Green Island Blog

zondag 25 mei 2014

Niet te geloven

Mijn favoriete Nederlandse auteur Godfried Bomans schreef eens een verhaaltje over een sprookjesverteller. De man vertelde gloedvol wat hij allemaal zag tijdens zijn regelmatige wandelingen. Onder andere waren aan hem verschenen een zilveren zeemeermin, een blauwe draak en zelfs een witte olifant. Zijn dorpsgenoten vonden het fantastisch en luisterden ademloos wanneer hij begon te fantaseren over alle wonderlijke ontmoetingen.
Maar wat gebeurde? Op een avond komt de verteller achtereenvolgens een zilveren zeemeermin, een blauwe draak en een witte olifant tegen! Hij kwam wat bedrukt terug in het dorp en toen de dorpelingen hem vroegen wat hij nu weer gezien had, antwoordde hij: Vandaag heb ik helemaal niets gezien.
Een soortgelijke verteller hebben wij hier op Corfu ook. Het is een Nederlander die in de wandelgangen door veel van zijn landgenoten Jan Fantast genoemd wordt. De Britten noemen hem John the Liar, maar dat gaat te ver. De verhalen die hij vertelt, zijn namelijk allemaal waar gebeurd .... in zijn beleving.
Toen wij hem tijdens een van onze eerste vakanties op Corfu leerden kennen, wisten wij natuurlijk nog niet dat zijn fantasie wel eens met hem op de loop ging. Eens vertelde hij mij over een wandeling door Amsterdam, lang geleden. Plots werd zijn aandacht als door een onzichtbare magneet getrokken door een in de etalage van een lommerd opgesteld Grieks icoon. En hoe merkwaardig het ook mocht klinken, hij had helemaal niets met Griekse iconen, hij wilde dat ding hebben. En dus vervoegde hij zich aan de balie van de lommerd en kwam voor de somma van tien gulden in het gelukkige bezit van het icoon.
Thuis gekomen verloor het voorwerpje echter al snel zijn glans, want binnen de kortste keren verhuisde het naar de zolder. Waar het jarenlang bleef, totdat onze Jan een aflevering zag van Kunst en Kitsch en zich plotsklaps het icoon op zolder herinnerde.
Met de gedachte ‘Je weet maar nooit’ toog hij met het icoon onder zijn arm naar de studio en hoorde daar dat het zonderlinge voorwerp minimaal enkele duizenden euro’s waard was!
Hij vertelde het op een toon waaruit geen verrassing bleek. Ergens, diep vanbinnen, had hij het altijd al wel geweten. Alleen zijn totale onthechtheid van materiële goederen en een grondige afkeer van koude drukte hadden voorkomen dat hij het ding ooit te gelde gemaakt heeft.
Ik geloofde hem onvoorwaardelijk, want deze dingen gebeuren nu eenmaal, al heb ik het zelf helaas nooit mee mogen maken.
Toen wij elkaar tijdens een volgend verblijf op Corfu weer spraken, en wij het hadden over onverwacht waardevolle dingen, herinnerde ik hem aan de voltreffer met het icoon. Zijn vrouw, die met een half oor had zitten luisteren, keek als gestoken op en vroeg: Hoeveel was het waard, zeg je? Ik antwoordde dat de veilingmeester het volgens Jan op duizenden euro’s schatte, waarop zij zei dat het slechts om enkele tientjes ging. Oeps!
Toch liet Jan zich niet uit het veld slaan en schudde kalm het hoofd. Dui-zen-den euro’s, sprak hij bedaard. Zijn vrouw kon hoog en laag springen, het bleef duizenden euro’s.
Toen begon ik langzamerhand te twijfelen aan het waarheidsgehalte van zijn fantastische vertellingen. Maar het is natuurlijk wel bijzonder vermakelijk om te horen. Enkele van zijn succesverhalen wil ik jullie niet onthouden.

Het Pakketje

Jan is altijd uitermate succesvol geweest in het leven, dat lijdt geen enkele twijfel. Toch heeft zich dat nooit geuit in fabelachtige rijkdom, een toppositie in de politiek of het bedrijfsleven. Getuige het feit dat hij zich een tijdlang heeft bezig gehouden met het bezorgen van pakketjes in dienst van de toenmalige PTT, bleef hij gewoon.
Zijn roem was hem echter blijkbaar vooruit gesneld want op een gegeven moment werd hij gevraagd een pakketje naar Finland te brengen. Kijk, dat is weer eens wat anders dan Lammenschans of Bos en Lommer.
De inhoud van het pakketje was zo geheim dat zelfs Jan nooit te weten kwam wat er in zat. Toch heeft dat hem er niet van weerhouden onverwijld in zijn PTT-wagen te stappen en met gezwinde spoed naar de kop van Scandinavië te rijden. Natuurlijk had een expressendienst ingeschakeld kunnen worden, maar de kans op falen was dan toch groter geweest.
Enige haast om het pakketje te bezorgen was blijkbaar geboden, want alle grensposten, dit voorval dateert van voor de EU, werden voor hem geopend. Welk land Jan ook aan zijn zegekar bond, hoeveel kilometers file er ook stond bij de douane, overal kreeg hij vrije doorgang van driftig saluerende grenswachten. En Jan jakkerde onvermoeibaar door, totdat hij zijn missie volbracht met het overhandigen van het geheimzinnige pakketje aan een hoogwaardigheidsbekleder.
Het is heel wel mogelijk dat Jan er, zonder het te weten, persoonlijk voor verantwoordelijk is geweest dat de indertijd wankele wereldvrede bewaard is gebleven. Toch stond hij zich daar niet op voor. Nadat hij namelijk zijn taak tot ieders tevredenheid had uitgevoerd, is hij terug gereden naar Nederland, alwaar hij zijn dagelijkse werkzaamheden weer heeft opgevat.
Als blijk van buitengewone dank kreeg hij hoogstpersoonlijk de creditcard van de toenmalige directeur van PTT tot zijn beschikking. Het siert hem dat hij daarvan nooit gebruikt gemaakt heeft.

Jan Soldaat

Ook Jan heeft natuurlijk zijn zwakke momenten gehad en daar schaamt hij zich niet voor. Een van die uitzonderlijke momenten had hij begin jaren vijftig, toen hij als dienstplichtig militair diende gedurende de oorlog in Korea. Hij praat er liever niet over, want het stelde eigenlijk niets voor. Toch hoefde je meestal niet heel erg aan te dringen om het verhaal te horen. Wat ging er mis?
Na een mortieraanval, waarbij zijn hele regiment omkwam, raakte Jan zwaar gewond. Gelegen in een greppel, onder stapels ledematen en lijken van minder fortuinlijke soldaten, moest Jan lijdzaam toezien hoe de Noord Koreaan dreigde het conflict in zijn voordeel te beslechten. Toch was deze allerminst benijdenswaardige positie voor Jan geen reden om te gaan somberen en bij de pakken neer te liggen. Omdat hij door zijn benarde toestand aan de waarnemingen van de vijand onttrokken was, kon hij zich in alle rust beraden op zijn toekomst. Op miraculeuze wijze heeft hij zich toen weten te ontworstelen aan de misère waarin hij verkeerde. Met de nodige wilskracht en vindingrijkheid is Jan er uiteindelijk in geslaagd zich in leven te houden met het nuttigen van slangen en insecten, boomwortels en verschillende grassoorten.
Dankzij een maandenlang heroïsch gevecht met de elementen overleefde hij de talloze gevaren waaraan hij werd blootgesteld en slaagde er uiteindelijk in om de jungle te bedwingen. Kort daarna wist hij, met behulp van generaal MacArthur en zijn troepen weliswaar, de zich voortslepende oorlog tot een voortijdig einde te brengen.

Ziet hem vliegen

Vanzelfsprekend is Jan altijd van alle markten thuis geweest. Hij was succesvol als eigenaar van een drukkerij, als marktkoopman en bedrijfsleider. Als vakbondsman bij KPN heeft hij de toenmalige topman Ir. Dik regelmatig in het stof doen bijten, maar die vatte dit altijd sportief op.
Daarnaast was hij scherpschutter, beheerste de kruisboog beter dan Wilhelm Tell, was een bijzonder begaafd accordeonspeler en darter en een zeer fervent verzamelaar van postzegels. Zijn verzamelingen worden nog altijd begeerd door top filatelisten over de hele wereld, die zich verdringen om onmetelijke sommen neer te tellen om zijn verzameling over te nemen. Tot nu toe heeft hij ze van het lijf weten te houden, maar als het bedrag boven de miljoen komt dan wil hij zich beraden. Een mens blijft zwak natuurlijk.
Ook heeft hij een aantal geheime bouwtekeningen van vliegtuigen in zijn bezit waarvoor de luchtmacht tot op de dag van vandaag nog een vermogen zou betalen. Om over de Russen nog maar te zwijgen. Ongeacht de bedragen laat Jan zich echter niet gek maken en bewaart de uiterst waardevolle blauwdrukken in een plastic zak van de Hema. Na zijn dood moeten zijn kinderen maar uitmaken wat ze ermee doen, is zijn stelling.
Toen hij eens breedvoerig gewag maakte van zijn voorliefde voor vliegtuigen en alles wat daarmee te maken heeft, vertelde een vriend van mij, die deze passie met hem deelt, over de Gloster Meteor, een Britse straaljager. Als jongetje van vijftien lag hij ’s nachts wakker van het idee dat binnenkort het beroemde straalvliegtuig over zijn geboortedorp zou vliegen. Enthousiast vertelde hij dat hij op de grote dag stond te wachten tot eindelijk de Gloster aan de horizon verscheen. Toen het eenmaal zo ver was, heeft hij dan ook uitbundig staan zwaaien, aldus onze vriend.
Nou, antwoordde Jan, dan kan het zomaar zijn dat je naar mij hebt staan zwaaien. Ik heb dat ding namelijk naar Nederland gevlogen.
Alsjeblieft! Dan sta je toch even paf als eenvoudige sterveling die het al heel wat vindt dat je wel eens in een vliegtuig gezeten hebt. Toch bracht Jan het alsof hij dit handige transportmiddel regelmatig gebruikte om zijn dagelijkse boodschappen te doen.

Vader Jan

Uiteraard heeft Jan enkele uiterst succesvolle kinderen, alhoewel er een is blijven hangen in de bedenkelijke kringen van postlopers, vakkenvullers en perenplukkers.
Verder zijn zijn nazaten allemaal bijzonder geslaagd te noemen. Van hersenchirurg tot topstukken in het internationale bankwezen, allemaal hebben ze Jan zijn genen en dus ook zijn doorzettingsvermogen, briljante geest en vastberadenheid.
Een van zijn zonen is topmanager bij een grote Nederlandse winkelketen. Dankzij zijn inspanningen is het bedrijf inmiddels opgeklommen van een noodlijdend warenhuis tot een wereldspeler van formaat. Eens komt dan ook de dag dat de oprichter van het bedrijf, die niet meer is dan een welwillende amateur, de fakkel zal overdragen aan Jan Junior. Eigenlijk is hij al de baas, maar hij laat het niet merken, bescheiden als hij is.
Het mag duidelijk zijn dat deze topmanager een druk bezet man is. Toch wist hij zich op een gegeven moment even vrij te maken van zijn werkzaamheden en besloot een bliksembezoek aan zijn grote voorbeeld en tevens verwekker af te leggen.
Het is tekenend voor de verstandhouding tussen vader en zoon dat junior, na enige tijd op Corfu doorgebracht te hebben, zijn werkgever belde met de mededeling dat hij zijn verblijf met enkele dagen wilde verlengen.
De grondlegger van het concern moest even slikken, want wat moest het bedrijf zonder haar beste werknemer? Toch stemde hij in met het plan, op voorwaarde dat hij hem zelf zou mogen ophalen met zijn privé vliegtuig én dat hij zijn vader kon ontmoeten. Dat vonden vader en zoon prima.
Toen de schathemelrijke eigenaar eenmaal op Corfu geland was, werd hij persoonlijk opgewacht door Jan, die hem bij wijze van welkom een blik zeldzame feta overhandigde. Nadat de succesvolle ondernemer bekomen was van de emotie om zo’n belangrijke kosmopoliet als Jan in levende lijve te ontmoeten, nam het gesprek een informeel karakter aan. Al snel ging het over vliegtuigen en aldus bracht Jan te berde dat hij zelf regelmatig met kistjes als deze vloog.
Dat was niet tegen dovemansoren gezegd en het volgend moment zat Jan weer op zijn vertrouwde plaats achter de stuurknuppel. Met de ene hand ontspannen op de gashendel, met de andere een sjekkie rollend, steeg Jan op tot een hoogte die gewoon is voor engelen en andere machtige personen. Daar voelt hij zich pas werkelijk thuis. Na enkele rondjes boven Corfu gemaakt te hebben, zag hij dat het goed was en zette een volmaakte landing in.

zaterdag 17 mei 2014

Florence Nightingale

Om vier uur in de ochtend klinkt een bekend deuntje in mijn oren. Een mobieltje die nu even als wekker fungeert. Verschrikkelijk tijdstip om je warme mandje te verlaten, maar we moeten wel. Vliegtuigen hebben de nare gewoonte geen begrip te hebben voor passagiers die zich nog een keer om willen draaien. Zuchtend en steunend strompel ik naar de douche en moet denken aan De Raggende Mannen:
Kijken in de spiegel
Naar een vale kop
Een ongeschoren kop
's Ochtends vroeg...

Ik plens koud water in mijn giechel en sputter en proest als een half verzopen hond. Horror.

Hm, we zijn toch te laat op weg gegaan, zien wij in groene blokletters op het dashboard LCD-tje alvorens de sleutel uit het contactslot te halen. Kwart over vijf reeds! Nou ja, het is pas eind februari, dus we hoeven ons niet te haasten. Het vakantieseizoen is nog lang niet losgebarsten, wie maakt ons wat? We verheugen ons al op de rust en ruimte van Schiphol die wij gewend zijn op een tijdstip als dit.

Als we de vertrekhal binnenstappen, worden we overvallen door de aanblik van duizenden krioelende mensen. Sommigen staren nerveus omhoog naar de reusachtige monitoren waarop de honderden vluchten voor de komende uren aangegeven staan. Anderen duwen met verbeten trekken trolleys die bijna bezwijken onder de last van stapels reusachtige koffers. Weer anderen slepen met veel kabaal hun reisgoed achter zich aan, daarbij niemand ontziend in hun blinde drang om op tijd bij de juiste gate te staan. Allemachtig wat een drukte.
Als we eenmaal bij de juiste balie staan, werpen we een blik op een lange slingerlijn van mensen naast ons, allemaal wachtend om weer een paar voetjes voorwaarts te schuifelen. Oei, als dat allemaal naar de douane moet, en wij mogen achteraan sluiten, dan wordt het een mission impossible, realiseren wij ons. Omdat ook onze rij niet echt opschiet, ik zie wel mensen aansluiten maar niemand weggaan, beginnen we na een paar minuten zelfs een beetje jeuk te krijgen. Wanhoop maakt zich langzaam van ons meester.
Om kwart voor zes zijn we eindelijk aan de beurt. Het knappe meisje achter de balie wenst ons een goedemorgen en glimlacht ons allervriendelijkst toe terwijl zij onze paspoorten checkt. Ze vraagt ons de handbagage een voor een op de weegschaal te zetten. Tot onze schrik heb ik bijna een kilo overgewicht. Dat kunnen we er nog wel bij hebben.
Overgewicht, the story of my life, zucht ik haar toe en ze glimlacht nog breder. Geen probleem, zegt ze vriendelijk en slaat de benodigde groene labeltjes om de handvatten van onze koffers.
Ik knik richting de lange slinger van mensen, die er uit ziet als de wachtrij voor de Python in de Efteling op een topdag. Wat denk je, gaan wij op tijd zijn?, vraag ik.
Ze werpt een blik op onze tickets, kijkt eens opzij en kijkt nog eens naar onze vluchtgegevens. Traag schudt ze nee. Nee, dat gaan wij niet redden, zegt ze eerlijk.
Ah, probeer ik deze jobstijding te verwerken als was het de vaststelling dat ik een dubbeltje was verloren. En is daar niets aan te doen?, vraag ik met mijn meest trieste blik.
De baliemedewerkster kijkt nogmaals naar de kluit wachtenden. Alleen als ik een goed woordje voor u doe bij mijn collega, antwoordt ze.
En wil je dat doen voor ons?, wil ik graag weten.
Natuurlijk wil ik dat voor jullie doen, zegt de schat, ondertussen opstaand. Kom maar mee!
In blinde blijdschap graaien wij onze koffers bij elkaar en volgen haar, de hele concentratie gefrustreerd wachtenden passerend.
Even verderop spreekt onze beschermengel een streng om zich heen ziende man met een smetteloos wit overhemd en gemillimeterd kapsel aan. Wij wachten op eerbiedige afstand, schuldbewust naar de vloer starend, onze zweethanden steunend op het handvat van onze trolleys.
Komt u maar hoor!, horen wij haar verlossend roepen. Wij weten niet hoe snel wij onder het door onze redster omhoog gehouden afscheidingslint door moeten kruipen.
Het is dat het niet mag, anders zou ik je zoenen, bedank ik haar wat knullig.
Nee meneer, dat mag inderdaad niet, lacht ze ondeugend. Dan spoedt ze zich weer terug naar haar balie met gestaag groeiende rij. Ik kijk die fantastische meid nog even na en draai me dan om naar de poort die ons toegang verschaft naar het vliegtuig dat ons naar Corfu zal brengen.