Green Island Blog

donderdag 7 januari 2010

Oh poh poh (3)

Na een onrustige nacht - wat beweegt een mens zijn duim veel in zijn slaap! - zit ik weer schrijlings op de behandeltafel van de dokterspost in Agios Markos. Het verband kan elk moment weer beginnen met doorlekken. Als ik maar niet te lang hoef te wachten op de dok, bid ik stiekem.
Ik stop mijn bungelende benen. Zo min mogelijk bewegingen maken Dickie, dan wordt er minder bloed door het lichaam gepompt, heb ik wel eens gehoord. Bij wijze van afleiding neem ik de behandelkamer in mij op. Het zeil, waarop inmiddels toch weer een paar druppels bloed liggen, vertoont zoveel slijtageplekken dat het onderliggende beton de overhand krijgt. Bijna de gehele oppervlakte van een klein bureautje in de hoek wordt in beslag genomen door reusachtige laserjet die begin jaren 90 nog heel populair was. Daarachter een bureaustoel met kapotte rugleuning en een ontbrekende armsteun. Langs de wanden zijn enkele roestige radiators uit de tijd van Napoleon gemonteerd. Het geheel wordt beschenen door TL-balken, waarvan minder dan de helft het nog doet. Een mooie bloeiende plant in een aarden pot is gewoon een dissonant in de sombere omgeving.
Net vraag ik me af in hoeverre een dergelijke omgeving van verval en afbraak bijdraagt aan een voorspoedige genezing, als ik voetstappen hoor naderen. Dezelfde dokter als gisteren treedt binnen. Hij knikt mij kort toe bij wijze van begroeting en begint zonder een woord te zeggen het verband van mijn duim af te pellen.
Even later bekijkt hij met een bedenkelijk blik naar de overblijfselen van mijn duim. Er is niet veel veranderd in de situatie, het is nog steeds een bloederig drama. Ook het enkele malen ververste verband is doorweekt van donker bloed en de duim begint direct bij het zien van daglicht vrolijk te druppelen.
U moet wel regelmatig het verband verversen, maant hij mij.
Dat heb ik verschillende malen gedaan, verdedig ik mij.
Na opnieuw enkele sombere blikken op mijn duim geworpen te hebben, besluit hij er een collega bij te halen en verlaat de behandelkamer. Dat geeft mij gelegenheid mijn pijnlijke pootje eens op het gemak bij daglicht te bekijken. Hm, behalve de rauwe vleesproppen die onder mijn kapotte nagel vandaan komen, lijkt het wel of het uiterste kootje, die bijna zonder nagel, wat scheef staat. Misschien is de vinger wel gebroken? Ik word in mijn gemijmer onderbroken door een binnen tredende processie.
Een wat oudere man, met een erudiet grijze haardos en een stevige snor, in gezelschap van de mij bekende dokter en twee verpleegsters, loopt voorop. Allen bekijken mij of ik een zeldzaam insect ben. Nu gaan ze me vertellen dat ze niets meer voor mij kunnen betekenen, vermoed ik.
Dan stapt de oudere dokter op mij af en pakt mijn bloedende hand. Hij doet me denken aan Albert Einstein. Hij ziet er in ieder geval niet uit als een slager. Ik vermoed dat het een vriendelijke man is, getuige zijn oogopslag. Maar een mens kan zich vergissen.
Na mij diep in de ogen gekeken te hebben, bekijkt hij mijn bloederige vlerk en kan het niet nalaten om oh poh poh te roepen. Hij legt vaderlijk een hand op mijn schouder en kijkt mij daarbij ernstig aan.
Hechten is niet mogelijk met dit soort wonden, meldt hij met vriendelijke stem.
Zoiets had ik begrepen, antwoord ik.
Of ik al antibiotica slik?
Ik schud nee.
Ah, dat is dom, stelt hij tevreden vast.
Ik beloof beterschap. Ondertussen denk ik, dom van je collega, die mij dat de vorige dag niet heeft voorgeschreven. Ik spreek mijn gedachte niet uit, je kunt deze jongens maar beter te vriend houden. Wel vraag ik of de duim, gezien de scheve stand, misschien gebroken kan zijn.
Hij neemt mijn duim tussen duim en wijsvinger en onderwerpt hem aan een iets grondiger onderzoek. Dan knikt hij enthousiast. Ja, dat zou zomaar eens kunnen, dat de duim gebroken is. Hij overlegt nog eens met zijn jongere collega. Al die tijd rust zijn vaderlijke hand op mijn schouder, als om mij te troosten.
Na vijf minuten van overleg op luide toon is zijn oordeel dat ik, behalve de aanschaf van antibiotica, ook maar naar het ziekenhuis moet gaan om foto’s te laten maken. Hij kijkt mij weer strak in de ogen met die vaderlijke blik, alsof hij mijn doodsvonnis zojuist voorgelezen heeft. Pas dan haalt hij zijn hand van mijn schouder en beent naar de deuropening.
Het ziekenhuis! Dat betekent dus dat we nu toch echt eens noodgedwongen de binnenkant van het horrorhuis van Corfu moeten bezichtigen. Als ik nu maar in slaap kom vannacht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten