel moeite dat het zweet hem direct uitbreekt. Hij begint zijn voorhoofd tenminste driftig te deppen met zijn zakdoek. Ik vraag hem wat hij dan eigenlijk komt doen.
‘It’s my job sir, listening to your complaint. That’s all I can do for you’, legt hij geduldig uit. ‘No more, no less’. Hij propt zijn zakdoek weer waar hij vandaan kwam. ‘I only have to work for two more years and then I will retire, thank God’, waarna hij een kruis slaat.
Geruisloos open ik na de laatste opmerking het gootsteenkastje, grijp blindelings het meest voor de hand liggende flesje met reinigingsmiddel – later zal ik ontdekken dat er een doodskop op staat - en giet een flinke scheut in zijn koffiebeker. ‘Sugar and milk?’, vraag ik. ‘Please sir’, beaamt hij. Het kan er nog net bij.
Ik serveer de koffie en neem tegenover hem plaats. Hij begint een geanimeerd betoog over wat hij allemaal gaat doen als hij eenmaal met pensioen is. Het leven wordt een groot feest voor Spiros, reken daar maar op. Terwijl ik quasi geïnteresseerd luister en mijn koffie met kleine slokjes drink, blijft de zijne onaangeroerd. De Griek drinkt zijn koffie het liefst koud en Spiros vormt daar geen uitzondering op. Net komt hij aan het besluit van zijn zonnige toekomstverwachting, als hij zijn beker oppakt en snel achter elkaar een paar flinke slokken neemt.
Merkwaardig hoe het volgende moment zich als in vertraging voor mij lijkt af te spelen. Ik zie hem nog heel beheerst de beker weer op tafel zetten, voorzichtig om toch maar niet te morsen of de boel stuk te maken. Dan verandert zijn rode gelaatskleur naar diep paars, terwijl een ader  ter grootte van een flinke regenworm zich aftekent over zijn voorhoofd. Zijn ogen ploppen bijkans uit hun kassen terwijl zijn mond zich opent in een machteloos gebaar om zijn wanhoop en pijn uit te schreeuwen. Hij produceert slechts een vaag gereutel en gerasp. Zijn mollige handen, de vingers krampachtig gekromd, grijpen naar zijn borst, als in een poging zijn hart er uit te scheuren, terwijl zijn hoofd achterover slaat. Dan zakt zijn lichaam, schijnbaar plotseling ontspannen, in elkaar en ontsnapt er uit zijn mond een langgerekte zucht. ‘Ahhh’.
Als in een film zie ik de hele scene, die waarschijnlijk minder dan vijf seconden duurde, aan mij voorbij komen. Met een kalmte die mijzelf verbaast, vraag ik aan Spiros of het gaat. Geen antwoord. Ik ben niet verrast, zijn gezicht is net zo paars als dat van een gehangene. Zijn lippen zijn vertrokken in een afschuwelijke grimas, als van een geslachte koe.
Ik kom kalm overeind, loop om de tafel heen en voel de pols tussen een protserige imitatie Rolex en zijn hand. Niets, geen enkel teken van leven. Tussen zijn driedubbele kin zoek ik naar enige ritmische beweging, maar mijn moeite is vergeefs. Het ziet er naar uit dat Spiros zijn toekomstplannen moet bijstellen.
Met een rust die doet vermoeden dat ik vaker dergelijke karweitjes afhandel (wat niet zo is), overdenk ik de situatie. Zal ik Otè bellen dat hun geliefde klachtenmanager tijdens de uitoefening van zijn werk, dat hij met zoveel overgave deed, is overleden? Nee, ik kan niet bellen! Dan rest mij niets anders, concludeer ik nuchter, en ik begin zijn lichaam van de bank te trekken voordat hij met de inhoud van zijn darmen mijn bekleding ruïneert.

Misschien heb ik teveel maffiafilms gezien, maar ik heb heel doelbewust alle sporen, voor zover die er waren, van Spiros’ aanwezigheid in ons huis verwijderd. De halve kop koffie heb ik in de gootsteen gekieperd, waarna ik de mok grondig reinig. Zijn lichaam heb ik zo snel mogelijk naar de koele studio onder ons huis gesleept en in plasticfolie gewikkeld. Alles waarmee hij in aanraking gekomen is, heb ik met een droge doek van eventuele vingerafdrukken ontdaan.
’s Avonds na zonsondergang heb ik zijn lichaam met veel moeite, hij woog ruim honderd kilo schat ik, naar zijn auto versleept en in de kofferbak gepropt. Dat viel heel niet mee, want die Japanners bezuinigen op niets behalve op kofferbakruimte.
In het holst van de nacht heb ik Spiros met auto en al de Ionische Zee in gereden, op een plaats waar het strand licht aflopend de zee in gaat, waarna het al snel dieper wordt. Nog even heb ik de wagen nagekeken om mij er van te vergewissen dat die zou zinken. Honderd meter verderop was de wagen nog steeds gedeeltelijk zichtbaar en begon ik mij zorgen te maken dat die niet zou zinken. Maar toen ineens ging de wagen met een flinke zucht de diepte in. Ik heb Spiros een goede reis gewenst en ben naar huis gegaan, waar ik nog een lekkere borrel genomen heb alvorens te gaan slapen.

Als ik de volgende ochtend wakker word, ligt Mirjam mij aan te kijken. ‘Je ziet er tevreden uit,’ zegt ze, ‘gelukkig, zou ik bijna zeggen’.
Ik kus haar op de mond en antwoord: ‘Vanacht heb ik toch zo heerlijk gedroomd!’

zaterdag 1 juni 2013

Het geheimzinnige land

Omdat ik onlangs een samenwerkingsverband heb gesloten met een travel agent op Corfu, moet ik al hun excursies doen. Ze willen namelijk mooie foto’s hebben en soms lukt het mij er een te schieten. Goed voor hun en goed voor mij, want ik zet alle excursies natuurlijk op Green Island, dus extra content. Een win-win situatie.
Dus koos ik deze keer voor een excursie naar Albanië. Over dit geheimzinnige landje, buurman van Griekenland en op een steenworp afstand van Corfu, is niet heel veel bekend, dus ik wilde het graag eens ontdekken. Bestemming is de historische stad Butrint.

Als we eenmaal naar Agii Saranda onderweg zijn met de Santa III, een van de zogenaamde Dolphin-boten van Ionian Cruises, wordt al snel duidelijk dat ook deze keer het weer weigert zich van zijn beste kant te laten zien. Het is grauw, grijs en zwaar bewolkt, zo ver het oog reikt. Dat merkwaardige verschijnsel doet zich dus ook voor tijdens de derde excursie die ik voor Messonghi Travel Center maak. Grrrr, het lijkt wel of er een vloek op mijn uitstapjes rust. Naar Meteora hebben we zelfs nog even zware regen meegemaakt en was het zeker geen fotoweer. Naar Paxos bleef het dan wel droog, maar mooie blauwe luchten afgewisseld met hier en daar een lieflijk wit wolkje zat er ook toen niet in. De derde excursie (naar Albanië dus) werd een week eerder afgeblazen vanwege noodweer. En bij de vierde poging, eind mei nota bene, is het weer uien! Onbegrijpelijk en zeer frustrerend. Het weer in Europa is flink van slag.

Maar ik laat me niet kennen, we gaan er gewoon het beste van maken. Komt bij dat ik zo vaak mee mag als ik wil, zolang er maar mooie foto’s komen. Nou, lukt dat vandaag niet dan toch een volgende keer.
Agii Saranda, kort gezegd Saranda, is de dichtsbijzijnde haven van Albanië. Als ik voet aan land zet, wordt duidelijk dat Saranda niet die mooie plaats is die het lijkt als je het vanaf Corfu ziet. Vanuit de verte ziet het er imposant uit, van dichtbij wordt pijnlijk duidelijk dat de meeste investeerders zich niets gelegen hebben laten liggen aan architectonische hoogstandjes. Wat een verzameling smakeloze blokkendozen bij elkaar zeg! Allemaal zeer dicht op elkaar gebouwd, lijken ze elkaar te verdringen voor een beetje zeezicht.
Als we eenmaal met de bus door de stad rijden, wordt dit idee versterkt. Grote delen van de stad lijken op een enorme bouwval. Overal onvoltooide appartementecomplexen, vervallen hotels, lijken van flats, bouwputten en afval. De stad is zo’n lelijk ettergezwel geworden dat zelfs de Albanese overheid inmiddels in de gaten heeft dat het zo niet langer kan. Er zijn grootse plannen om de stad een grondige opknapbeurt te geven, maar het benodigde geld ontbreekt. Nou ja, als de wil er maar is.
Oorzaak van de wildgroei aan vakantieaccommodatie ligt in de vroege jaren 90, toen de democratie schoorvoetend vorm aannam. Vrije handel was ineens mogelijk, iets wat enkele jaren daarvoor nog voor onmogelijk werd gehouden. Veel Albanese vluchtelingen zagen hun kans schoon om rijk te worden aan het opbloeiende toerisme. Velen stuurden vanuit het buitenland geld naar achtergebleven familieleden met de opdracht een hotel te bouwen.
Nou, dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Er werd een stuk grond afgepaald - wie het eerst kwam eigende zich gewoon een perceel toe - en begon palen de grond in te rammen. Vaak niet gehinderd door enige kennis van bouwkunst, architectuur of toerisme werden miljoenen kubieke meters beton tot ‘vakantieoorden’ gevormd.
Overal in, op, onder en tussen de onafgemaakte gebouwen staan oude wrakken van auto’s en opeenhopingen van bouwmateriaal en puin. Bij elk betonnen monster dat we passeren, en dat zijn er een paar, moet ik onwillekeurig denken aan de titel van Fassbinders omstreden toneelstuk Het vuil, de stad en de dood.
Maar dan laten we Saranda achter ons en opent zich een mooi landschap enerzijds en enkele kleine dorpen aan de rechterkant. Ook in deze nederzettingen overheerst de armoede en het verval. Waar je ook kijkt, overal zijn bouwvallen te zien. Zelfs zie ik een huis dat in zijn geheel voorover gevallen is. De pilaren waarop het gebouwd werd, hebben het waarschijnlijk begeven en het huis is op zijn kin gevallen. Er moet wel iets goed gegaan zijn tijdens de bouw want het huis is niet in tweeën gebroken, zoals je zou verwachten.
De gids, een trotse Albanese die breedvoerig en enthousiast vertelt over de ontwikkelingen in haar vaderland, legt uit dat de overheid zich inmiddels bemoeit met de horizonvervuiling. De bemoeienis bestaat erin dat veel betonnen skeletten ondersteboven getrokken worden. Inderdaad komen we onderweg verschillende ingestortte en geknakte huizen tegen. Hoezo recycling?
Toch is de weg waarover we ons begeven best goed. Netjes geasfalteerd en met een opstaande betonscheiding die moet voorkomen dat rotsen en andere obstakels uit de bergwand op het baanvak terecht komen. Dat werkt niet overal even goed, aan de vele rotsblokken op de weg te zien. Komt nog eens bij dat we regelmatig loslopende koeien langs de snelweg passeren. De omstandigheden zijn dermate gebrekkig dat zelfs de buschauffeur langzaam rijdt. Om daar in donker te rijden lijkt mij een hele uitdaging.

Butrint ligt niet heel ver van Saranda want na slechts een half uurtje bussen stappen we uit bij dit bekende schiereiland met de historische vondsten. We worden gelijk belaagd door Albanese kinderen die graag hun hele voorraad kettinkjes, armbanden en andere snuisterijen willen slijten. Een ding wordt snel duidelijk, they don’t take NO for an answer. Ik heb een meisje van een jaar of tien en een iets jonger jongetje aan mij vastgekleefd. Ze zijn vasthoudender dan zeepokken. Tot mijn verbazing spreken beiden heel behoorlijk Engels. Het meisje is een schoonheid in de dop en ik koop een armbandje van haar, op voorwaarde dat ik een foto van haar mag maken. Dat vindt ze prima en zowaar verruilt ze haar zakelijk zorgelijke blik even voor iets dat voor een glimlachje door moet gaan. Ze poseert zelfs een beetje voor me.
Maar dan moet er gewerkt worden en even later heb ik het heiligdom voor Asclepius, de god van de geneeskunst, in mijn zoeker. Een prachtig gebouw, erg mooi gerenoveerd. Dat mag ook wel, er zijn heel wat EU-centen gespendeerd om Butrint tot de toeristische attractie om te toveren die het nu is. De zeer oude overblijfselen van onder andere een theater (3e eeuw voor Christus), het Romeinse stadhuis (5e eeuw), een vroeg-Christelijke kerk genaamd The Great Basilica uit de 6e eeuw, een prachtig Venetiaans kasteel dat in de middeleeuwen gebouwd werd, en verschillende andere oudheden zijn alle van grote schoonheid.
Geheel volgens de verwachting raak ik al snel de groep kwijt en op een tweesprong weet ik niet welke kant ik op moet om weer aan te haken. Gelukkig zit daar een niveau hoger Johnny Warrander, een Schotse Schilder die de prachtige omgeving in verf probeert te vangen. Hij weet mij te vertellen welke kant ik op moet. Met die geruststelling op zak neem ik de tijd om met hem een praatje te maken over de zin en onzin van het leven. Ook de verschillen tussen Corfu en Albanië en de overeenkomsten tussen Schotten en Nederlanders en andere belangrijke zaken komen aan bod. We kennen elkaar al jaren. Lijkt het.
Maar dan moet ik toch echt verder want ik wil niet terug lopen naar Saranda. Tijdens de vorige excursies heb ik al een bedenkelijke reputatie opgebouwd door telkens hijgend en bezweet als laatste weer bij de bus terug te keren en ik wil niet al te rolbevestigend bezig zijn. Voor je het weet besluiten ze niet meer op mij te wachten en zie je nog net de rokende achterkant van de bus uit beeld verdwijnen.
Ik ben dus voorbeeldig op tijd, al wordt wel direct na mijn verschijnen het vertreksein gegeven.

Na een heerlijke lunch, je zou het ook zomaar diner kunnen noemen, worden we naar het centrum van Saranda gebracht. Daar mogen we nog ruim anderhalf uur zoek brengen alvorens we weer scheep naar Corfu zullen gaan.
Nu was het al opgevallen dat de helft van het wagenpark van Albanië bestaat uit .... Mercedessen. Jawel, het straatbeeld in het zeer arme Albanië wordt bepaald door de auto met de driester. Al moet gezegd worden dat, op een uitzondering na, de meeste een vooroorlogs bouwjaar hebben. Ik besluit er een aantal te fotograferen en binnen de kortste keren zit ik op dertig Mercedessen, de nieuwere niet meegeteld. Alleen in Duitsland rijden er meer, vermoed ik.

Op de terugweg richting ons comfortabele Corfu mag ik op de brug plaats nemen. Desgevraagd vertelt een van de twee stuurmannen mij dat we met een vaart van ruim 30 knopen – bijna 60 kilometer – de wateren van de Ionische Zee doorklieven. Vanwege de speciale bouw van deze zogenaamde Dolphin-boten, met een soort van vleugels aan weerszijden van de boot, gaan we met de gang van de brandweer op de haven van Kerkyra af. Net als bij een speedboot ligt alleen de achterkant in het water, en dat met ruim 130 mensen aan boord!
De stuurman legt uit dat de voorkant van de boot meer dan anderhalve meter boven het water uit steekt. Ik voel mij bevoorrecht. Bevoorrecht en verheven.

donderdag 23 mei 2013

Met de muziek mee



Wij zijn in aanraking gekomen met de politie. Met de Nederlandse politie nog wel, op Corfu! In groten getale, met een man of 80, waren ze in vol ornaat uitgerukt om eenmaal boven Corfu de landing in te zetten. Gelukkig niet om enkele openstaande boetes te innen of ons met traangas, handboeien en taser tot rede te brengen. Dan was een man of tien wel genoeg geweest, dwars als ik kan zijn.
Nee, dit bataljon gezagsdragers kwam hier in de verschijning van het Nederlandse Politie Orkest. En dan niet om hier uitgebreid de lekkere warme stranden en het mooie binnenland van Corfu te ontdekken. In tegendeel, er moest gewerkt worden! In het kader van de vriendschappelijke banden tussen Nederland en Griekenland werd er een mini-toernee gehouden door het orkest, waarbij verschillende locaties op Corfu zouden worden aangedaan. Vanwege de uitstekende acoustiek besloten wij de uitvoering in het theater te bezoeken.

Geheel naar de tradities en gewoontes van de Grieken duwen wij bijna een half uur na de aangekondigde aanvangstijd de deuren van de imposante theaterzaal open. Alle aanwezigen zijn nog geanimeerd met elkaar in gesprek of begeven zich opgewekt door de gangpaden. Op het podium is nog geen sterveling te bekennen. Wel lopen er door de zaal heel wat geuniformeerde agenten rond, allen beducht op een misstap van een der aanwezigen. Maar het is tekenend voor de goede sfeer dat er niet een bij is die met een gummiknuppel zachte klapjes in zijn hand geeft ter voorkoming van ongeregeldheden. Ik verwacht eigenlijk elk moment aangehouden te worden met de vraag mijn ID te tonen en of ik gedronken heb. Op beide vragen zou ik met nee moeten antwoorden.
Wij hebben nog ruimschoots de tijd om een mooi plekje te zoeken en van gedachten te wisselen met enkele landgenoten en andere muziekliefhebbers.
Maar dan worden alle aanwezigen verzocht hun plaats in te nemen. Het orkest is reeds geïnstalleerd, het wachten is slechts op de dirigent. Als die onder luid applaus heeft plaatsgenomen op zijn verhoging, kan het spektakel een aanvang nemen.

Wat een wonderlijk gezicht als het orkest eenmaal begonnen is met musiceren. Alle muzikanten zijn in full regalia, oftewel met de bekende blauw gebiesde broek, daarboven een maagdelijk wit overhemd met daarop de gouden epauletten en het embleem van de Nederlandse politie fier op de borst. Het geheel wordt correct gecompleteerd met een strak geknoopte stropdas. Gezien de aangename temperaturen op Corfu maalt er niemand om dat colbert en strenge pet in het koude Nederland achtergelaten zijn.
De hulpmiddelen die een straatagent normaliter ten dienste staan tijdens de uitoefening van zijn taak, zoals fluit en gummiknuppel, waren vervangen door respectievelijk blaasinstrumenten of percussiemiddelen. Aan het enthousiasme waarmee een boomlange agent de zware pauken beroerde, was duidelijk waar te nemen dat hij zich in het mooie theater van Corfu ontspannen kon laten gaan. Dit in tegenstelling tot wanneer hij zijn ronde doet door enkele achterstandswijken in de grote steden, waar de slagkracht van zijn gummiknuppel, soms tot zijn spijt, tot een minimum moet worden beperkt.
Ook de volharding en overgave waarmee een blonde klarinettiste op haar gouden instrument zat te blazen, maakte alle aanwezigen duidelijk dat in de muziek haar werkelijke roeping ligt en niet bij het terugfluiten van raddraaiers en ander gespuis.
Bereiken ons via de media nog wel eens berichten dat er tussen de verschillende geledingen bij de Nederlandse Politie een surplus aan onmin en onenigheid is, dat zich uit in een schrijnend  gebrek aan samenwerking, was daar op die zwoele avond in het Dimotiko Theatro Kerkyras niets van te merken. Als een eenheid gekomen, werkten alle afdelingen van het orkest onder leiding van de bevlogen dirigent harmonieus met elkaar samen, ongeacht rang, stand of divisie.
Het geboden programma daarentegen was zeer gevarieerd en divers. Van de zware klassieke werken tot de meer populaire jongens als Marquez en Hadzidakis, maar ook een medley van Elvis werden alle soepel ten gehore gebracht. Speciaal voor de Nederlandse aanwezigen werd zelfs een register van Nederlandse evergreens opengetrokken. Alle aanwezigen zongen vanzelfsprekend mee met onvergetelijke nummers als Boer er ligt een kip in ‘t water, Van voor naar achter, van links naar rechts, Klein klein kleutertje, Ik zag twee beren en andere onsterfelijke Hollandse Hits.

En zo genoten twee totaal verschillende nationaliteiten op deze gedenkwaardige avond van een kleurrijk vuurwerk van hoge kwaliteit, schoonheid en variëteit. Het ene moment sierde een lieflijk bloemfonteintje in de vorm van een triangel het muzikale zwerk, gevolgd door een luide zeventigklapper van de drummer. Dan weer kietelde een frêle belletje onze oren, om vervolgens afgewisseld te worden met de zware kanonslagen van bombardon en basdrum.
Wat opviel was dat er geen strijkinstrumenten als viool en contrabas deelnamen aan het muzikaal vuurwerk. Niet vreemd natuurlijk voor een orkest bestaande uit wetshandhavers. Strijkers zijn immers verboden?