Green Island Blog

maandag 25 februari 2019

Die gastvrije Grieken #2

Wat is het toch altijd heerlijk verpozen in de smalle straatjes van een dorpje als Komianata. De eenvoud en kneuterigheid die je hier overal tegenkomt staan zo in schril contrast met de manier van leven zoals wij die kennen in bijvoorbeeld Nederland. Ik kom altijd graag in plaatsjes als deze, voel mij er bijzonder op mijn gemak. Domweg gelukkig ook, want ik heb weer een serie mooie kiekjes gemaakt. Maar aan al het goede komt een eind, ik moet hoognodig mijn vriend Panos gaan bezoeken want het begint al te donkeren.
Niet dat Panos op de hoogte is van mijn komst. De doorsnee Griek houdt niet van afspraken maken. Hij is meer van het spontane. Een agenda is een handig boekje waarin je de maten van een nieuw te timmeren raamkozijn kan noteren, of zelfs het telefoonnummer van een goede vriend. Maar om daar afspraken in op te schrijven, compleet met datum, tijd en locatie, dat dan weer niet.
En dus bekruipt mij de gedachte dat hij wel eens niet thuis zou kunnen zijn, als ik zijn voordeur gesloten vindt. Ook niet erg, het is vrijdag laat in de middag, niet ver verwijderd van het tijdstip dat Mirjam en ik normaal het weekend inluiden met een drankje en wat te knabbelen erbij. Voor de zekerheid klop ik nogmaals op zijn deur, maar ik houd rekening met een stille aftocht.
Dan hoor ik een stem achter mij die wat in het Grieks roept en ik draai me om. Een wat oudere Griekse man, op zijn ronde door het dorp. Op mijn vraag of hij Engels spreekt (Milaste Anglika?) knikt hij en hij vraagt wie ik zoek. Ik vertel hem dat ik voor Panos kom, maar dat hij waarschijnlijk niet thuis is. De man lacht en zegt dat ik voor het huis van Panos’ dochter sta. Hijzelf woont hier, wijst hij op het naastgelegen huis.
‘He is sleeping now, but I will wake him up!’, zegt hij vrolijk, en begint met zijn vuist op de houten deur te beuken. Ik probeer zijn enthousiasme te temperen door te zeggen dat ik een andere keer wel terug kom. Dat is voor de goede man aanleiding nogmaals een roffel op de deur te geven, harder nu, ondertussen luidkeels 'Panos, Panos, xypna!' (Panos, wakker worden) roepend.
Ik ben enigszins verlegen met de situatie. Inmiddels moet het hele dorp wakker zijn van de pogingen om Panos uit bed te krijgen. De beukende buurman wordt door dergelijke kleinzielige gedachten blijkbaar niet gehinderd. Hij wil net een nieuwe aanval op de deur inzetten als er gekreun vanachter de solide deur klinkt. ‘Nai, poios eínai ekeí’ (Ja, wie is daar)? De man ratelt wat in rap Grieks en vraagt dan mijn naam. Na het verstrekken van die informatie gaat de deur langzaam open en verschijnt het slaperige hoofd van Panos om de hoek, de haartjes flink in de war. Zijn ogen gaan van slaperig naar wijd open wanneer hij mij herkent en verschijnt in volle gedaante vanachter de deur. ‘Dick, come in!’, roept hij verrast. Hij is slechts gehuld in een t-shirt en een pyamabroek. De man die hem gewekt heeft, kijkt mij triomfantelijk aan en vervolgt tevreden zijn weg, terwijl ik mij vervoeg bij Panos.

Terwijl Panos de smalle trap in zijn woonkamer beklimt om snel een broek aan te schieten, kijk ik om mij heen in de leefruimte van een kunstenaar. Zoals te verwachten helemaal behangen met schilderijen, er is bijna geen plaats onbedekt. Dat maakt toch geen verschil, want ook de muren zijn decoratief beschilderd. Op een grote professioneel uitziende ezel staat een doek nog in de maak. Her en der liggen enkele schildersattributen al of niet te drogen.
Dan komt de maestro naar beneden en het eerste dat hij doet is mij omhelzen en mij een dikke zoen op beide wangen geven. Toen wij hier nog niet zo lang woonden, had ik daar enige moeite mee, maar inmiddels ben ik eraan gewend en zie ik er een teken van grote genegenheid in.

Als bij toverslag staan er ineens twee glaasjes tussen ons in op tafel en een fles tsipouro binnen handbereik. Daar gaan we weer.
Panos toont mij zijn laatste werken, waarvan ik er een paar voorbij heb zien komen op Facebook. Hij heeft enkele fraaie portretten geschilderd van Lafcadio Hearn (1850-1904), een Griek die opgegroeide in Japan en ook luisterde naar de naam Yakumo Koizumi. Ook de moeder van Lafcadio is in verf vereeuwigd, een streng ogende dame, dat kan je zo zien. Maar toch heeft ze ook een gevoelige kant, getuige een traan die uit haar rechteroog biggelt.
Panos vertelt honderduit over Hearn/Koizumi en zijn andere ontwerpen. Het verveelt geen moment, hij brengt zijn verhalen met veel enthousiasme. Het lijkt wel of hij een persoonlijke band heeft met de personen die hij in verf weergeeft.
Praten over kunst maakt dorstig, dat is algemeen bekend, dus schenkt hij ons nogmaals in. Maar van die lading alcohol geraak je spoedig overvol, dus antwoord ik gretig bevestigend als hij vraagt of ik er wat bij te eten wil. Ik verwacht een paar blokjes feta, enkele moten tomaat, een paar olijven en wat salami, wat het fantastisch doet bij de borrel. Dat komt inderdaad op tafel, maar ook zet hij een pan met water op en begint pasta te koken. Ik probeer hem van zijn voornemen af te brengen door te zeggen dat ik maar een onaangekondigde gast ben die geen aanspraak op een maaltijd kan maken.
Dat is geheel volgens de verwachting tegen dovemansoren gezegd. Panos maakt dat op de Griekse manier duidelijk, door de handen met de handpalmen naar voren tot schouderhoogte te heffen, het hoofd in de nek te gooien en de ogen te sluiten, waarna met beide wijsvingers een ruitenwisserbeweging gemaakt wordt. Je bent mijn gast en daar zorgen we voor, of je het wilt of niet. This is Corfu!

Later zit ik aan een bord pasta met kaasstrooisel en snippers ham, terwijl mijn gastheer nog eens inschenkt. In de wetenschap dat het geen zin heeft om te weigeren, laat ik mij de onverwachte maaltijd goed smaken om zo een ondergrondje te maken en aldus te voorkomen dat ik straks zo lam als een aap de auto instap. Ondertussen verzin ik een list. Ik moet gewoon heel rustig aan doen met die borrel, want zodra de bodem van mijn glas alleen maar in zicht is, vliegt Panos’ hand alweer naar de fles.
Dat werkt goed, het tempo gaat omlaag. Met een beetje goede wil houd ik de schade beperkt tot drie borrels. Als geoefend tsipouro drinker moet ik de weg naar huis zonder problemen kunnen vinden.
Bij de laatste hap zeg ik tegen Panos dat het tijd is om te gaan. 'Already?!”, roept hij. 'You don’t want more pasta?'
Ik imiteer het Griekse Nee-gebaar. Met succes, hij lacht, maar dringt niet langer aan. Maar dan toch nog wel even een klein glaasje? Ik kan er niets aan doen, moet lachen, en schud blijkbaar niet streng genoeg nee. 'One for the road', zegt hij terwijl hij de glazen nog eens bijvult. Ik zucht onhoorbaar en rol voor de vorm met mijn ogen.

Als we later aan de deur afscheid nemen en ik mij op het smalle steil aflopende paadje naar mijn auto begeef, zwaait hij mij uit tot ik veilig beneden aan de doorgaande weg ben. 'Drive carefully', geeft hij mij nog mee alvorens hij de deur sluit. Heerlijke mensen.

zaterdag 23 februari 2019

Die gastvrije Grieken #1

In de zomer van 2018 kreeg ik van een Griekse Facebookvriend een personal message, geheel in het Grieks opgesteld. Ik kende de man, ik nam tenminste aan dat het een man was, in het geheel niet. Hij/zij noemde zichzelf PS Mavro en daar moest de virtuele wereld het maar mee doen. Omdat hij/zij veel van mijn foto’s ‘like’te, besloot ik het bericht door Google Translate te halen en ontdekte dat het een uitnodiging was.
Op mijn vraag wat de uitnodiging precies inhield, kwam een vaag antwoord. ‘Kom maar gewoon en neem wat zoets mee’, was alles dat ik te horen kreeg. Normaal gesproken zou ik dan direct afhaken, wantrouwig als je tegenwoordig moet zijn vanwege dergelijke ‘vriendelijkheden’ op internet. Maar iets in deze uitnodiging zei me dat hier geen sprake was van een dubbele bodem.
Omdat Mirjam ook getriggerd was, toen ik haar vertelde van de ongewone boodschap, besloten we de gok te nemen en gewoon te gaan. Lang verhaal kort, we hebben een fantastische avond gehad. Het gezelschap bestond uit een kleine twintig man, waarvan we nog nooit iemand ontmoet hadden.
Zoals te doen gebruikelijk op Griekse feesten, werd de feestvreugde vergroot met het nuttigen van veel eten en drinken, slechts zo nu en dan onderbroken door lange gesprekken. Veelal met als onderwerp de kunst. Of het nu ging om kook- of schilderkunst, fotografie, dichtwerk, of muziek, de stilte van de zwoele zomeravond was aan ons niet besteed. Niet vreemd, met een aantal kunstschilders, een bekende kok en een gesjeesde fotograaf. Pas in de kleine uurtjes werden handen geschud en beloftes gedaan om elkaar snel weer te zien.

Belofte maakt schuld. Zeker als die belofte niet gemakkelijk vergeten kan worden. Van Panagiotis (Panos voor vrienden) Mavrópoulos, want zo heette mijn Facebookvriend en gastheer, kregen wij namelijk als afscheidscadeau twee prachtige schilderijtjes. Die staan fier op de schoorsteenmantel te pronken, en telkens weer kijk ik er met genoegen naar. En dan denk ik ook aan de geweldige avond die we hadden en de afspraak nog eens langs te komen.
Dus stuurde ik Panos vroeg in het nieuwe jaar een berichtje dat ik binnenkort even aan zou komen wippen om een tsipourootje te drinken. ‘Wanneer je maar wilt, filè mou (mijn vriend). Ons huis staat altijd voor je open!’, was het antwoord.

Ik zit in de auto op weg naar Komianata, een klein bergdorpje een half uurtje bij ons vandaan. Ik graai achter mijn stoel om mij er van te overtuigen dat ik mijn camera bij me heb. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik ga fotograferen en er on the spot achter kom dat mijn cameratas met alles erin nog thuis staat. Deze keer niet, stel ik tevreden vast. Komianata is, zoals zoveel van die oude bergdorpjes op Corfu, zo pittoresk, dat moet op de gevoelige plaat vastgelegd worden.

Het is net half drie geweest als ik de auto parkeer. Dat geeft mij nog mooi ruim een uur de tijd om wat kiekjes te maken van dit pareltje alvorens ik mij bij Panos zal vervoegen.
Iets verderop zie ik een man een kruiwagen met houtblokken voor zich uitduwen. Stookhout waarschijnlijk, voor veel Corfioten is dat de enige betaalbare manier om hun huis te verwarmen in de winter. Ik volg hem richting een nauw straatje waarvan ik weet dat het naar het ieniemienie dorpspleintje loopt. Ik hoor stemmen vanaf een lager gelegen erf en dan zie ik drie mannen, bezig de kruiwagen met hout te ontladen en op te stapelen. Ik begroet ze met een volleerd kalispera (goeiemiddag) en tegelijk draaien drie hoofden mijn richting op. Gedrieën begroeten ze mij alsof we elkaar al jaren kennen. En of ik toch wel even een foto wil maken?, vraagt de man wiens bovenlip schuil gaat achter een grote borstelsnor. Normaal moet ik er om vragen, dus ik grijp deze buitenkans met beide handen aan en klik.

Na een aantal foto’s bedank ik de mannen en wil verder lopen, maar dat gaat zomaar niet. Want waarom niet even een wijntje met ons gedronken, vraagt de snor, in wie ik de bewoner van het huisje vermoed. Hij is gehuld in een houtbakkersoverhemd en een camouflagebroek, maar ondanks zijn stoere kledij heeft hij een vriendelijke oogopslag.
- Eh, nou, als je toevallig ook tsipouro hebt?
- Natuurlijk heeft hij dat! Is de paus katholiek?
En hij verdwijnt in het huisje terwijl de andere mannen zich voorstellen. De in het zwart geklede man heet Dimitris, de wat kleinere luistert naar de naam Yiannis en lijkt een beetje op Daan Schuurmans. De heer des huizes heet Spyros. Die komt na de voorstelronde net naar buiten met een longdrinkglas in zijn knoestige knuist, voor de helft gevuld met mijn favodrankje. Oeps, dat zijn zeker drie stevige borrels!
Maar de Grieken denken in dit opzicht nu eenmaal in het groot en dus accepteer ik zijn gulle geste beleefd, zij het dat ik mijn bedenkingen uitspreek door Oh Po Poh (Tjonge jonge) te roepen. De mannen lachen, wat meestal gebeurt als ik deze typisch Griekse kreet gebruik.
En we klinken en we drinken, bespreken de toestand in de wereld, en delen informatie uit waar de beste tsipouro te halen. Vanzelfsprekend komt ter tafel waarom ik op Corfu wil wonen, als ik toch ook in het mooie Holland kan verblijven. Het kost altijd wat tijd om dat uit te leggen en voor ik er erg in heb, zijn we een half uur verder. Dan vraagt Spyros of ik zijn moeder wil ontmoeten? Maar natuurlijk wil ik dat! Ik volg mijn gastheer naar binnen, benieuwd wat ik aan zal treffen.

Binnen in het piepkleine huisje zit een stokoude dame aan een kleine tafel koolbladeren los te trekken van een krop. Ik herken haar meteen! Enkele jaren geleden, toen Mirjam en ik het dorpje van de andere kant benaderden, stond zij ons bij de ingang op te wachten. Ze liet ons door maar niet eerder dan na een grondige inspectie van onze antecedenten en bedoelingen.
Ze spreekt geen woord Engels, dus vertel ik haar zoon van onze ontmoeting enkele jaren geleden. Ik weet niet zeker of hij begrijpt wat ik bedoel, en ook de oude dame kijkt vragend naar haar zoon op, vermoedend dat mijn betoog over haar gaat. Spyros schudt echter enthousiast van ja en verklaart een en ander aan zijn moeder. Ondertussen maakt hij van de gelegenheid gebruik om mijn glas bij te vullen. Mijn zwakke verweer dat ik nog foto’s moet maken, wordt afgedaan met een gemompeld Nai nai (Ja ja).
Ik kijk om me heen in de piepkleine woonkamer annex keuken en ontegenzeggelijk hoor ik Wim Sonneveld zingen: ‘Wat leefden ze eenvoudig toen, in simpele huizen tussen groen’. Het ameublement bestaat uit een kleine formica eettafel met twee houten stoelen, een tot op de draad versleten fauteuil en een oude radio op een grenen wandmeubeltje. Enkele planken aan de muur vormen kastruimte, er is een granieten aanrecht met een enkele kraan en een tweepits gasstel. Een elektrisch spiraalkacheltje houdt de temperatuur in de kleine ruimte draaglijk.
Aan de muur hangen zwaar vergeelde foto’s van hen die er niet meer zijn en een wat recentere van een soldaat. Ik herken de nog jonge Spyros, fier vanonder een soldatenpet de lens in kijkend. Ik vraag of ik er een foto van mag maken, maar dat mag niet van de oude dame. Zelf wil ze al helemaal niet op de foto, hoe haar zoon ook aandringt om een kiekje te maken van beiden. Mama is duidelijk nog steeds de baas in huis, ondanks Spyros’ indrukwekkende gestalte, zware lipbedekking en stoere kleding.

Even bukken en we staan weer buiten. Het hout is inmiddels netjes opgestapeld, de kruiwagen staat weer bij de buurman op het erf. Yiannis vraagt of hij mijn glas nog even bij moet vullen, maar dat genereuze aanbod sla ik resoluut af door mijn hand op mijn glas te leggen. I’m a man on a mission!
Ik maak mijn nieuwe vrienden duidelijk dat ik nog even aan de slag moet alvorens ik mij bij hun bovenbuurman Mavropoulos moet melden. Ah, Panigiotis, ook wel Panos genoemd! Wist ik al dat hij een beroemde kunstschilder is?
We spreken af dat we elkaar bij een andere gelegenheid weer zullen zien. Dat kan morgen al, wanneer Spyros in de stad zal zijn om daar bij zijn favoriete bar een neut te drinken en zijn voorraad tsipouro weer op op peil te brengen. Ik beloof niets, maar je weet maar nooit en zo, en gia sou (het ga je goed) en kalo vradi (fijne avond) en een handvol andere afscheidsgroeten.

En dan bevind ik mij, bijna een uur later dan begroot, weer in de stille straatjes van Komianata. Toch nog maar even een paar foto’s maken voordat ik naar Panos loop...

Wordt vervolgd

woensdag 9 januari 2019

Rijkdom


Rijkdom


Tijd is geld, ja toch? Het is een gevleugelde uitspraak in onze drukke maatschappij. We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan, zong Herman van Veen al. Hij spreekt natuurlijk uit ervaring, als populaire artiest met een ongetwijfeld zeer strak schema. En dat alles doen wij voor de machtige euro, de Mammon moet onvoorwaardelijk gediend worden.
De offers die we plegen zijn natuurlijk alleszins de moeite waard. De beloning is tenslotte groot. Je carrière gaat als een komeet, elke drie jaar kom jij, afgunstig gadegeslagen door je buren, de straat inrijden met een nieuwe middenklasser. Je parkeert het nieuwe paradepaard voor de garagedeur van je twee-onder-een-kapwoning, gelegen in een luxe wijk met strak aangelegde plantsoenen, kunstmatige vijvers met rotspartijen en een binnenhaven met hardhouten aanlegsteigers om de Langweerder Sloep of ander kostbaar vaartuig aan te meren.
Gelukkig staat je salaris toe dat je regelmatig een meditatiecoach bezoekt, die voorkomt dat Alpha-, Beta- en Gammagolven jou overspoelen en je een burn-out krijgt. En natuurlijk niet te vergeten een abonnement op de sportschool en jaarlijks op wintersport. We moeten tenslotte regelmatig ontspannen om de batterij opgeladen te houden. Of zoals je manager placht te zeggen, om op tijd te kunnen focussen, punten op je horizon te zetten, in je kracht te staan, en ander bullshitjargon om je maar van de straat te houden. Want tijd is geld maat, dus werken met je donder. Dat is dan wel niet heel manager-achtig uitgedrukt, maar de boodschap komt wel over.
Als je, zoals wij, in een land verblijft waar het allemaal een onsje minder gaat, merk je soms dat een dergelijk levensritme flink ingesleten is bij ons. Ongemerkt blijf je hangen in een razend tempo of vaste gewoonte, waar eigenlijk geen enkele aanleiding voor is. Je denkt nu eenmaal dat het zo hoort, punt uit. Daar werd ik op een dag op gewezen door een geleerde Griek op een bouwvallige bromfiets.

Omdat het water uit de kraan op Corfu doorgaans beter niet gedronken kan worden, of je moet eens spectaculair willen afvallen, ga ik om de zoveel dagen bij het plaatselijke watertapstation onze watervoorraad aanvullen. Omdat wij veel water drinken, het water van het tapstation komt van een hoger gelegen bron en is heerlijk, neem ik altijd zestien lege vijflitervaatjes mee om die te vullen met het hemelse vocht. Met tachtig liter kunnen wij weer een week of twee vooruit.
Je bent er even mee bezig, maar dan ben je voorlopig weer even van dat vervelende karweitje af. En je kan weer ongelimiteerd aan het water. Is de bodem van de watervoorraad na een tijdje weer in zicht, dan laad ik de vaten in en begeef mij naar de watertap.
Nu zijn er maar twee werkende tappunten, de derde kraan is al een hele tijd buiten gebruik. Dus is het zaak om eerste of maximaal tweede te zijn om niet in een wachtrij aan te sluiten. Ik ga dan ook op tijden dat de kinderen op school zitten en hun ouders aan het werk zijn. Toch kan het wel eens voor komen dat er meerdere mensen net iets eerder op hetzelfde idee gekomen zijn. Daar sta je dan, met je zestien vaatjes.
Soms maakt iemand net aanstalten om te vertrekken. Prima als je dan eerste bent in de cue, dan wacht je natuurlijk even. Maar als mijn voorgangers net gestart zijn met vullen van hun imposante hoeveelheid flessen, vaten en tonnen, dan is dat voor mij het teken om mijn vaten te laten waar ze zijn en gas te geven. Linea recta weer naar huis, kom op. Zeker als er ook nog eens een of twee personen in de wacht staan. Dan maar even een paar flessen gekocht bij de plaatselijke minimarkt, we gaan onze kostbare tijd natuurlijk niet verdoen met wachten.

Op een goede dag kwam ik aan bij het tapstation en vond tot mijn grote vreugde niemand voor me. Ik laadde dus mijn zestien vaatjes uit en begon te tappen. Ik had al gezien dat ook de tweede kraan dienst weigerde, dus als er nog iemand zou komen, dan had die pech. Die kwam tachtig liter later weer eens aan de beurt.
Ik heb net het tweede vat vol en spoel het derde om, als er een wat oudere, zongebruinde Griek op een brommertje uit het jaar nul komt aanknetteren. Rokend en puffend komt zijn vehikel aan de stoeprand tot stilstand. Ik zie een enkel plastic vaatje op de treeplank, ik schat een twee- à drielitervat. Hij wenst mij een kalimera (goede dag) en ik groet terug.
Ik ben nog maar net begonnen en schat dat ik nog zeker een minuut of acht a tien bezig ben om alles te vullen. Omdat we maar te gast zijn in zijn land, gebaar ik dat hij zijn werk kan doen en ik wel even wacht tot hij zijn ene vaatje gevuld heeft.
Tot mijn verbazing weigert hij mijn genereuze aanbod door zijn hoofd in de nek te gooien, de onderlip naar voren te schuiven, zijn handen te heffen en met beide wijsvingers ruitenwisserbewegingen te maken. Tijdens deze handeling schudt hij nee met zijn hoofd, dit alles met de ogen gesloten. Duidelijker kan hij het niet maken, ga maar rustig verder met waar je mee bezig bent.
Ik maak nog een gebaar van, weet je het wel zeker, en wijs op de hoeveelheid om mij heen staande lege vaten. Alsof het hem geen enkele moeite kost, herhaalt hij zijn gebaar en gaat, als bevestiging dat hij het meent, schrijlings op de lastdrager van zijn vooroorlogse bromfietsje zitten. Hij diept uit zijn binnenzak een pakje shag tevoorschijn en begint op zijn gemak een sjekkie te rollen. Dat dit een secuur klusje is, blijkt als de brand er pas in gaat nadat ik mijn vijfde vat heb gevuld.
Terwijl ik sta te tappen overdenk ik de situatie. En ik kom tot geen andere conclusie dan dat het briljant is wat deze man doet. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hem, genietend van het zonnetje en de fluitende vogels, zitten op de lastdrager van zijn vervallen vervoermiddel. Als een vorst op zijn troon zit hij daar. Zo nu en dan hartelijk zwaaiend naar een dorpsgenoot, dan weer een praatje aanvattend met een andere voorbijganger.
Hij heeft geen social media nodig om erachter te komen hoe het met zijn vrienden en kennissen gaat. Hij gaat gewoon even water tappen! Behoefte aan een praatje? Hij pakt zijn vaatje, trapt zijn bromfiets aan en vertrekt. Wat een wijsheid, wat een briljante geest!
Hij is niet rijk, lees ik af aan zijn kleding en vervoermiddel. Als hij al rijk zou zijn dan weet hij dat heel goed te verbergen. Maar in tijd gemeten is hij schathemelrijk.

Ik heb mijn voorraad watervaten inmiddels teruggebracht van zestien naar acht. Rome en Keulen zijn ook niet op een dag gebouwd.