Green Island Blog

maandag 7 december 2015

Een schone zaak

Het is net tien uur in de ochtend als ik de deur open duw van het kantoor van DEH, de elektriciteitsmaatschappij van Corfu. Een security guard, die er imposant uitziet in zijn kogelvrije vest, komt direct op mij toegesneld. Blijkbaar wordt hij ook ingezet als servicemedewerker, want hij vraagt wat het doel van mijn komst is. Ik vertel hem dat wij gaan verhuizen en dat ik deze informatie graag wil doorgeven aan de elektriciteitsleverancier. Hij trekt een nummertje voor mij uit de automaat en gebaart naar de wachtruimte. Ik mag verder.
De stalen banken zijn grotendeels bezet, maar ik vind nog redelijk gemakkelijk een plekje. Dat is al een hele meevaller, in het oude kantoor waren alleen staanplaatsen. Een rood matrixbordje schuin boven mij geeft aan dat nummer 34 momenteel aan de beurt is, en ik check automatisch mijn nummer, 074. Hm, dat kan wel eens een lange zit worden, in aanmerking genomen dat er twee medewerksters zijn. Ik diep mijn Sudokuboekje op uit mijn colbert. Het is nog bijna nieuw, nog meer dan 80 te gaan. Mij hebben ze niet.

Een uur en twee Sudoku’s (6 en 7 stippen) later geeft het matrixbord 39 aan. En dat alleen omdat de nummers 35, 37 en 38 verstek lieten gaan. Ondertussen ben ik allang de laatste niet meer, er is nog een stevige aanwas van mensen. Ik vraag me af of ik vandaag nog zaken kan doen. Er zijn verhalen bekend van mensen die uren en uren hebben zitten wachten en tegen de tijd dat ze aan de beurt waren, te horen kregen dat het kantoor gaat sluiten en de volgende dag maar terug moeten komen. Van dat schrikbeeld word ik niet vrolijk.
Nochtans lijdt de sfeer er niet onder. Het is een vrolijk komen en gaan van mensen. Velen zijn geanimeerd met elkaar in gesprek op een volume dat bij een trash metal concert niet zou misstaan. Nieuwkomers kijken eens om zich heen en vinden altijd wel een bekende, die zij direct beginnen te knuffelen en op de schouder slaan. Anderen die geen gesprekspartner hebben, blaffen in hun mobieltje of worden gebeld. Ik heb tot op deze dag nog nooit zoveel verschillende beltonen gehoord, gevolgd door NAI (Ja)? Het is alsof je in de kroeg zit, zo gezellig.
Er is ook niemand die klaagt. Ik bewonder de Grieken hoe goed ze kunnen wachten. Urenlang kunnen ze niets doen, navelstaren, met de komboloi (kralenketting) spelen, afwachten. De enkeling die niets omhanden heeft, zit stilletjes te wachten op dingen die komen gaan, onbewogen en schijnbaar niet vatbaar voor invloeden van buitenaf. Ik zou na een paar minuten nietsdoen vreselijk jeuk krijgen, daarom gaat er bij zulke klussen altijd Sudoku mee. De Griek heeft dat niet nodig.
Wie er ook heel relaxt blijven onder de drukte, zijn de twee dames die de bureaus bemannen. Ze wandelen zo nu en dan wat heen en weer, al of niet met een beker koffie in de hand, en lijken zich niet gestrest te voelen onder de aanwassende stroom werk. Ze horen hun klanten aan, roepen zo nu en dan iets terug, maar dat alles zonder stemverheffing, grootse gebaren of andere kenmerken van gejaagdheid.
Een ander personeelslid, gehuld in een knalblauwe stretchbroek die haar paardenkont tot in detail laat uitkomen, heeft blijkbaar geen bureaufunctie. Regelmatig doorkruist ze het pand met een mobieltje in haar hand, terwijl ze in de andere soms een bekertje koffie houdt. Ze lijkt niet in het minst onder de indruk van de reuring in haar kantoorruimte.
Inmiddels staat de teller op 44, wat aardig opschiet. Nog maar dertig te gaan voor ik aan de beurt ben. Met een strak schema van pakbeet zes per uur, de uitvallers meegeteld, betekent dit dat ik nog wel even tijd heb om boodschappen te gaan doen. Ik besluit te gaan lopen om de stramme spieren enigszins in beweging te brengen.

Nadat ik drie kwartier later, de supermarkt was helaas dichtbij, de boodschappen in de auto gestouwd heb, zie ik in rode cijfers dat nummer 50 inmiddels aan de beurt is. Dit gaat wel heel erg snel! Misschien zijn er een paar wachtenden overleden aan uitdroging, verveling of het bereiken van een hoge leeftijd. Een andere verklaring kan ik niet bedenken voor dit tempo. Nou ja, het scheelt weer in wachttijd.
Ik neem het risico mijn beurt voorbij te laten gaan, en ga op zoek naar een gelegenheid waar ik een lekkere bak troost kan scoren. Niet geheel toevallig is die op een steenworp afstand. Waarschijnlijk is het gebouw daar neergezet met de bedoeling dagelijks massa’s klanten van DEH te voorzien van afleiding in de vorm van koffie, broodjes, drank en maaltijden.
Na zeer uitgebreid te hebben genoten van een cappuccino, een ham-kaasbroodje en een nieuwe Sudoku, bestel ik een laatste cappo en wandel op het gemak terug. Ik wil niet het risico lopen om bij terugkomst nummer 075 of hoger op het rode schermpje te zien opgloeien. Een dergelijke teleurstelling is te vergelijken met het missen van je vliegtuig en dat wil je niet.
Maar nee hoor, we zijn pas bij nummer 62, dus no stress. De kleine wijzer houdt het midden tussen de 1 en de 2.
Bij wijze van tijdverdrijf vraag ik aan de security man wat al die mensen hier komen doen. Komen ze allemaal een adreswijziging doorgeven? Nee, verklaart hij, u bent de enige. De rest komt praten over een betaalregeling, om niet bedolven te worden onder hun hoog opgelopen achterstallige rekeningen.
‘Oww... kay’, antwoord ik. Ik ben een bevoorrecht mens, bedenk ik mij. Toch zou je het aan de sfeer in het kantoor niet zeggen dat al deze mensen financiële problemen hebben. Het is nog steeds een gezellig samenzijn. Er wordt uitbundig gelachen, gepraat en gebeld. Ook buiten staat een groepje Grieken, ontspannen een sigaretje rokend, kopje koffie in de hand, in afwachting van hun beurt.
Ik stort mij maar weer op een nieuwe Sudoku.

Dan is het moment eindelijk toch daar: 073 is aan de beurt! Ik ga alvast in de starthouding staan en houd ondertussen met argusogen het nummerschermpje vast. Ik wil niet door een gretige Griek afgetroefd te worden.
Nummer 073, een wat gezet heerschap in een versleten trainingspak, neemt er uitgebreid de tijd voor. Ontspannen keuvelend, het ene been over het andere geslagen, duurt het gesprek maar voort. Het zou me niet verbazen als hij op den duur foto’s van zijn kleinkinderen gaat laten zien. Na wat gelach over en weer staat hij eindelijk op en, jawel, daar verschijnt 074 op het scherm. Met grote passen been ik naar het bureau waar mijn voorganger nog wat staat te dralen. Als hij maar niet besluit weer te gaan zitten, denk ik, en plof gauw op de stoel. Die is nog warm.
Ik knik naar de dame tegenover mij en wil van wal steken, als mijn voorganger zich bedenkt en boven mijn hoofd een nieuw gesprek begint. De medewerkster verplaatst haar blik van mij naar omhoog en hoort de man welwillend aan. Zo nu en dan schudt ze haar hoofd. Ik onderga de vertraging lijdzaam.
Ik begin al aardig Grieks te worden.

dinsdag 24 november 2015

Het heerlijk avondje

Wanneer ik Adonis' Internetcafé nader, komen mij van buiten al de rookwolken tegemoet. Net als het rumoer van druk pratende mannen. Het is weer Champions League avond.
Ik baan mij een weg door de verstikkende sigarettendampen vermengd met de geur van gegrilde souvlaki. Ik ben dan wel twintig minuten voor aanvang van de wedstrijd binnen, maar de gelagkamer zit al bommetje vol. Maar ik heb mazzel, op de eerste rij is de middelste stoel nog vrij. Ik trek mijn jas uit en hang hem over de stoelleuning heen, bij wijze van bezetting. Daarna worstel ik mij door driftig gesticulerende Grieken richting de bar en bestel een tsipouro en een glas water. Ik spoed mij terug naar mijn plaats en zie tot mijn opluchting dat de jas gewerkt heeft. Ik zit vanavond eerste rang.
In stilte bedank ik Andreas, die mij een paar dagen geleden op de hoogte bracht van 'De Match'. Dé Match? Jawel meneer, vanavond neemt Olympiakos, de trots van Griekenland, het op tegen de kampioen van Duitsland, Bayern München. Dan is het zaak om er op tijd bij te zijn, want steevast uitverkocht huis.
Jenny, de enige vrouwelijke aanwezige, sjouwt zich een ongeluk aan bier, wijn en ouzo, afgewisseld met borden verschrikkelijk lekker ruikende souvlaki's. Uit ervaring weet ik dat de souvlaki bij Adonis eersteklas is en het water loopt me in de mond. Met een beetje mazzel kan ik er straks nog een of twee bestellen, maar ook daarmee is haast geboden.
Voor het spektakel gaat beginnen, krijgen we nog een stortbui aan reclames over ons heen. Hoe ze het voor elkaar krijgen weet ik niet, maar ze weten elk product met voetbal te relateren. Of het gaat om scheermesjes, auto's, creditcards, je schoonmoeder of frisdrank, in elke commercial verschijnt wel een bal die beroerd wordt door een al of niet beroemde voetballer. Griekenland is absoluut voetbalmaf.

Twintig minuten na het startsein staat het 3-0 voor de Duitsers. Het dreigt een zware avond te worden voor de voetballende Grieken. Dat is voor de aanwezigen nochtans geen reden om een toontje lager te zingen. Integendeel, het lijkt wel of het laatste oordeel is aangebroken. Het is een geschreeuw van jewelste, waarbij de voetballers van Olympiakos bij elk mislukt balcontact betiteld worden als 'pusti' (homo) of 'malakka' (klootzak). Prachtige sfeer, ondanks dat het overgrote deel van het publiek enorm de pest in heeft.
Ik kijk terloops eens naar mijn vriend George, die een paar stoelen verderop ontspannen een sigaretje rookt en een fles Fix bier voor zich heeft. Een vage glimlach siert zijn gezicht. Hij is voor Panathinaikos, weet ik, maar hij kijkt wel uit op dit moment uiting te geven aan zijn gevoelens. Dat kan hem een gebroken neusbeentje of erger opleveren.
Naast mij zit een keurig heerschap, althans, zo ziet hij er uit. Keurige glanzend zwarte leren instappers. Geen spijkerbroek met versleten plekken voor hem, maar een broek met vouw. Daarboven een colbertje met opzetstukken op de ellebogen en een heus overhemd met keurig gesteven boord. Daarboven een gedistingeerd en netjes gekapt hoofd, waar hij zo nu en dan een glas tegenaan houdt om wat wijn naar binnen te gieten.
Zijn deftig voorkomen is voor hem toch geen beletsel zijn bittere teleurstelling luidkeels onder woorden te brengen. Hij vloekt er vrolijk op los wanneer zijn helden de bal weer eens op een knullige manier verspelen. Doelman Roberto van Olympiakos, schuldig aan de eerste tegengoal, wordt bij elk balcontact hartgrondig uitgescholden door mijn buurman. Dit wordt niet zijn avond, vermoed ik.

Het is pauze. Ik nip van mijn nieuwe borrel, van George gekregen. Tijdens het nieuwe bombardement aan reclame heb ik mooi de tijd om de omgeving eens goed op te nemen. Overal om mij heen druk pratende Grieken, die alleen even zwijgen als ze een haal van hun sigaret of een slok nemen. Anderen zetten hun tanden in een souvlaki. Jenny komt handen te kort.
Schuin voor mij klappen de saloondeurtjes naast het mega grote scherm regelmatig open en dicht als er weer een bezoeker doorheen gaat. Toen ik hier voor het eerst kwam, veronderstelde ik dat daar de toiletruimte was. Tot ik dacht dat sommige mannen wel erg de kouwe pis hadden, zo vaak als ze daarheen liepen. Desgevraagd vertelde George, die behalve taxichauffeur ook een beetje de burgemeester van Agios Ioannis is, dat daar een gokruimte is. Er worden weddenschappen afgesloten op alles wat los en vast zit. Dat kan variëren van of het bij rust nog 0-0 is, tot welke ploeg de eerste corner zal nemen. Maar ook aan welke kant de eerste penalty of goal valt. Natuurlijk kan je op winst of verlies gokken, maar dat levert je hooguit een souvlaki (€1,50) op. De uitslag juist voorspellen is echter goed voor een hele zak met knaken. Hoeveel wissels er aan deze of gene kant zullen zijn. In welke minuut er door welke partij, of zelfs door wie gescoord gaat worden. Nou, dan kan je een rondje geven hoor.
Het is een druk komen en gaan door de klapdeurtjes als de tweede helft begint en dat zal zo blijven tot het laatste fluitsignaal.

Ook tijdens het tweede bedrijf hebben de Grieken niet veel in te brengen tegen de dodelijk doeltreffende daadkracht van de Duitsers. Met twee vingers in de neus en een in een andere lichaamsholte verdedigen de Münchenaren het eigen doel, waarna weer een nieuwe aanval op het Griekse doel ingezet wordt. Ik ben geen fan van het Duitse voetbal, maar het moet gezegd, Bayern schakelt razendsnel om van verdediging naar aanval en combineert naar hartelust. Het is alleen aan de keeper van Olympiakos, die de tweede helft zijn werk beter doet dan in de eerste, te danken dat het nog tot de 70ste minuut duurt alvorens het varkentje geknipt en geschoren is en er 4-0 op het scorebord prijkt. De heer naast mij maakt van zijn hart geen moordkuil en scheldt er lustig op los, zijn argumenten kracht bij zettend met grootse wegwerpgebaren. Life ain't easy for a boy named Spyros, bedenk ik mij en besluit hem een hart onder de riem te steken.
'It's definitely not Olympiakos' day hah?', vraag ik hem. Hij kijkt mij verdorrend aan en maakt enkele voorwaartse knikbewegingen met zijn kin. Een uiting van ‘Wat bedoel je?’ Ik herhaal mijn opmerking, maar hij haalt slechts zijn schouders op. Hij spreekt blijkbaar geen woord over de grens. Om zijn argument kracht bij te zetten, gooit hij het hoofd in de nek, trekt zijn mondhoeken naar beneden, heft de vlakke handen met de binnenkant naar mij toe, tot kinhoogte. Het Griekse gebaar voor ‘Ik weet niet waar je het over hebt’. Dan vestigt hij zijn blik weer op het grote groene scherm en ziet juist de Griekse spit machteloos de bal schampen in plaats van een peer op doel te geven. ‘Pusti!’, schreeuwt hij. Ik hoop maar dat hij de arme Griekse spits bedoelt en niet mij. Ik doe er verder maar het zwijgen toe, mijn Grieks is niet toereikend om zijn avond nog goed te maken.
Als Olympiakos-fan duren zulke wedstrijden lang, heel lang. Voor de trotse Griek naast mij is het zelfs een lijdensweg zonder weerga. Met veel kunst en vliegwerk blijven de verdedigende stellingen van de Griekse nummer 1 het verdere verloop van de wedstrijd overeind, al is het meer te danken aan de gemakzucht van de tevreden Duitsers dat de afstraffing bij 4-0 blijft. Mijn buurman heeft zijn idee van een leuke voetbalavond flink bij moeten stellen. Als het laatste fluitsignaal snerpend klinkt, maakt hij nog een laatste wegwerpgebaar richting het scherm alvorens hartgrondig te roepen: ‘Motherfuckers!’
Hij spreekt dus toch een beetje Engels.

dinsdag 8 september 2015

Gelukzoeker (3)

Ik hoef alleen maar op het geluid af te gaan. Druk pratende mannen, die hun redenatie kracht bij zetten door het volume van hun stem te verhogen. Vanuit het felle licht begeef ik mij in de donkere ruimte van het plaatselijke praathuis, ook wel kafèneion genoemd. Even later zit ik aan de bar van de kleine eetgelegenheid annex koffiehuis. Een heerlijk beslagen glas ijskoud water staat voor mij, daarnaast een tsipouro. Het water giet ik gulzig naar binnen, met het vuurwater doe ik iets rustiger aan.
Wanneer mijn waterhuishouding weer een beetje op orde is, heb ik gelegenheid de overige aanwezigen in mij op te nemen. Behalve de barman zitten er vier mannen rond een tafeltje te kaarten (Beriba). Een man met een gebit als een fietsenrek slaakt een luide kreet wanneer hij triomfantelijk een paar kaarten op tafel smijt. Zijn maat tegenover hem ziet het goedkeurend aan. Zijn tegenstanders links en rechts van hem kijken zorgelijk op hun eigen kaarten. Naarmate ik het spel volg, doet het mij denken aan Jokeren.
Het strijdtafereel wordt bekeken door een forse vijftiger in een camouflageshirt en met een dikke grijze haardos en een vriendelijke gezicht. Aan een tafeltje in de andere hoek zit een dikke man voortdurend naar zijn mobieltje te staren en zo nu en dan te bellen. Op zijn tafeltje een fles Amstel, een mobieltje, een pakje sigaretten en een aansteker. De standaard uitrusting van een Griek die naar het café gaat.

Ik vraag de heren of het goed is dat ik een een kiekje van ze maak. Dat vinden ze goed. Als ik ze maar niet stoor, maken ze met gebaren duidelijk. Nee hoor, laat mij kieken en je hebt geen kind aan me. Terwijl ik plaatjes maak, vraagt een van de kaarters waar ik vandaan kom. ‘Ollandía’, vertel ik hem. Ben ik even blij dat ik niet in Duitsland geboren ben. Anders had ik mijn afkomst moeten verloochenen.
‘Dijsselbloem, Dijsselbloem!’, roept het hele gezelschap in koor, om mij bij de les te houden. Ik hef mijn handen op in een verontschuldigend gebaar. ‘I do apologise for some of my fellow countrymen’, lach ik. Dat valt in goede aarde, merk ik.
‘He is only doing his job’, vergoelijkt de man in het camouflageshirt, terwijl de anderen weer driftig verder gaan met hun kaarten stuk smijten.
‘He does what aunty Angela tells him to do’, zeg ik. Zo denk ik er nu eenmaal over.
Het hele gezelschap barst in lachen uit. ‘Give this man another tsipouro on me!’, draagt het camouflageshirt de barkeeper op.
‘Why?’, vraag ik.
‘Because I respect you’, antwoordt hij. ‘You are a decent person’. Die moet ik onthouden!
Als ik me omdraai naar de bar, is mijn glas weer vol. Effe opletten nu, ik moet nog wel naar huis zien te komen. Dat is voor mij al moeilijk genoeg als ik mijn TomTom genaamd Mirjam niet naast me heb zitten.
Rambo verlaat zijn plek naast de kaarters en komt bij me aan de bar zitten. We schudden handen, stellen ons voor. Hij blijkt Arseni te heten, de barman heet Makis. De kaarters hebben geen tijd voor dergelijke plichtplegingen, kaarten stug door.
Arseni vertelt over zijn leven als broeder in een gekkenhuis, netjes Mental Institution geheten. Ondanks zijn drukke bestaan heeft hij zijn vlees toch vermeerderd, te weten twee studerende zoons en een dochter van zes. Ik vraag hem of hij de film One flew over the cuckoos nest kent. ‘Ah, Jack Nicholson!’, roept hij. Hij knikt goedkeurend.
Makis de barman is direct getriggerd. Voordat hij naar Corfu kwam, was hij filmdraaier bij een van de grootste bioscopen van Athene. Tot die in 2012 in vlammen op ging tijdens de gewelddadige opstand tegen de toenmalige regering. Toen vond Makis de tijd rijp om met vrouw en kinderen naar veiliger oorden te verkassen. Het werd Corfu, de geboorteplaats van zijn vrouw.
Ik voel me zo one of the boys dat ik aan Makis vraag of het gepast is om een rondje voor de zaak aan te bieden. Moet je in Nederland direct aan een tweede hypotheek, hier kan je dat rustig doen als je een tientje in je zak hebt. Oh, maar de heren kaarters hoeven niets, legt Makis uit. Zij kaarten hier de hele middag, drinken een enkel kopje koffie, veroorloven zich heel soms een biertje en gaan dan weer naar huis. Maar zover is het nog niet.
Ook Makis zelf bedankt vriendelijk, hij drinkt niet onder diensttijd. En Arseni? Heel aardig aangeboden, maar nee, toch maar niet. De dag is nog jong.
We praten over de Euro, de huidige situatie in Griekenland, Tsipras en zijn illustere voorgangers. En natuurlijk hebben we het over de rijkeluishobby genaamd de EU. Makis moet het allemaal nog zien of Griekenland uit de problemen komt. Arseni ziet de toekomst somber in. De corruptie en de hebzucht van de Griekse top doet ons allemaal de das om, waarschuwt hij.
Ik probeer hem te troosten met de gedachte dat er in alle landen van de wereld corruptie is en bied hem alsnog een borrel aan. Hij geeft zich gewonnen, accepteert mijn aanbod. Tja, het is onbeleefd om dan zelf niets te nemen. Even later kletsen onze glazen tegen elkaar aan en kunnen we ons gesprek weer hervatten.

Na een hartelijk afscheid, Arseni en ik slaan elkaar tijdens het huggen even op de rug, en mijn plechtige belofte binnenkort weer terug te komen, begeef ik mij weer in de hitte. Maar goed dat ik naast mijn tsipourootjes een liter water gedronken heb. Anders had ik waarschijnlijk uren moeten zoeken naar mijn auto.
Tien minuten later stuur ik kriskras door het binnenland van centraal Corfu. Road to nowhere (The Talking Heads) schalt op volle sterkte uit de wijd geopende ramen. Ik schreeuw ongegeneerd met David Byrne mee: We're on a road to nowhere, come on inside.
Ik doorkruis nooit vermoede plaatsen als Estavromenos, Kalafationas, Varipatades, Kothoniki en andere mij onbekende delen van Corfu, nu en dan gadegeslagen door wantrouwende boeren en hun gades. Zelfs rijd ik op den duur langs een aantal paardenstallen waarvan de bewoners mij met hun lieve ogen verbaasd aanstaren. Ik knik vriendelijk terug en denk: Wat heb ik toch een prachtleven.
Een half uur later heb ik nog steeds geen flauw idee of ik op weg ben naar de supermarkt of dat ik mij er verder van verwijder. Maar hé, de muziek is goed, de wind waait door de open raampjes en ik ontdek nieuwe werelden. Soms is het helemaal niet erg om een onderontwikkeld richtinggevoel te hebben.
Klik hier voor de foto's

Gelukzoeker (2)

Mijn SD-stick staat weer vol met mooie plaatjes van Corfu en dus zak ik weer af naar de lagere regio’s. Ik moet nog melk halen!, schiet mij opeens te binnen. Omdat Pelekas van zichzelf ook een prachtig plaatje is, besluit ik om het nuttige met het aangename te verenigen. In plaats van rechtdoor, sla ik rechtsaf, richting het enkele kilometers verderop liggende Sinarades. Nog zo’n pareltje in het binnenland van centraal Corfu.
Nu nog even een goed standpunt zien te vinden vanwaar ik dit prachtig gelaagde bergdorpje kan vastleggen voor het nageslacht. Vandaar vind ik vast wel een binnendoor weggetje om langs de supermarkt te rijden.
Ter hoogte van Sinarades vind ik een prima plekje met vrij uitzicht. Even later heb ik ook Pelekas tot mijn tevredenheid vastgelegd. Diellas, here I come!
Mijn gebrekkig ontwikkelde richtinggevoel zegt mij dat ik links moet afslaan en ik steek iets wat voor een brug moet doorgaan over. Geel-zwart geblokte relingen moeten voorkomen dat het verkeer massaal in de rivier belandt. Na wat slingerwegen door het prachtige binnenland van centraal Corfu, rijd ik plotseling Kouramades binnen. Laat ik daar nou nog nooit geweest zijn! Het is schilderachtig. Bij het naderen van een driesprong met in het midden een fel gekleurde kerk, remt mijn auto vanzelf, daar hoef ik niets voor te doen. Hij parkeert op een schaduwrijk plekje, schakelt zichzelf uit en fluistert: ‘Ga maar, nu kan het nog. Misschien is het morgen te laat’.
Tja, dan moet het maar. En ik stort mij in de stille straatjes en bochtige krochten van Kouramades.

Wat is dat toch altijd genieten, gewapend met een camera wandelend door zo’n vergeelde afdruk in tijd. De rust die over je komt als je een paar van de dorpsoudsten gemoedelijk ziet zitten op een houten krukje, een afgezaagde boomtronk en een gammel plastic kuipstoeltje. Ze zwoegen niet, ze vergaren niet, ze bouwen niet, ze breken niet af. Eeltige handen houden een flesje water of Fanta vast, verder niets. Alleen hun lippen bewegen, en soms hun handen, om hun argumenten kracht bij te zetten.
Het op dit moment verlaten dorpsplein, waarvan je weet dat het er vaak een drukte van belang is. Waar tijdens de panigiri (dorpsfeest) en andere feesten wordt gedronken, gegeten, gezongen en gelachen. En gedanst natuurlijk; de Syrtaki en andere Griekse dansen, in klederdracht of het gewone kloffie. Maar nu even niet, niet om vier uur in de middag.
Snoeioude huisjes met zwaar verschoten luiken en afgebladderde verflagen leunen zwaar vermoeid tegen elkaar aan. Hoeveel generaties huisvaders hebben in het piepkleine keukentje van moeder de vrouw te horen gekregen dat de buitenboel nodig weer eens geschilderd moet worden. En hop, daar kwam er weer een laag bij.
Kijk, daar zit een setje voor zo’n huisje in de schaduw. Samen zijn ze goed voor ruim anderhalve eeuw, schat ik. Wat ze doen? Gewoon zitten genieten, meer niet. Van de rust, de geur van de zomer, de fluitende vogels en soms een kind wat voorbij fietst.
Daar hebben we de onvermijdelijke plaatselijke supermarkt ter groote van een schoenendoos. Zoals gebruikelijk staat daar de hele santenkraam buiten in de brandende zon te blakeren. ’s Ochtends is een groot deel van het assortiment naar buiten gesleept, uitgestald en opgestapeld. En als de avond eenmaal gevallen is en de nacht zijn intrede doet, wordt het weer allemaal opgepakt en naar binnen gesjouwd. Heerlijk, ik kan er uren doorbrengen.

Van al dat gewandel op het warme gedeelte van de dag, krijg ik best wel dorst. Mijn tong is zo ruw als een lap soldatenleer en ik krijg visioenen van een fles heerlijk koel water. Dat kan op dit uur van de dag een probleem worden. Zoals in de meeste niet-toeristische plaatsjes op Corfu, is ook hier iedereen van de straat, al dan niet in diepe rust. Het is tussen drie en vijf uur in de middag zelden of nooit lonend om je bar of winkel open te houden.
Wandelend door de smalle hoofdstraat die dwars door het dorp heen loopt, speur ik om me heen, zoekend naar verkoeling en beschutting tegen de zon. Ik ben moederziel alleen, ben al een kwartier lang geen sterveling tegen gekomen. Ja toch, een luie hond die mij loom aan keek met een blik alsof hij wilde zeggen: Wat doe je hier op dit tijdstip?
Waar ik ook kijk, de luiken zijn gesloten. Dan komt een auto mij tegemoet, met achter het stuur een Griekse jongedame met een weelderige bos haar. Niet iedereen slaapt hier dus op dit uur van de dag. Dat zou eigenlijk wel moeten. In de smalle straatjes hangt de hitte als een deken om mij heen. Een normaal mens ligt op dat uur in een koele kamer met de luiken gesloten, energie op te doen voor de rest van de dag.
Het ziet er naar uit dat ik in Kouramades mijn dorst niet zal lessen, daar heb ik me bij neergelegd. Ik sla een hoek om en hoor in de verte geroezemoes, zo nu en dan afgewisseld met een schreeuw. Dat moet wel een kafeneion zijn! Ondanks de zinderende hitte versnel ik zowaar mijn pas.
Lees hier het vervolg
Klik hier voor de foto's

Gelukzoeker (1)

Terwijl wij rond het middaguur op de achterveranda onze koffie dronken, viel er plotseling– zeer opmerkelijk – een pittige bui. Al snel maakte de regen, dankzij een zwoel briesje, weer plaats voor een heerlijk zonnetje. Hierdoor hadden wij te maken met bijzonder helder weer. Oorzaak en gevolg naar verluidt, maar wel opmerkelijk.
Wanneer het heel helder weer is,begint het bij mij al snel te jeuken. Ik werp eens een blik op de Pantokrator, die ondanks een afstand van hemelsbreed 30 kilometer toch heel duidelijk te onderscheiden is, met een veelheid aan felle kleuren daaromheen. Ik giet koffie in mijn kop, kijk nog eens en onderscheid nog meer detail. Ik bedoel, 30 kilometer en ik kan de vliegen op de antennes op de Pantokrator zien zitten.
‘Ik ga foto’s maken’, zeg ik tegen Mirjam.
‘Oh?’, zegt ze, niet echt verbaasd.
‘Ja, het is zo kraakhelder, ik krijg eeuwig spijt als ik de gelegenheid niet te baat neem’, roep ik terwijl ik mijn cameratas controleer op een extra accu, lenzen en filters.
‘Dan kan je op de terugweg gelijk even biologische melk halen bij Diellas’, roept ze.
Ik twijfel ondertussen welke lens ik extra mee zal nemen; de tele- of de groothoeklens. Ik prop de telelens in het zijvak en stap het zonlicht in.
‘Niet vergeten melk te halen!’, hoor ik nog net als ik naar de auto loop.

Ik ga naar Pelekas, een van de omliggende, hoger gelegen dorpjes van centraal Corfu. Om preciezer te zijn, ik ga naar het hoogste punt van Pelekas: Kaisers Throne. Op die hoogverheven plek liet de Duitse keizer Wilhelm II een uitkijkpost bouwen. Regelmatig liet hij daar zijn tranen de vrije loop, zo mooi vond hij het uitzicht vanuit de hoogte.
Ik stel me zo voor dat Wilhelm, na weer een drukke dag van regeren, daar op de top van de berg zit bij te komen. Je krijgt als keizer een berg gekonkel en gekronkel over je heen natuurlijk. Dus aan het eind van de werkdag beklimt hij de treden van zijn Kaisers Throne en zet zich zuchtend neer, laat de dag aan zich voorbij gaan. Wijntje erbij, borrelnootjes, in afwachting van zijn gade.
Tranen vullen al snel de groeven op zijn gezicht, zo mooi vindt hij het. Dan komt Hermine, zijn beminnelijke echtgenote om te kijken of het wel goed gaat met haar Wilhelm. Hij werkt zo hard de laatste tijd. Wanneer ze zijn betraande ogen ziet, vraagt ze verbaasd: ‘Huil je?’
Ja, knikt hij alleen maar.
‘Ben je ziek, heb je verdriet?’, vraagt ze bezorgd. Hij schudt zijn hoofd.
‘Ik ben zo gelukkig’, fluistert hij zachtjes.
‘Maar waarom huil je dan?’, wil ze graag weten.
‘Omdat dit is het mooiste uitzichtpunt van de wereld is!’, zegt hij met een van tranen doortrokken stem. Hij haalt een mouw langs zijn ogen en slikt een paar tranen in. Zij kijkt hem aan met een mengeling van ongeloof en verbazing. Normaal is hij niet zo sentimenteel.
‘Nou ja, blijf niet te lang zitten hè? Straks vat je nog kou’, roept ze, terwijl ze zich omdraait en wegloopt.
Hij kijkt haar teder na. Goeie vrouw, al heeft ze van romantiek geen kaas gegeten. Het liefst had hij gezien dat ze naast hem plaats nam, zodat ze tegen elkaar aan geleund samen hadden kunnen genieten van het uitzicht. Je weet maar nooit wat er van komt. Nou ja, je kan niet alles hebben.
Dan richt hij zijn blik weer op het prachtig groen glooiende tafereel beneden, met daar omheen de grijsgroene bergketen en de strakblauwe Ionische Zee. En begint weer zachtjes te huilen.
Niet vreemd hoor, je kijkt inderdaad een allemachtig eind weg vanaf de Kaisers Throne en het is allemaal schitterend in harmonie met elkaar. Als je dan denkt aan het geploeter en de haat en nijd tussen de mensen in het algemeen en politici in het bijzonder dan stel ik me zo voor dat het je wel eens te moede kan worden.

Van links naar rechts: De hele Ropa Vallei wordt voor je ontrold. Daarachter de rijk begroeide bergen die centraal Corfu scheiden van het noordelijk gedeelte van het eiland, met middendoor de Troumpeta pas. Terwijl je blik langzaam naar rechts glijdt, tekent de oostelijke kustlijn van Corfu zich af met kustplaatsen Dassia, Ipsos, Barbati en zelfs Nissaki. Langzaam, niet te snel!, naar rechts, tot je Corfu Stad ziet liggen, met daarachter die bak met donkerblauw water, waarachter weer het vasteland van Griekenland en Albanië. En je blik gaat ongemerkt verder naar rechts, tot je uiteindelijk bij Varipatades uitkomt. Prachtig op een heuvelwand gedrapeerd, met als blikvanger de markante kerkspits. Nog iets verder zuidelijk, bovenop de op een na hoogste berg van Corfu, steekt de Grote Golfbal van Agii Deka scherp af tegen de blauwe hemel.
Helemaal niet gek dus dat ik daar een paar plaatjes wil schieten. En dat doe ik dan ook. Met droge ogen, dat dan weer wel.
Lees hier het vervolg
Klik hier voor de foto's

zondag 2 augustus 2015

Moonswimming



‘Zullen we vanavond nog eens naar het strand gaan voor een moonlightswim?’, vraagt Mirjam.
Soms heeft ze zo maar out of the blue van die briljante ingevingen, die meid.
‘Ja, dat is goed’, zeg ik, en drink in een teug mijn zoveelste glas ijskoud water leeg. Gosh, wat is het warm! Corfu zucht al een paar weken onder een heuse hittegolf en het einde is nog niet in zicht, als we de weerprofeten mogen geloven.
De airco snort zachtjes, waardoor de temperatuur binnenshuis zonder meer comfortabel is. Maar zet je een stap naar buiten dan valt er gelijk een bloedhete deken over je heen. Open je de deuren van je auto dan weet je helemaal niet wat je overkomt. Of ja, toch. Zo voelt het ook als je de ovendeur opent om die gegrilde kip of versgebakken appeltaart eruit te halen. In stilte vraag ik me af of we niet beter thuis kunnen blijven, binnen de veilige koelte van onze vier muren.

Het valt mee in de auto. Dat komt omdat ik pas enige uren na zonsondergang de sleutel in de deur stak. Het leek Mirjam namelijk romantisch om rond middernacht in het zilte water van de Ionische Zee af te dalen. Of de romantiek daardoor verhoogd wordt, weet ik niet. Feit is dat we, een uur voordat de nieuwe dag een aanvang zal nemen, over de donkere slingerwegen van Corfu richting de kust rijden. Het is nog altijd een graad of 28, dus de raampjes staan wagenwijd open.
Nadat we de bergkam bedwongen hebben en aan de afdaling naar zeeniveau beginnen, zien we die grote bak met water waarin de maan in volle glorie – het is Blauwe Maan – haar stralen overvloedig strooit. We krijgen een onbedwingbare zin om te gaan zwemmen. Ook Foxy, die vanwege het late tijdstip mee mag, merkt dat het eind van de rit in zicht is.
We hebben alle ruimte om te parkeren en spoeden ons achter Foxy aan langs het terras van een inmiddels gesloten strandtent naar de zee. Het zand, waar je een paar uur eerder nog niet met blote voeten op kon lopen, voelt lekker koel aan tussen onze tenen. Aan strandbedden geen gebrek.
Terwijl wij ons van zoveel mogelijk textiel ontdoen, oppert Mirjam het idee om maar helemaal niets aan te houden. Ik kijk om me heen en zie verderop een strandtent waar nog licht brandt. Al moet ik toegeven dat het wel iets heeft, zonder pennendekker zwemmen. Ik twijfel. Als om mijn twijfel weg te nemen, gaat het licht bij de strandtent uit.
‘Maar wat nou als de strandstoelenmeneer zijn  geld komt innen?’, hou ik de boot nog af.
‘Ja hoor, om twaalf uur ’s nachts’, antwoordt Mirjam en lacht mij ondeugend toe.
Ik steek mijn vingers achter het elastiek van mijn zwembroek. Net willen mijn armen een neerwaartse beweging maken als we iets verderop mensen horen praten. Toch maar niet dus.

Het is inmiddels middernacht geweest. Die goudgele bol daar hoog aan de hemel is prachtig en doet vreselijk zijn best om de boel te verlichten. De zee is als een spiegel zo vlak en ik drijf comfortabel op mijn rug op het zoute nat van de Ionische Zee, oortjes onderwater. Ik luister naar het ruisen van mijn bloedsomloop, wat heel ontspannend is. Boven mij steekt een driehoek van flonkerende sterren fel af tegen de inktzwarte achtergrond, te midden van duizenden kleinere sterren.
Dan voel ik een haal van een hondenpoot langs mijn been en zie de blije kop van Foxy naast de mijne verschijnen. Waterrat. Onuitputtelijk pendelt ze tussen Mirjam en mij heen en weer. Ik geef haar een aai over de bol, waarna ze weer koers zet naar mijn zwemmaatje. Dit is geluk mensen.

Op de terugweg naar huis zingen we gezamenlijk een iets aangepaste versie van Van Morrison’s prachtige liedje Moondance:
Well, it's a marvelous night for a moonswim
With the stars up above in your eyes
A fantabulous night to make romance
'Neath the cover of August skies
And all the night's magic seems to whisper and hush
And all the soft moonlight seems to shine in your blush
Can I just have one more moonswim with you, my love
Can I just make some more romance with you, my love
Well, I want to make love to you tonight
I can't wait 'til the morning has come
And I know that the time is just right
And straight into my arms you will run

Eenmaal thuis aangekomen gaat wel alle kledij uit.

maandag 29 juni 2015

D-Day voor de Grieken?



29 juni 2015: Zelden zal een klein landje de wereld zo in haar greep gehad hebben als Griekenland op dit moment. Nadat de Grieken ‘Oxi’ (Nee) gezegd hebben tegen het hulpplan van hun Europese gesprekspartners, gaan wereldwijd de beurzen zwaar onderuit. Er is totale paniek uitgebroken in Geldland en elke belegger, groot of klein, wordt geraakt door de weigerachtige houding van het altijd dwarse Griekenland. En dus wordt er koortsachtig overleg gevoerd tussen alle hotemetoten op militair, financieel en politiek gebied.
Ondertussen buitelen de bobo’s over elkaar heen om hun visie te geven op de onverstandige en vooral onbegrijpelijke weigering van Tsipras om de uitgestoken hand van de geldschieters met beide handen vast te pakken. Jean-Claude Juncker, de goedlachse voorzitter van de Europese Commissie, snapt helemaal niets van de houding van de Griekse premier en voelt zich verraden door hem. Zo moeilijk is het toch niet om de ouderen en de onderlagen van de bevolking de rekening te laten betalen voor het falen van de EU? Waarom wil zijn voormalige vriend Tsipras daar nu niet in mee?
Europa’s rijzende ster, de Dappere Dijsselbloem, herhaalt tot vervelens toe wat tante Angela hem in zijn gretig oor gefluisterd heeft. De tijd tikt immers in razend tempo door en als Griekenland besluit om het meer dan genereuze aanbod van de EU van de hand te wijzen, dan zijn de gevolgen voor dit ondankbare landje niet te overzien. Slechts met de grootste krachtsinspanning en tegen beter weten in, houdt de nobele Eurogroepvoorzitter de deur nog op een kiertje, alhoewel het eigenlijk niet besteed is aan de Grieken.
De onvolprezen directeur van het IMF, Christine Lagarde, is aanzienlijk minder flexibel dan haar vriendje Dijsselbloem. Zij houdt onverbiddelijk vast aan de stringente regels waaraan Griekenland al jaren is onderworpen. Als het aan haar ligt, wordt dit onhandelbare volk uit de landengemeenschap gestoten, zodat deze schandalige natie niet langer een smet op het onbeschreven blazoen van de EU zal blijven werpen.

Niet alleen voor de zogeheten groten der aarde staat hun wereldje te trillen op hun grondvesten. Ook het gepeupel kan niet langer om Griekenland heen. De mondiale media laat geen middel onbenut om moord en brand te schreeuwen over de toestand in Zuid Europa.
De Roeptoeter van Nederland, ook wel Telegraaf genoemd, laat een regen van waarschuwende berichten neerdalen op haar normaal zo oppervlakkige lezers. Tussen interessante berichten over de nieuwe borsten van Patricia Paay en de laatste affaire van Katie Price, lezen we over de dreiging van chaos, oproer, oorlog, rellen, armoede, honger, pest en verderf in het zo geplaagde Griekenland.
Vakantiegangers die zo dwaas zijn om, tegen alle redelijkheid in, alsnog naar Griekenland af te reizen, wordt aangeraden hun levensverzekering te verhogen, het uiterste uit hun reisverzekering te persen en de kleine lettertjes van de ontbindende voorwaarden nog maar eens opnieuw te lezen. Verder worden lijstjes met tips verstrekt waar en hoe cash geld in de bagage te verstoppen en hoe te handelen en wandelen in een land van anarchie, geweld en verdrukking.
Ten overvloede wordt de nadruk gelegd op de mogelijkheden een vakantie in Griekenland zonder kleerscheuren te overleven. Want de stranden, straten en pleinen van heel Griekenland worden momenteel bevolkt door grote groepen rovende en moordende dievenbendes, aangetrokken door het idee dat elke toerist duizenden euro’s cash in de zwembroek mee torst.
Wat aardig toch van deze objectieve en serieuze krant.

Hoe is het nu in werkelijkheid in de straten en op de stranden van, in onze situatie, ons Griekse eilandje Corfu? Rustig mensen, heel rustig. Natuurlijk heerst er momenteel een grotere bedrijvigheid op het eiland, maar dat is normaal in het hoogseizoen. Ga het maar aanstaan, in een paar maanden tijd moeten er wel ruim een miljoen toeristen bewassen, bekleed, geknipt en geschoren worden. Dat valt allemachtig niet mee voor een eilandje waar rond de 100.000 mensen wonen.
Van alle ellende en rampscenario’s waarvan de kranten op hoge toon gewag maken, is echter weinig te ontdekken. Of het moet onderwerp van gesprek zijn in een van de vele kaffeneions (Griekse koffiehuisjes) waar de Griekse mannen luidruchtig de toestand in de wereld beschrijven. Dan hoor je nog wel eens de namen van bovengenoemde hoofdrolspelers vallen. Maar verder geen lange wachtrijen met nerveuze Grieken bij de pinautomaten. Geen tot de tanden bewapende politieagenten die het gepeupel met gummiknuppels, waterkanonnen en karabijnen tot rede proberen te brengen. Ook niet op iedere hoek van de straat is een soldaat te vinden om elke neiging tot rellen met harde hand de kop in te drukken. Geen brandhaarden, rellen, afgebrande huizen, geweld en onlusten. Het is gewoon rustig, vredig en gezellig in de straten en op de pleinen.
Gisteren was ik in Corfu Stad, waar ik in gezelschap was van Griekse, Duitse, Engelse, Nederlandse en Italiaanse vrienden. Gezellig hebben wij enkele uren aan de drukke Esplanade doorgebracht, onder het genot van koffie met gebak, alcoholische versnaperingen en mèzes. Wij werden omringd door massa’s flanerende Grieken en hordes toeristen uit alle windstreken van Europa. Niets wees er op dat er spannende dingen staan te gebeuren.
Obers liepen af en aan met tot de rand gevulde bladen lekkernijen, kinderen renden achter elkaar aan en scheurden met hun fietsjes langs, door en over de wandelende mensenzee. Duizenden camera’s en mobieltjes legden de mooie omgeving van het beroemde centrale plein van Corfu Stad vast voor de thuisblijvers. Op het cricketveld schopten jongens tegen een bal en jonge moeders duwden hun kinderwagens gezamenlijk over de wandelpaden. Jonge geliefden hadden geen enkele aandacht voor de de wereld om zich heen.
Waar we ook keken, overal zagen we de terrassen gevuld met lachende, vrolijk pratende mensen, zich lavend aan hun hapje en drankje. Een hond keek loom naar een duif die druk in de weer was met een stukje brood. De zon scheen weer na een paar spatjes regen en niemand leek zich druk te maken om de dag van morgen. Laat dat maar aan de geleerden over.