Green Island Blog

zaterdag 23 april 2011

Feest!


Snerpend klinkt het politiefluitje door onze nog maar net ontwaakte hersenen. We worden door een driftig gesticulerende agent gesommeerd rechtsaf te slaan. Alleen de hele vroege vogels (woordspeling. De vrienden waarmee we naar het kruiken smijten gaan kijken, heten Vogels) zijn zo bevoorrecht geweest hun auto in de stad te kunnen parkeren. Wij moeten, samen met de rest, de auto elders zien kwijt te raken. Niet vreemd, als een half miljoen mensen zich aangetrokken voelen tot het grootste spektakel van het jaar op Corfu.
Kruiken smijten? Yep, eens per jaar, en wel op de laatste zaterdag van Pasen, worden er op het hele eiland op die speciale zaterdagochtend kruiken naar beneden gegooid. Laatste zaterdag van Pasen, kruiken kapot gooien? Even uitleggen.
De inwoners van Corfu zijn gek op feesten. En als ze een feestje bouwen dan doen ze dat goed. Het toppunt van het jaar is altijd het Paasfeest. Daar trekken de Grieken gewoon ruim een week voor uit. Al moet er eigenlijk gesteld worden dat ze veertig dagen eerder al beginnen met de Vasten, de voorloper van het Grote Feest. Ook dat wordt feestelijk ingeluid en smakelijk gevierd. In de tussentijdse periode zijn alweer enkele kleinere vierinkjes geweest. Maar met Pasen wordt alles, maar dan ook alles uit de kast gehaald. Zelfs de beschermheilige van het eiland, Sint Spyridon (waar de helft van de eilanders naar vernoemd is) wordt van stal gehaald en op de zaterdag voor Pasen voor de ogen van tienduizenden door de stad gesjouwd. Niemand wordt vergeten, ook de bejaarden niet.
Na deze processie is de stad inmiddels volgelopen met mensen in aantal variërend tussen 250.000 tot een half miljoen. Van over de hele wereld komen Grieken en toeristen om dit mee te maken. In economisch betere tijden waren er soms een miljoen mensen op het eiland, heb ik eens gelezen.
Inmiddels moet dus duidelijk zijn dat wij de auto niet meer in de stad kunnen parkeren. Gelukkig weten wij de nodig plekjes en routes in de omgeving en even later parkeren wij aan een heel rustig weggetje, een half uurtje lopen van het centrum.
Onderweg smikkelen we voor Corfu Palace Hotel op het gemak een lekker appelbroodje en zien we al dat het weer heel druk zal zijn. Honderden uitgelaten en vrolijke mensen passeren ons, allemaal in gespannen verwachting.
Even later storten wij ons ook in het feestgewoel. Het is inderdaad gigantisch druk op en om de Espianade, de grootste avenue van Corfu. We besluiten deze keer niet aan de Espianade te blijven, maar ons in de ingewanden van de stad te begeven. Schouder aan schouder wringen we ons door de mensenmassa, op zoek naar een strategisch plekje.
Het is vreselijk druk in de nauwe straatjes, maar niemand is vervelend of brutaal. Ook zwangere vrouwen en dames met kinderwagentjes begeven zich hortend en stotend door de menigte. Het is ons al eerder opgevallen, en ook deze keer ontbreekt het niet: een gevoel van warmte en kameraadschap onder de mensen. Het is feest voor alle mensen. Iedereen lacht en is vriendelijk. Ondanks de gigantische drukte klinkt er geen onvertogen woord. Raddraaiers bevinden zich niet in de menigte.
We worden getriggerd door hoempageluiden die boven het geluid van de mensenzee uitkomen. Even krijgen we de kans om van een afstandje een van de vele korpsen van Corfu glimmend en glinsterend voorbij te zien trekken. Corfu kent een flink aantal korpsen, bezet met trotse Corfioten van klein tot groot en jong tot oud. Allemaal hetzelfde kleurige pak aan. De revers natuurlijk rijkelijk behangen met gouden galons en op de schouders kleurige epauletten. Ook de glimmend gepoetste helmen ontbreken niet en iedere muzikant loopt strak in de pas. Als het moet dan kunnen ook Grieken zeer gedisciplineerd zijn, blijkt maar weer.
Dan wordt het tijd om een plaatsje te bemachtigen, het is inmiddels half elf geweest. Binnen een half uur zal het spektakel losbarsten. Ah, voor de winkelpui van een van de 350 juweliers die Corfu Stad kent vinden we, onder de overkapping gelukkig, een mooi plekje.
In drommen schuiven de mensen, waaronder toch wel heel wat als toerist vermomd zijn, voorbij. Omdat we ons vlakbij Guilfordstreet bevinden, besluit ik een gokje te wagen en te kijken of ik in een van de portieken daar kan komen om wat plaatjes van bovenaf te maken. Na tien minuten schuifelen en stilstaan, ben ik eindelijk aan de overkant van de straat geraakt en zie dat het raam van waaruit ik mooi kiekjes kan maken, zwaar overbezet is. Maar ik ben er nu toch en gok op de medewerking van de Grieken. Na de twee trappen omhoog beklommen te hebben, zie ik een flinke concentratie jeugdige Grieken samengeklonterd voor het grote raam. Zachtjes vraag ik of het goed is dat ik een paar foto’s maak. Als de rode zee voor Mozes opent de groep zich en maakt ruim baan voor de fotograaf. Wat een camera met een flinke toeter al niet doet.
Van bovenaf is goed te zien wat een drukte het is in de smalle straten, uitlopend naar de veel ruimere Espianade. Te midden van de woelige mensenzee staat een zigeunerin met een handkar met kleurig geverfde potten en kruiken. Het baksel gaat grif van de hand en ze doet beste zaken. Merkwaardig idee dat tientallen mensen hier vijf euro voor een kruikje betalen en dat een paar minuten later stuk gooien. Maar goed, elke zot zijn marot.
Op tijd ben ik weer terug onder de veilige luifel en heb nog even tijd om de overburige panden in me op te nemen. Overal hangen felrode doeken uit de ramen, meestal ten teken dat van daaruit met kruiken gesmeten gaat worden. Wat duidelijk mag zijn, op veel van de doeken staan de nodige kruiken en kruikjes al te wachten op hun droeve lot. Achter de kleiwaar staan, ongeduldig, de personen die het spul naar beneden zullen kieperen. Jonge, vrolijk lachende Corfioten die nauwelijks kunnen wachten om het feest te laten beginnen.
De juwelier voor wiens zaak wij staan, een besnorde Griek met een vriendelijke uitstraling, komt bij ons staan. Niet om ons te vragen op te zouten omdat we zijn deuropening en etalage in beslag nemen, maar om wat kruikjes en ander aardewerk uit te delen aan de dames in ons gezelschap. Het moet wel kapot, drukt hij de meiden op het hart.
Dan worden de eerste plonzen water naar beneden gegooid, als een waarschuwing dat het feest zo gaat beginnen. Geen sirene, geen radiowagen of de staatstelevisie die waarschuwt voor onheil, een scheutje water volstaat. Krijg je water op je kop dan weet je dat het nog maar even duurt alvorens de kruik waar het in zat, volgt. De mensen die zich nog op het open gedeelte van de straat bevinden, zoeken snel een veilig heenkomen.
Het is een vreemd gezicht, de bomvolle straten met honderden mensen om ons heen, met de totaal verlaten middengedeelten. Iedereen dromt samen onder de luifels en overkappingen van de winkels, alsof er een enorm noodweer dreigt. Dat idee klopt ook wel.
Dan slaan de eerste kruiken te pletter op het gladde witte plaveisel, gevolgd door een regen van ander pottenbakkerswerk. Een scherf vliegt tegen mijn scheen, dus helemaal veilig ben je niet. Gelukkig heb ik mijn lange broek aan. Ik heb van een bevriende Griek verhalen gehoord over talloze gewonden die met hevig bloedende hoofd- en snijwonden in gereed staande ziekenauto’s afgevoerd werden. Hier valt het alles mee, iedereen is blij en tevreden.
Als het ergste spervuur afneemt, durven de eersten van de samengeklitte mensen voorzichtig hun hoofd vanonder de luifels te steken. Langzaam krijgen we de gelegenheid de enorme puinhoop te overzien. De hele straat is bezaaid met potscherven en aardewerk. Bizar. De eerste verzamelaars van scherven buigen al voorover en beginnen scherven in hun plastic zakken te stoppen. Ze doen nog het meest denken aan kippen die gevoerd worden.
Toch is het spektakel nog niet helemaal voorbij. Twintig meter verderop, waar onze straat samenkomt met de Espianade, klinkt luid gejoel, gevolgd door een doffe dreun. Ah, daar gaan de echt zware jongens uit het raam. Kruiken van pakbeet vijftig tot honderd liter, tot de nok gevuld met water, worden met vereende krachten van de wankele balkons gekukeld. De donderende klap die dat geeft is indrukwekkend. Daarom is de Espianade altijd het drukst bezocht, de Grieken vinden het prachtig. De ene kruik is nog groter dan de ander. Vaak worden ze mooi beschilderd, gevuld en te pletter gegooid. Wie de grootste kruik naar beneden gooit, zal het meeste geluk ervaren dat jaar. Dat staat nog maar te bezien.
Na een afsluitende ouzo met mezès (Griekse tapas) bij Olympia, gelegen aan de met scherven bezaaide Espianade, wandelen we onder een heerlijk zonnetje terug naar de auto. We snijden een flinke omweg af door via de grote begraafplaats naast het vliegveld over te steken. Een groter contrast tussen leven en dood kan in mijn optiek niet bestaan.

zondag 17 april 2011

Daar komt de bruid!

Onlangs smaakte ik het genoegen om met een goede vriend op een terrasje aan de Espianade te zitten. We hadden een werkbespreking die we net zo goed over de telefoon hadden kunnen doen, maar dat is minder leuk. Dus spraken we af bij Olympia, gelegen aan een van de drukste plekken in Corfu stad. Het weer was heerlijk en we deden onze ogen tegoed aan in zomergoed gehulde Griekse schonen die het flaneren tot kunst hebben verheven. Voor ons op tafel stond voor elk een ouzo speciaal, zoals ik het gedoopt heb: een glas ouzo, een schaal ijsklonten, water en een bordje mezès, kleine Griekse hapjes met heerlijke patatten.
Ik heb altijd een hekel aan werkoverleg gehad, maar dergelijke omstandigheden maken het draaglijk. Om niet te zeggen dat ik er naar uit begin te zien.
Na wat zaken te hebben besproken, vertelde hij tussen een slok ouzo en een olijf door dat er een datum voor de bruiloft was geprikt. De bruiloft! Al maanden had ik hem hoofdschuddend aangehoord over de problemen die het met zich meeneemt als een Nederlander met een Griekse wil trouwen. De ambtenaar die met die portefeuille belast is, wiens voornaamste zorg het normaliter is of hij thee of koffie zal drinken, wordt ineens net zo vasthoudend als een zeepok en wil tot op de komma precies weten hoe de vork in de steel zit. Hoogtepunt van de pesterij was wel dat een bepaald document afgekeurd werd omdat een woordje niet in het Grieks vertaald was, namelijk zijn achternaam. Hoe bedoel je, spijkers op laag water zoeken?
Maar na een lange periode van smeken en soebatten konden de Griekse autoriteiten het dan toch echt niet langer meer traineren. Alle, maar dan ook echt alle papieren, documenten en vergunningen waren in 28 talen – van Sanskriet tot Taki Taki en alle moderne wereldtalen daartussen - beschikbaar gesteld door Stefan en zijn aanstaande. Niets stond een trouwdatum meer in de weg.
Dan is het een kwestie van het ijzer smeden als het heet is, want voor je het weet is er een wet bij gekomen of veranderd en moet de aanvraag weer opnieuw. Dat overleeft een voorgenomen huwelijk niet, dus of wij 13 april 2011 vrij wilden houden teneinde mee te delen in de feestvreugde. Nou, dat wilden wij wel.
Of ik dan ook zijn best man, oftewel getuige, wilde zijn. Tjonge, dat vond ik een hele eer. Wel heb ik hem moeten waarschuwen dat twee eerdere huwelijken waarbij ik ook getuige was, in een echtscheiding geëindigd waren. Nochtans was dat voor Stefan geen beletsel gebruik te maken van mijn diensten.

De avond voor de plechtigheid werd ik gebeld en zag ik de naam van Stefan in het schermpje staan. ‘Nee, ik ben het niet vergeten,’ riep ik terwijl ik opnam. ‘Jij misschien niet,’ antwoordde hij, ‘maar iemand anders wel.’ Zou de Griekse ambtenarenmaffia het dan toch weer voor elkaar gekregen hebben?, flitste het door mij heen.
Wat bleek? De nijvere ambtenaar belast met gemeentelijke zaken had zich wat verrekend of vergist en dus kon er geen sprake zijn van een trouwceremonie in het mooie raadhuis van Corfu. We moesten uitwijken naar een dependance. Tevens werd de plechtigheid een half uurtje opgeschoven. Toch wel attent dat je daar de avond van tevoren over ingelicht wordt. Voor hetzelfde geld kom je er op de trappen van het raadhuis achter dat je daar niet welkom bent en mag je de 600 wachtende gasten uitleggen dat je aan de andere kant van de stad moet zijn.
Het mocht de pret niet drukken. Alle genodigden waren ruimschoots op tijd op de plaats van handeling, zelfs de ambtenaar van de burgerlijke stand. Enige dissonant was een brutale Griek die zijn auto op de speciaal voor het bruidspaar gereserveerde plaats had geparkeerd. De slimme medewerker van de raadszaal had hier echter, door ervaring wijzer geworden, op gerekend en had een extra plaats beschikbaar.
Na inlevering van de paspoorten van beide getuigen werd een cassetterecordertje uit het jaar 1870 aangeslingerd en werd een krakende versie van ‘De Bruiloftsmars’ op volume burenoverlast ten gehore gebracht. Ondanks dit storende element werd de voltrekking van het huwelijk niet meer in gevaar gebracht. Al was het nog even spannend of Stefan wel het juiste antwoord zou geven op de vraag of hij bereid was Lydia tot zijn echtgenote te nemen. Ja is in het Grieks namelijk Nai, wat qua uitspraak zorgelijk veel lijkt op ons Nederlandse woordje Nee. Waarschijnlijk had hij geoefend, want voor de ambtenaar de vraag in zijn geheel gesteld had, beantwoordde hij de vraag in vloeiend Grieks met: Nai!

dinsdag 5 april 2011

Grieken (2)

Mirjam heeft een afspraak met een vriendin in de stad en omdat ik ontdekt heb dat er in die buurt een hoop moois is te fotograferen, besluiten we een en ander te combineren. Nadat ik haar heb afgezet rijd ik naar de Baai van Garitsa en parkeer de auto.
In een wandelgids over Corfu heb ik gelezen dat er een aantal leuke bezienswaardigheden te bewonderen zijn in de richting van Kanoni. Gewapend met mijn fotouitrusting begeef ik me op weg. Het zonnetje schijnt, het is gezellig druk langs de baai en ik voel me prima op mijn eilandje.
Na het oude fort en de Espianade van deze kant van de baai gefotografeerd te hebben, wandel ik door een oude buurt die vergeven is van de restaurantjes, taverna’s en kleine buurtwinkeltjes. Het is altijd goed vertoeven in zulke buurten, want het gaat er nog allemaal zo gemoedelijk aan toe. Veel mensen begroeten elkaar, maken een praatje, zitten voor hun huisje of op een terras en nemen het leven zoals het op ze af komt.
Ik wandel langs een bakkerijtje waar behalve een ijsvitrine ook twee stoeltjes en een tafeltje voor staan. Op een van de stoelen zit een bejaarde Griek en ik groet hem. Hij beantwoordt mijn groet vriendelijk en ik vraag hem of ik een foto mag maken. Zoals ik dat inmiddels al gewend ben, staat hij op en begint zijn kleding te schikken, kamt zijn snor en zet zijn sportpet recht. Ik vraag hem weer te gaan zitten en maak een paar kiekjes, waarbij hij telkens strak in de lens kijkt. Ik laat hem een foto van zichzelf zien op de achterkant van de camera en hij kijkt hoogst verbaasd. Thora (Nu?)?, zegt hij. Ik begrijp dat hij het niet snapt. In zijn tijd werden foto’s gemaakt met een camera ter grootte van een verhuisdoos. De man die op de knop drukte bevond zich veiligheidshalve onder een vuurvast laken en stak ondertussen de brand in een hoop magnesium dat een steekvlam veroorzaakte die niet onderdeed voor een atoomexplosie. Tegen de tijd dat de plaatjes eenmaal uit de ontwikkelcentrale kwamen, waren de slachtoffers net van de ergste brandwonden bekomen en zagen zichzelf terug op papier met een dodelijk verschrikte blik in de camera staren. Zo ging dat toen hij jonger was en nu ineens ontdekte hij dat de tijd niet stilgestaan had.
Dimitri!, schreeuwt hij. Neh (Ja), hoor ik uit de bakkerij komen. De oude man brabbelt wat en de eigenaar van de winkel verschijnt in de deuropening. Of ik wat wil drinken. Ik zeg dat ik geen geld bij me heb, maar hij zegt dat de oude man mij wat aanbiedt. Het is onbeleefd om een dergelijke vriendelijke geste te weigeren en dus zeg ik dat ik wel een biertje lust. Even later zit ik achter een lekkere Mythos. Ik bedank hem hartelijk en we praten wat met elkaar, voor zover mijn Grieks dat toelaat. Ik weet hem duidelijk te maken dat ik uit Nederland kom en inmiddels twee jaar op Corfu woon.
Ah, nou, hij heeft in Korea gevochten (hij roept Bam bam bam, terwijl hij met zijn gestrekte wijsvinger een pistool imiteert) en heeft daarna in Duitsland, Frankrijk en Brussel gezeten. Oxi Ollandia (niet in Holland)?, vraag ik. Oxi Ollandia.
Ik vraag hem hoe hij heet, een van de tien Griekse zinnetjes die ik ken. Babis, antwoordt hij vol trots. Ik vertel hem mijn naam. Hij schudt mij hartelijk en stevig de hand.
Taainagel Babis
Hij vertelt dat hij al 88 jaar oud is. Dat had ik hem niet gegeven. Ik neem nog een slok van mijn bier en zeg hem dat ik het lekker vind. Hij brabbelt iets dat ik niet begrijp. Ik spui een van mijn andere tien Griekse zinnen: Den milao Ellenika (Ik spreek geen Grieks). Hij weert mijn excuus af en roept luid en duidelijk voor de hele straat hoorbaar: Mitri! De bakker verschijnt weer in de deuropening. De oude baas blaft een commando en even later zet de uitbater een schaaltje met blokken feta en stukken worst voor me op tafel. Ik waarschuw hem dat ik oxi lepta (geen geld) bij me heb. Hij klopt op zijn portemonnee en zegt: Bravo. Kala bravo. Oftewel dat zit wel goed, heel goed zelfs.
Weer schreeuwt hij de bakker iets toe. Even later wordt een stapeltje servetten bij het bord neergelegd.
Terwijl hij voor zich uit staart, wil ik een foto van hem en profiel maken. Dat heeft hij helaas snel in de gaten en hij staart recht in de camera, met een ernstige blik die je wel ziet bij mensen die bij de dokter op de uitslag van hun aidstest wachten. Omdat en profiel er vandaag niet in zit, besluit ik hem dan maar en face op de kiek te zetten en vraag hem naast het bord van de supermarkt te posteren. Na weer het ‘zit me jasje goed, zit me dasje goed’ klik ik enkele plaatjes, allen met dezelfde serieuze blik. Heerlijke mensen.
Ik leeg mijn fles terwijl hij uit een plastic zak een aantal enorme aardbeien opdiept en die voor me neerlegt. Zo zie je ze alleen in reclamefolders, nadat ze flink ge-Photoshopt zijn. Ik laat mij de lekkernij smaken. File mou, pame (we gaan er vandoor, vriend), zeg ik tegen Babis. Hij staat op en we schudden elkaar weer stevig de hand. Dan vervolg ik mijn weg weer. Mijn oude vriend start een conversatie met een andere Griek die blijkbaar is komen aanwaaien. Halverwege de straat hoor ik hem nog. Fantastisch eiland, Corfu.