Green Island Blog

vrijdag 8 januari 2010

Oh poh poh (5)

Een half uur later zitten we braaf te wachten in de sobere wachtruimte van de ons inmiddels zo bekende dokter. Deze keer kunnen we niet direct terecht, vertelde de receptioniste ons, we moesten voorlopig even plaats nemen in de wachtkamer. Nou ja, tot nu toe mochten wij een voorkeursbehandeling ondergaan, hoefden telkens niet heel lang op onze beurt te wachten.
Geduldig zetten wij ons neer op de verveloze stoelen. Wat eens een met rood skai leer beklede zitting was, is door de jaren heen verworden tot een flinterdun laagje verteerd schuimrubber met een grauwe leverkleurige omtrek. De zitting van de stoel tegenover mij vertoont een scheur over de hele lengte waardoor een van de veren zichtbaar is. Het betongrijze zeil, dat de vloer niet overal bedekt, is tot op de laatste vezel versleten, vooral bij de looppaden. Enkele totaal verbleekte afbeeldingen van eens kleurrijke landschappen hangen scheef aan de slecht gepleisterde muur aan mijn linkerhand. Voor de ramen hangt verschoten vitrage met daarin meer winkelhaken dan een panty van de Wibra. Een grote kruik met daarin een dode plant accentueert de alom aanwezige armoede.
Dit is nu typisch een wachtruimte die je alle levenslust ontneemt, realiseer ik mij. De van alle emotie ontdane geestdodende entourage draagt er ongetwijfeld toe bij dat veel patiënten hun lot niet afgewacht hebben en zelf een eind aan hun lijden gemaakt hebben. Ik voel die drang niet omdat een enkele duim mij er niet onder krijgt, maar als ik iets meer zou mankeren dan zou ik het zo net nog niet weten wat ik zou doen.
Ik besluit maar niet teveel om mij heen te kijken en vind onder de afgebladderde jaren 70 tafel een tor op zijn rug. Machteloos maaien zijn magere groene pootjes door de lucht. Ik gun het diertje een lang en leuk leven en zet hem voorzichtig op zijn breekbaar uitziende poten. Dankbaar draait hij zich met enige moeite naar mijn voeten om en blijft vervolgens stokstijf zitten. Tien minuten later zit hij nog steeds in dezelfde peinzende houding. Hm, misschien was mijn reddingsactie wel te laat. Nou ja, ik heb mijn best gedaan.
Ik word in mijn sombere gedachten onderbroken als het vermoeide hoofd van de dokter verschijnt in de deuropening van zijn werkkamer. Hij kijkt verrast als hij mij ziet zitten, maar noodt mij toch binnen. Trots toon ik hem de envelop met de foto’s, maar hij lijkt niet geïnteresseerd.
Wat ik nu weer kom doen?, vraagt hij na een lange zucht.
Excuse me? Antwoord ik met een wedervraag.
Ik heb het toch goed verstaan, wat ik kom doen.
Uh, ik werd door de fotograaf uit het ziekenhuis hierheen gestuurd?, is mijn zwakke verweer.
Nee, nee, helemaal fout! Men had in het ziekenhuis gelijk actie moeten ondernemen!, roept hij uit.
Hij schudt zijn hoofd, mompelt wat en pakt diep zuchtend de envelop. De last van de hele wereld lijkt op zijn schouders te rusten. Vluchtig bekijkt hij de X-Rays van mijn bottenbrij en ik kijk belangstellend mee. De dok zegt dat de duim inderdaad gebroken is. Ik zie niets afwijkend maar hij wijst mij de fractuur aan en nu zie ik het ook. Toch goed gedaan van een hond, om zo’n stevig stuk gezond bot in tweeën te bijten.
De dokter buigt het moede hoofd en sluit de ogen, met een gebaar alsof het hem allemaal te moede wordt. Hij doet denken aan een ter dood veroordeelde wiens laatste verzoek om gratie is afgewezen. Dan vervalt hij in een somber gepieker.
Ik moet onwillekeurig aan de tor in de wachtkamer denken en vraag me af hoe het met hem is. De dok, onbewust van mijn gedachten, blijft enkele minuten zwijgend met gebogen hoofd zitten, zo nu en dan in zijn ogen wrijvend, dan weer nee-schuddend. Misschien heeft hij harder een dokter nodig dan ik, denk ik.
Plotseling schrikt hij op uit zijn gepeins, kijkt mij strak aan en verontschuldigt zich voor al het ongemak en de bureaucratie waar ik het slachtoffer van ben. Men had in het ziekenhuis gelijk een plan de campagne op moeten stellen, mij bijvoorbeeld naar een orthopeed sturen om een spalk aan te laten meten.
Ah, een spalk, dokter?
Jawel meneer, dat is de enige oplossing in uw geval, zegt hij streng.
Om alle ongemak goed te maken schrijft hij een lange brief in onleesbare runen en overhandigt die aan mij. Hiermee terug naar het ziekenhuis graag, en aan de dienstdoende orthopeed overhandigen, is zijn advies. Nogmaals verontschuldigt hij zich en wenst mij nog een fijne dag. Het onderhoud is afgelopen, maakt hij onuitgesproken duidelijk.

Als ik even later de behandelkamer verlaat en langs de tafel in de wachtruimte loop, is de tor verdwenen. Die heeft het in ieder geval overleefd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten