Green Island Blog

dinsdag 18 december 2012

Jumping Corfu





Omdat ik bij het zien van al die overheerlijke sinaasappels in onze tuin ineens een niet te stuiten aandrang krijg om mijn tanden erin te zetten, graai ik een schaartje uit de keukenla en loop gewapend met een plastictas naar buiten. De lokroep van de prachtig oranje tennisballen - maar dan groter - heeft zijn uitwerking niet gemist.
Ik wil met een sierlijke beweging op het verhoogde terras springen, maar door mijn strakke spijkerbroek mislukt de actie jammerlijk. Ik knal met mijn linker scheenbeen keihard tegen de ruwbetonnen rand, mij een minstens zo ruwe krachtterm ontlokkend. Kolere, wat een pijn!

Ik check of mijn spijkerbroek nog heel is, wat gelukkig zo is. Dat kan ik van mijn ontvelde en bloedende scheenbeen niet zeggen. Maar dat gaat vanzelf weer over. Hinkend en bloedend strompel ik naar een lager gelegen gedeelte van de terrasmuur en beklim die moeizaam. Het volgende moment graaien mijn handen gretig naar de prachtige vruchten. De pijn verdring ik met visioenen van een heerlijke wodka-jus.
Tijdens een vorige plukbeurt....
Als ik een kilo of wat in de tas heb, valt mijn oog op het handvat. Wat zit daar nou? Een paar blaadjes, een takje? Ja ...., nee! Het is de sprinkhaan die ik tijdens een vorige plukbeurt ook al zag zitten op een sinaasappel. Het dier liet mij rustig begaan, terwijl ik om hem heen de ene na de andere vitaminenbom aan zijn omgeving onttrok. Deze keer heb ik hem waarschijnlijk per ongeluk meegeplukt.
Nu zit hij kalm op het handvat, mij enigzins argwanend aankijkend. Hij zit er wat verloren bij, onwennig in zijn nieuwe plastic omgeving.
Het is een flink uit de kluiten gewassen exemplaar. Een centimeter of tien schat ik hem. Ik houd hem mijn hand voor en na enige aarzeling en een licht tikje tegen zijn achterwerk springt hij op mijn geopende hand. Daar blijft hij stilletjes zitten terwijl ik de kans heb hem op mijn gemak te bekijken.
Trots laat ik hem aan Mirjam zien, die vanachter het veilige glas een lelijk gezicht trekt. Ik besluit deze tamme rakker toch maar even te kieken, zet hem op een mooie witte kiezel en sprint naar binnen.
Japie Krekel is tot mijn verbazing geduldig blijven wachten tot ik weer terug ben, nu met fotocamera. Ik verwacht dat hij elk moment weg kan springen bij het zien van mijn kanon, maar het tegendeel is waar. Ik kan doen wat ik wil. Omdat het al redelijk donker is, moet ik flitsen, maar het maakt de verspringer niets uit. Hij blijft zitten als zat hij in een leunstoel voor de tv.
Als ik even later de kiezel waarop hij zit een kwartslag draai om een andere invalshoek te hebben, geeft hij een beetje blijk van onrust. Terwijl ik voorzichtig door mijn knieën ga en ook nog eens mijn macrolens op hem richt, zie ik de voorpoten in beweging komen. Maar na enkele shots is het beest weer de rust zelve. Wonderlijk.
Of loopt het diertje misschien op zijn eind? Ik heb nog niet eerder zo'n kalme klant meegemaakt. Nou ja, ik smeed het ijzer maar als het heet is en flits er driftig op los.
Langzamerhand ontvangen mijn hersenen signalen dat er toch iets mis is met mijn scheenbeen. Kloppen, zuigen, zeuren, ik moet omhoog. Kreunend en krakend ga ik de lucht in. Dat is blijkbaar het signaal voor de grashopper dat de fotosessie afgelopen is, want met een reuzensprong scheiden zich onze wegen. Kon ik maar zo springen.

dinsdag 31 juli 2012

Eerlijk


‘Gee, wat is het warm’, zeg ik tegen Alex, als we naar buiten gaan om even een verfrissend biertje te scoren. Achtendertig graden in de schaduw, toont de thermometer.
Dat had ik nog niet in de gaten toen ik een rondje om de kerk maakte met de fiets.  Wat heet: Dafnilia, Gouvia, Tsavros, Dassia, Gardelades, Ermones en doodop weer naar huis. Toch gauw een kilometer of 35, met wat pittige hoogteverschillen. Ik heb eerst een uur bij zitten komen in een koel bad.
Maar goed, na een dutje in het koele water en eenmaal afgedroogd, kom ik weer onder de levenden. Dan wordt er op de deur geklopt en strompel ik, ondertussen een verse pennendekker aantrekkend, naar de deur. Alex, of we een biertje gaan doen. Zonder mij af te vragen of een uur in de middag niet wat vroeg is voor een alcoholische versnapering, trek ik een broek en een shirt aan en verlaat de aangename koelte van ons airco’d huis.
Even later zitten we bij Time Out - toepasselijke naam - op het terras en bespreken gewichtige zaken als leven, dood, relaties, werk, economie en andere onderwerpen die G.B.J. Hiltermann voor televisiekijkend Nederland aansneed. Onze glazen komen uit de diepvries, dus de halveliter Fix van de tap smaakt uitstekend.
Maar het aloude gezegde luidt dat je op een been niet kan staan, dus we nemen er nog een en snijden opnieuw een aantal actuele onderwerpen aan, zoals de situatie in Griekenland in het algemeen en Corfu in het bijzonder. Hiltermann zou goedkeurend geknikt hebben als hij zich nog op dit ondermaanse bewogen zou hebben.
Tegen drieën maakt Alekos, de baas van Time Out, ons duidelijk dat het tijd wordt om een uiltje te gaan knappen en dus nemen we bij mij thuis nog een biertje. De dag is nog jong, we kunnen het dus niet te gek maken.
Als Alex na een uurtje het veld ruimt, moet ik plassen. Van het bier waarschijnlijk.
In de badkamer ontdek ik dat ik vergeten ben de ramen af te sluiten. Een inbreker had hier geen enkele uitdaging in gezien en had waarschijnlijk een bedankbriefje achtergelaten voor de vriendelijke ontvangst.
Op Corfu speelt dat probleem echter nauwelijks of niet. De Grieken op Corfu gaan er gewoon niet toe over om in te breken. Dat hoort niet, dat mag niet, dat doen ze simpelweg niet. Als er heel zeldzaam eens ingebroken wordt dan is het, het spijt mij te moeten zeggen, altijd een buitenlander.
En in Nederland? Met een beetje geluk had ik alleen een boete gekregen voor uitlokking.

zaterdag 30 juni 2012

Maybe just happy


Tijdens een rondje om de kerk met Plati bemerk ik dat het jammer is dat ik mijn camera niet bij me heb. Ons buurdorpje Afra ligt zo mooi afgestoken tegen de heuvelwand dat het gewoon zonde is dat ik er geen plaatje van kan maken.
En dus besluit ik na afloop van de wandeling nog even in de auto te stappen en alsnog Afra vast te leggen voor het nageslacht.
Even voorbij de kerk parkeer ik de auto onder een lommerijke boom. Er staat een lekkere bries, maar in de zon is het flink warm. En ik begin te klikken. Wat een fantastisch mooi eiland is Corfu toch! Honderden keren ben ik er al langs gelopen, maar dit uitzicht verveelt nooit. Ik neem zo nu en dan een geparkeerd paard mee in de voorgrond en even later besluit ik ook nog even de kerk en het naastgelegen kerkhof te kieken.
Ik geniet met volle teugen terwijl ik langs de grote zerken van wit marmer loop. Je wordt je toch weer bewust van het leven, voor zover dat niet het geval was.
Een fotootje nemen worden er een paar meer en een half uur later zit ik weer in de auto. Bij het dorpsplein bedenk ik mij dat ik nu ook mooi een plaatje kan schieten van de taverna waar we wel eens een borrel scoren of soms een hapje eten. De zon staat goed, dus we gaan ervoor.
Terwijl ik sta scherp te stellen, zie ik vanuit een ooghoek dat de naamgever en eigenaar van de taverne, Kostas, voor zijn huisje in de schaduw zit. Prachtig toch? Kan ik hem ook gelijk even vastleggen.
Ik maak een praatje met hem in mijn paar woorden Grieks en verder een mengeling van Duits en Engels en vraag dan of hij het goed vindt dat ik een foto van hem maak. Dat vindt hij prima. Zijn  hond Alfie, vriend van Plati, komt gelijk bij hem liggen en dat maakt het alleen maar mooier.
Als ik een serie geschoten heb, wil ik weer in mijn auto stappen als hij vraagt of ik van wijn houdt. Oh, best wel, antwoord ik. Of ik dan een wijntje wil? Nou, als je ook een ouzootje hebt, zeg ik. Geen probleem, roept hij terwijl hij krakend en kreunend overeind komt en zijn huis in loopt.
Even later komt hij naar buiten met een vrolijk gekleurd aluminium wijnkannetje en twee limonadeglazen. Hm, mijn verzoek om ouzo kwam blijkbaar niet over, maar een kniesoor die daarop let. Hij schenkt de glazen royaal vol en we zetten ons neer in de schaduw. Kostas op zijn plastic kuipstoeltje dat zijn vormen heeft aangenomen en ik op het lage muurtje ernaast. We praten over zijn leven.
 Als jonge jongen werd hij door zijn vader klaargestoomd om de taverna over te nemen. Dat wilde de jonge Kostas niet, hij wilde zijn blik verruimen en de wereld ontdekken. Dus ging hij tegen de wens van zijn vader naar Duitsland en werkte daar in een restaurant. Maar na drie jaar van zwoegen en zweten voor een paar carobbepeulen en een habbekrats had hij het wel gezien en kwam met hangende pootjes terug naar Corfu. En hij schoor zich en hij trouwde en werd eigenaar van de taverna waar tegenover wij ons bevinden.
You like fish?, vraagt hij na een slok. Mwah, niet echt, zeg ik. Zalm gaat er wel in en voor een heerlijke tonijnsalade mogen ze me wakker maken, maar voor de rest, nee. OK, dan zal hij even wat mèzes (Griekse hapjes) halen. Ohoh, als dat maar goed gaat. En ja hoor, daar komt hij al aan met een bordje met vier ontkopte vissen met alles er nog op, aan en in.
Specialty, zegt hij, zet het bordje tussen ons in en overhandigt mij een servetje. Look, zegt hij en scheurt een visje bij de buik open. In een handige beweging rukt hij de hele ruggengraat eruit en gooit die naar Alfie. Die bekijkt het ding wat twijfelachtig maar begint dan traag te knagen.
Ik laat me niet kennen, zet mijn vingers in de onderkant van de vis en begin te scheuren. Wat ik zie stemt mij niet vrolijk. Zelfs mijn vader gooide hiervan het meeste weg. Tussen wat vage onderdelen door zie ik de graat zitten en begin te trekken. Het kreng versplintert direct en ik zit letterlijk met de brokken. Ik pulk een paar stukken graat naar buiten en graai wild om me heen in de hoop zoveel mogelijk inhoud van de vis aan Alfie te geven. Dan zie ik wat liggen waarvan ik denk: had dat beest zich niet eerst leeg kunnen schijten alvorens gevangen te worden? Mijn vingers gaan koortsachtig door het inwendige van de ‘Specialty’ heen en ik peuter een bruin voorwerp los dat ik naar de hond gooi. Die snuffelt er eens aan en begint daarna uitvoerig zijn ballen te likken.
Kostas schenkt mijn glas goddank nog eens vol en kijkt mij verwachtingsvol aan. Ik kan er nu echt niet meer onderuit en neem een hap van wat het meest op een filetje lijkt. Zoals het ding eruit ziet, smaakt hij ook: naar vis. You like?, vraagt Kostas. Mmmm, brom ik en spoel een en ander weg met een flinke slok wijn. Nog even volhouden Dick, houd ik mezelf voor. Een moet je er in ieder geval mannen. Ik morrel aan een wat vasthoudend orgaan dat na enig tegensputteren los raakt van de vis. Ik bid in stilte dat Kostas het niet ziet en zegt dat dit het lekkerste gedeelte is en smijt het snel naar Alfie. Hij keurt het niet eens een blik waardig en legt zijn kop met een diepe zucht op de grond.
Na minutenlang malen en dralen ben ik eindelijk door mijn eerste beproeving heen. Ik neem er maar eens een slok op en beraad mij op mijn strategie. Dan krijg ik onbedoeld hulp van Kostas. Hij biedt mij de overige twee vissen aan. Take, zegt hij. You first, antwoord ik. Nono, just had lunch, zegt hij terwijl hij met zijn servetje zwaait. Briljant! Ik dus ook. Hij dringt nog een keer aan, maar beslist weer ik af, ik zit nog vol.
Snel leeg ik mijn glas om erger te voorkomen en stap op. Ik vertel hem dat ik hoognodig weer aan het werk moet en we bedanken elkaar uitbundig voor het prettig samenzijn.
Ik toeter als ik wegrijd en hij zwaait uitbundig. Heerlijke mensen, heerlijk eiland...

maandag 25 juni 2012

Geluk


‘Well, I think we have a deal’, las ik in antwoord op mijn e-mail aan Jasmina dat ik wel foto’s wilde maken tijdens haar trouwerij op Corfu. Ah, leuke klus, dacht ik. Dat werd het ook.
Enkele maanden geleden kreeg ik de vraag voorgelegd of ik kon helpen bij de organisatie van een bruiloft op Corfu. Een Sloveense jongedame genaamd Jasmina was vorig jaar samen met haar vriend Matsis op Corfu op vakantie en het leek ze een prima gelegenheid om hun eeuwige liefde voor elkaar op dit romantische eiland te bezegelen. Al zoekende naar de mogelijkheden was ze op Green Island terecht gekomen en was het contact gelegd. Of ik ook een fotograaf kende.
En dus spoedde ik mij op vrijdagochtend de 22ste juni, geschoren met de haartjes nog nat, naar Ipsos, waar de ceremonie zou plaats vinden. Daarna was er een boottocht met onze goede vriend kapitein Antonios gepland.

Even na negen uur in de ochtend, ik mocht nog even meehelpen de boot versieren, komt er een drietal jongedames de pier oplopen. In degene die een witte jurk draagt, het weelderige haar versierd met een wit lint, vermoed ik de bruid. Zij komt ook het meest nerveus over van de drie. En ja hoor, zij stelt zich voor als Jasmina. Het plan is om ons een kilometer verderop bij de bruidegom te voegen. Daar zal het stel ook in de echt verenigd worden, zoals dat zo mooi heet.
Enkele minuten later vallen de geliefden elkaar in de armen. Ze vreten elkaar nog net niet op, maar ze nemen wel regelmatig hapjes van elkaar. Een blinde kan zien dat ze gek op elkaar zijn.
We steken de drukke weg die het strand van de boulevard scheidt over en ik wandel met het gezelschap, het bruidspaar en twee setjes vrienden, naar een bar-restaurant. In de grote tuin van het restaurant staat een tafeltje wat versierd is met  een lakentje en een bloemdecoratie. We melden ons aan de bar en na een brul naar achter maakt zich een – mag ik het zo noemen? - voluptueuze dame los uit de achtergrond en gaat het gezelschap voor naar het tafeltje. Het verliefde stel wordt aan een kant geposteerd, zij gaat aan de andere kant staan en begint voorovergebogen staand voor te lezen uit een gewichtig uitziend document. Ze kijkt daarbij voortdurend naar het geschrift zonder het bruidspaar een blik waardig te keuren. Aan het eind van haar onpersoonlijk opgedreunde tekst, kijkt ze de bruidegom eens wantrouwend aan, mompelt nog iets en spoedt zich weer terug naar haar duistere hol. Een nieuwe, veel leukere vrouw met een groot boek onder de arm dient zich aan.
Het grote boek wordt opengeslagen en de noodzakelijke handtekeningen worden door alle partijen gezet. Dan gaat ze ons voor, het restaurantgedeelte in. Daar blijkt nog een deur te zijn en ik heb het vermoeden dat we in de keuken uitkomen. Maar nee, merkwaardig genoeg komen we in een sombere en donkere gang waarin her en der verspreid wat meubelstukken staan waarvan het beste af is. We beklimmen een stenen trap waar betonrot zich met succes heeft ingevreten. Niet bepaald een ruimte die je met feestelijke gebeurtenissen in verband brengt.
Na wat omzwervingen door het sterk verwaarloosde gebouw komen we op een kantoor, zo benauwd en deprimerend dat de tranen je in de ogen springen. Grauwe muren van een kleur die zelfs vers opgebracht nog suicidale neigingen bij de grootste optimist zouden oproepen, gebladderde plafonds, tot op de draad versleten vloerbedekking en afgetakeld meubilair maken dat elk gezond denkend mens zo snel mogelijk weer naar buiten wil. Maar we zijn daar met een missie, dus we gaan door en volgen het kleine dametje naar een ruimte waar de laatste plichtplegingen zullen plaatsvinden.
Onze helse tocht door het gebouw eindigt in een hokje van vijf bij drie meter wat volgestouwd is met buro’s uit het jaar nul met daarop stokoude monitors waarvan je het bestaan niet meer vermoedde. Eens witte telefoons staan somber verrookt naast ingestortte rolodexen. Aan de muur vergeelde lijsten met daarop geprintte namen en telefoonnummers doen vermoeden dat men ooit de beschikking over een printer had. Veel regels zijn doorgehaald, dus erg vers zijn de gegevens niet. Waarschijnlijk zijn de verwijderde personen inmiddels op gezegende leeftijd overleden en heeft niemand de middelen om de informatie te verversen. Het bedompte kantoortje is doortrokken met kabeltrossen en snoeren die soms vanuit de muur, soms vanuit buroladen lijken te groeien als lianen in een oerwoud. Dit moet Dante’s Inferno zijn, gaat het door mij heen, als ik mij op een gammele stoel neerzet en de hele wrakke bedoening om me heen bekijk. Als ik hier dag in dag uit zou moeten werken, zou ik me maar tot een gedachte kunnen opwerken: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?
Het is bloedverziekend benauwd in het kleine hok en de aanwezigheid van een zestal opgewonden bruiloftsvierders en hun fotograaf maakt de atmosfeer er niet beter op. Toch moeten we bijna een half uur doorbrengen in de grafkelder, alvorens de laatste handtekeningen op de juiste plaatsen zijn gezet en de hele boel in zesvoud aan het bruidspaar overhandigd wordt. De zucht van verlichting die door het kamertje gaat, werkt enigzins verfrissend.
Als we even later weer in het zonlicht staan en frisse lucht inademen, zie ik enkelen een kruis slaan.
Enigzins bedremmeld begeven wij ons naar de boot en even later kiezen wij het ruime sop. Bij het zien van de prachtige bak water onder ons en de schitterende oostkust van Corfu die zich speciaal voor ons heeft opgemaakt, komt de eerste schuchtere lach toch weer tevoorschijn. De bruid en bruidegom beginnen elkaar weer met hernieuwde levenslust te knuffelen en op te eten en ook de gasten worden zich opgelucht bewust van hun omgeving. Dan laat Kapitein Antonios de champagnekurken knallen en het gelukkige stel maakt zich van elkaar los om de cake aan te snijden. Na duizend gelukwensen en even zovele omhelzingen en zoenen snuiven wij de zilte zeelucht tot op het merg in ons op. Alle aanwezigen ervaren het als een nieuwe kans.

maandag 21 mei 2012

Nocturne


Zoals wel vaker zaten we op zaterdagavond bij Lucciola – middenop Corfu -  live muziek te bekijken toen ik opeens tegen Mirjam zei: Als we straks thuis zijn dan gaan we Morning Dew (Long John Baldry) nog eens draaien. Ik weet niet meer welk liedje er door de drie-mans band (waarvan een vrouw) gespeeld werd. Volgens mij was het tijdens Wild Horses van The Stones, maar het kan ook door een nummertje van JJ Cale gekomen zijn. Feit is dat dergelijke muziek altijd op mijn muzikale hongergevoel werkt.
Een half uurtje later nemen wij een eerste slok van onze alcoholische versnapering bij het prachtige piano-intro en beluisteren wij de zware stem (Baldry staat er voor in het Guinness Book of Records!) en de gierende gitaarsolo van dit monumentale nummer.
Terwijl Baldry met zeer lage stem ‘Walk me out in the morning dew’ bromt en daarmee het einde van het nummer inzet, heb ik de volgende al klaar staan: Hurt van Johnny Cash. Tranentrekkend, zo mooi, maar nu nog even niet.
Terwijl Cash, ook met donkerbruine stem, door de kamer klinkt, geef ik het stokje aan Mirjam door. Zij kiest voor Stay (Far Away, So Close) van U2.
We besluiten er een spelletje van te maken. De een kiest, de ander moet er een muzikale link op vinden. Dat is leuk! En zo kan het gebeuren dat de een voor Stairway to Heaven kiest en er geantwoord wordt met Soldier of Fortune van Deep Purple. En op Don’t Wanna Miss a Thing volgt vanzelfsprekend Perfect Day van Lou Reed. Die weer gevolgd wordt door Ik Drink, het lijflied van Ramses.
Mirjam kiest voor Smells Like Teen Spirit van Nirvana. Nou, daar is maar een antwoord op: Die Walkure van Wagner natuurlijk! Ik zie gelijk Robert Duvall als Colonel Kilgore  in Apocalypse Now voor me die met zijn helikoptersquadron dood en verderf zaait onder de Viet Cong. I love the smell of napalm in the morning!
Mijn tegenstander slaat de aanval af met een andere filmsong: You Never Can Tell, het vrolijke nummer uit Pulp Fiction. Je ziet Travolta en Thurman dansen.
En we drinken en luisteren, luisteren en drinken. En dan kom je vanzelf op Tom Waits met Starving in the Belly of a Whale. Mirjam’s antwoord zal enkelen verbazen: Clocks, van Coldplay. Briljante vondst. Mirjam houdt niet zo van Waits, ik heb een hekel aan het gejammer van Chris Martin. Ja lui, er wordt gestreden op het scherpst van de snede.
Maar mijn escape mag ook genoemd worden. Op een gegeven moment klinkt Get Lucky van Mark Knopfler. Ja, ga dat maar aanstaan, wat moet je daar op zeggen? Mijn antwoord? Crazy Train van Ozzy Osbourne.
Hoezo, antwoord?, hoor ik de lezer denken. Hey luister, Knopfler is een zeer beschaafd en oppasend artiest, toch? Nou, je kan van Ozzy een hoop zeggen, maar niet dat hij beschaafd en oppassend is. Touche!
En zo sparren we een tijd door, tot zelfs de harde muziek ons bijna niet meer wakker houdt. Het is ook bijna vier uur in de ochtend, dus voor een stel 50-plussers eigenlijk te laat. Maar er zijn toch een paar artiesten niet gedraaid, dus we begraven de strijdbijl en kiezen gezamelijk nog een paar nummertjes die niet moge ontbreken op een avond als deze. In chronologische volgorde: La Fortunata omdat het een prachtig bombastisch en dramatisch stukje klassiek is. Earth Song van Michael Jackson, omdat hij toch wel een aardig mens was. You Can’t Always Get What You Want, want een avond zonder de Stones kan natuurlijk niet. Innuendo van Queen draaien we om dezelfde reden en dan is er natuurlijk nog een die groter dan groot was en daarmee besluiten we in de opperste staat van geluk deze muzikale nocturne: Elvis Presly met een fantastische live uitvoering van het hem op het lijf geschreven My Way!

Als je nu een prachtige collectie wilt samenstellen voor op de bank of in de auto, hier de hele lijst:
Morning Dew – Long John Baldry
Hurt – Johnny Cash
Stay (Far Away, So Close) – U2
Whisky, Mystics & Men – The Doors
There Goes My Everything – Elvis
Biko - Peter Gabriel
Stairway to Heaven – Led Zeppelin
Soldier of Fortune – Deep Purple
November Rain – Guns ’n Roses
Don’t Wanna Miss a Thing – Aerosmith
Perfect Day – Lou Reed
Ik Drink – Ramses Shaffy
Wait a While – Jon Lord (met Sam Brown)
Batallions of Strangers – Fisher Z
Smells Like Teen Spirit – Nirvana
Die Walkure – Wagner
You Never Can Tell – Chuck Berry
Starving in the Belly of a Whale – Tom Waits
Clocks – Coldplay
La Petite Fille de la Mere – Vangelis
High Hopes – Pink Floyd
The Funeral Party – The Cure
Nocturne – Secret Garden
Am Fenster – City
Spanish Caravan – The Doors
Adam Raised a Cain – Bruce Springsteen
No Ceiling – Eddie Vedder
The Battle of Evermore – Led Zeppelin
Get Lucky – Mark Knopfler
Crazy Train – Ozzy Osbourne
One – U2
Pilgrim – Uriah Heep
O Fortuna – Orff
Earth Song – Michael Jackson
You Can’t Always Get What You Want – Rolling Stones
Innuendo – Queen
My Way – Elvis

Veel luisterplezier!

zaterdag 5 mei 2012

Lente!


Het is weer mei op Corfu en dus? Vlindertijd! Wat een genot is het toch om die vrolijke, maar tegelijkertijd nijvere beestjes rond te zien fladderen. In hoog tempo worden alle bloemetjes dartelend aangedaan. Vertoont zich een soortgenoot in hetzelfde stukje luchtruim dan is het helemaal feest. Soms zie je dan dat ze even om elkaar heen cirkelen en dan hoor je ze gewoon zeggen: your place or mine? Vlinderen noem ik dat.
Nu hebben wij hier op Corfu in het binnenland een zogenaamd verlaten dorp, dat in een prachtig rustig landschap ligt. Schitterend hoor, maar laten die vlinders zich daar nou vreselijk in hun element voelen! De mooiste soorten kom je daar tegen terwijl ze zich tegoed doen aan de miljoenen bloemen en elkaar.
Wij daar dus heen op een mooie zaterdag in mei. Na een mooie rit over de Troumbeta (een pas midden op Corfu) storten wij ons in de binnenlanden van Corfu, langs plaatsjes als Skripero, Chorepiskopei, Stakera en andere schilderachtige namen. Dan komen we bij de noordkust van Corfu uit, Roda en daarna Acharavi, waar wij verliefd werden op het eiland. Prachtige rit op een zonovergoten dag.
We ronden de Noord en vervolgen onze route even later langs de oostelijke kustweg tot we bij de afslag Perithia komen. Eerst door Kato (laag) Perithia, dan door Loutses, met zijn prachtige grotten. Even later stuiteren we over een vreselijk slecht stukje weg, dat na twee kilometer gelukkig overgaat in asfalt. En we stijgen en we stijgen en genieten weer van de schitterend beklede berghellingen en al het overige moois dat Corfu te bieden heeft. Hoe vaak zijn we al niet in Perithia geweest? En toch gaan we elke keer weer met plezier naar dit bijzondere stukje Historisch Corfu.
Dan is daar eindelijk de blikvanger van de omgeving, de roze klokketoren van de kerk van Perithia. Daar schiet ik mijn eerste foto, niet van een gevleugelde vlinder, maar van mijn eigen vlindertje Mirjam.
Even later ziet zij de eerste vlinder, een pracht zwartwit exemplaar met sierlijke tekening, vrolijk door het zwerk fladderen. Dat belooft veel goeds en zo blij als een hond met zeven staarten storten wij ons op het pad.

Maar we komen bedrogen uit. Er zijn veel vlinders, maar bijna allemaal van een en dezelfde soort. Mooi hoor en ik klik er lustig op los, maar de variatie is niet om over naar huis te schrijven. Blijkbaar is het nog te vroeg in het jaar, de rest van de vlinders moet nog wakker worden.
Toch hebben we een schitterende wandeling door het woeste natuurgebied van Perithia en omgeving. Prachtige vergezichten, berghellingen onder tapijten van duizend tinten groen, geel en paars, zeeën van bloemen en glooiende groene weiden afgewisseld met woeste rotsformaties. En overal dat betoverende azuren dak erboven. 
Heerlijke tijdsbesteding om daar rond te dwalen. Maar dan!

We hebben onszelf een lekkere lunch beloofd bij Foros, een van de zes (6!) restaurants in het verlaten dorp. Foros is al sinds de jaren negentig gevestigd in Perithia en heeft een uitstekende naam. De volgers (lees: imitators) proberen allemaal een graantje mee te pikken, maar dat wekt toch wat wrevel bij mensen. De eerste drie restaurants lopen we dus, terwijl we vriendelijk begroet worden, straal voorbij en komen door een nauw straatje met verlaten huizen op een pleintje uit waar de andere drie restaurants hun klanten proberen te veroveren.
Wij hebben onze keuze al gemaakt en ploffen dus neer onder de druivenranken van Foros. Het is goed rusten na gedane zaken en we laten ons het koele water lekker smaken. Ook Plati slobbert gulzig uit een plastic bak en speelt wat met de plaatselijke honden.
De maaltijd van tonijnsalade, saganaki, uientaart en kolikythia gaat er in als koek en wordt weggespoeld met een biertje en rode wijn.
Na de maaltijd maken we een praatje met de eigenaar, die luistert naar de naam Thomas Siriotis. Op onze vragen vertelt hij honderduit over het verleden van Perithia en weet van veel huizen de achtergrond te verhalen. Terwijl hij vertelt, zit hij voortdurend op een wit kaartje te krabbelen, maar dit weerhoudt hem er niet van de geschiedenis van Perithia vanaf de veertiende tot de twintigste eeuw in een notendop te stoppen.
Dan ineens heft hij het hoofd en overhandigt ons het witte kaartje waarop hij zo nijver zat te krabbelen. Het is zijn visitekaartje, dat hij tijdens onze geschiedenisles even getekend heeft.

Het meest luxe visitekaartje, gedrukt op het duurste papier, door een topdesigner ontworpen volgens de richtlijnen van de moderne presentatie, kan geen betere indruk achterlaten dan dit exemplaar.
Business Card Foros Restaurant Perithia Corfu

dinsdag 1 mei 2012

Een mooie dag


Merkwaardige gewoonte: op de Dag Van De Arbeid massaal thuis blijven. Zoals in wel meer Europese landen is 1 mei voor de Grieken een vrije dag. Beetje tegengesteld, maar daar maalt geen Griek om en geef ze eens ongelijk. Een vrije dag is een vrije dag.
Ik word op deze zonovergoten dag gebeld door een Nederlandse vriend – ook wonend op Corfu – die even een biertje wil gaan drinken. Ondanks dat ik druk ben, voor mij is dit een gewone werkdag, besluit ik toch van de gelegenheid gebruik te maken. Even later zitten we in de auto op weg naar ons buurdorp Afra waar een tentje is waar je bij een biertje altijd een bordje mezès krijgt, zoiets als tapas maar dan op zijn Grieks.
Als we bij ons dranktentje arriveren ziet het er gesloten uit. We zijn beiden verbaasd. Een vrije dag is voor veel Grieken aanleiding om erop uit te gaan, dus tapperijen, restaurants en andere horeca zijn juist dan lucratieve business. Maar we horen aan de zijkant druk gepraat, dus we besluiten even poolshoogte te nemen.
Ah, tot onze geruststelling zit er een aardig gezelschap onder een luifel aan de zijkant, druk pratend en gebarend. We parkeren de auto en gaan in de tuin aan een tafel onder een grote parasol zitten. Het gezelschap bestaat namelijk uit Grieken die allemaal proberen elkaar te overschreeuwen en wij willen gewoon een praatje maken onder het genot van een lekker biertje.
Een wat oudere man heeft het hoogste woord. Hij heeft net zo’n stem als Joe Pesci in Goodfellas. What do you mean with funny? Funny like a clown or something? Wellicht is het familie van hem, want als iemand probeert ook een argument in de groep te gooien dan wordt hij gelijk overstemd door de Joe lookalike.
We worden in eerste instantie wat argwanend bekeken door het gezelschap terwijl wij ons nederzetten. Dan maakt een jonge Griek zich los uit het gezelschap en komt naar ons toe. Wij bestellen een lekkere Alfa, naar mijn smaak het lekkerste Griekse bier. De vriendelijke knaap komt even later terug met onze bestelling, maar tot onze verbazing ontbreken de mezès. Nou ja, het is maar bijvangst.
Een paar minuten later komt hij nogmaals onze kant op, nu met een bord met stukken kaas, uitjes, olijven en radijsjes. Ah, alsnog mezès dus, zij het in een sobere uitvoering. Dan legt hij uit dat hij gesloten is vanwege de Dag Van De Arbeid en dat het eigenlijk een besloten party is. Maar we zijn welkom, we mogen blijven, legt hij lachend uit.
Kijk, dat zijn nu ook de Grieken. Je breekt in op een feestje en in plaats van je weg te sturen, gaan ze je gewoon bedienen.
Hij vraagt waar we vandaan komen en we zeggen dat we In Agios Ioannis wonen. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog en zegt dat het hele gezelschap onder de luifel daar ook vandaan komt. Dan brult hij wat naar hun in het Grieks waarvan we alleen onze plaatsnaam snappen. Iedereen begroet ons luidkeels alsof we popsterren zijn. Holland, Holland, we love Holland, horen we luid scanderen. Joe Pesci komt ook nu overal bovenuit en even verdenk ik hem er van dat hij iedereen persoonlijk komt voorstellen. Zover komt het gelukkig niet, al snel hervatten ze hun geschreeuw naar elkaar weer en wij voeren ons gesprek op een wat lager volume.
Na een tweede biertje zetten we er een punt achter en gaan afrekenen bij de jonge knaap die ons zo gastvrij ontving op zijn private party. Alsnog moeten we het hele rondje langs om handen te schudden, uit te leggen hoe lang we waar wonen, wat we de mooiste tijd van het jaar vinden en wat onze schoenmaat is.
Heerlijk eiland, heerlijke mensen. Kon het maar altijd Dag Van De Arbeid zijn.

maandag 27 februari 2012

Uitzien naar uitzicht


Goddelijk uitzicht vanaf de berg Stavros, lazen wij in de gids met wandelingen op Corfu. Nou, als dat geen aanbeveling is. Dat goddelijke zal wel meevallen. Het te behalen doel is namelijk een kloostertje en de bewoners van dergelijke gebouwen hebben meestal niet veel met God op. Maar dat doet niets aan het uitzicht af, dus we gaan ervoor.
Wel is het een wandeling in categorie 2, op een schaal van 3, waarschuwt de gids. Een kleine tien kilometer, met veel onverharde paden en stijgingen tot wel 400 meter. Ach, met een hond wandel je dagelijks, dus dat moeten we wel kunnen hebben. Ook al is het een van de eerste wandelingen van 2012. De wandelstappers dus aan en wij op weg naar Strongili, een dorpje dat ingesloten is tussen een aantal bergen.
Op aanwijzing van de gids vinden wij het pad waar onze wandeltocht begint. Het weer werkt aan alle kanten mee, het is een schitterende dag met een temperatuur van rond de 20 graden, dus het belooft een mooie wandeling te worden. Plati gaat ons kwispelend voor als wij het licht stijgende pad betreden.

Na enkele minuten wandelen, vinden wij het eerste herkenningspunt, een kleine kerk met daarvoor de begraafplaats. Plati rent enthousiast tussen de zerken en vervallen graven door, wat ik niet zo’n goed idee vind. Straks komt ze nog met een kluif aan, dus we roepen haar snel bij ons en vervolgen onze weg.
Een stiefkwartiertje later arriveren we bij het volgende referentiepunt. Een kerk, hoe kan het ook anders. Dit is waarschijnlijk meer een familiekerk (veel Griekse families hebben hun eigen kerk), want er is alleen een klein begraafplaatsje met enkele graven. Bij de ingang is een graf tegen de kerkmuur aan gemetseld en bij de entree van het terrein ligt nog een grafsteen. Het is er heerlijk rustig en terwijl ik even een paar plaatjes schiet, geniet Mirjam van de warme zonnestralen.
Maar de echte wandeling moet nog beginnen, dus al snel gaan we op zoek naar het volgende herkenningspunt. Door olijfgaarden, langs reuzencactussen en cipressen gaan we steeds verder landinwaarts. Net als we een olijfgaard verlaten en door de volle zon verblind worden, komt er een stokoude pick-up de berg afrollen, motor uit. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen. In het autootje zit een setje bejaarden die de auto waarschijnlijk nieuw gekocht hebben. Na hun trouwen in 1926. Maar een heel leuk en vriendelijk stel want ze zetten de auto knarsend stil en vragen waar we heen gaan. Naar de Moni Pantokrator, zeggen wij. Ah, poli oreo (heel mooi), zeggen de oudjes in koor. Dan begint hij ons uit te leggen hoe we moeten lopen. Mirjam toont hem onze routebeschrijving, maar die keurt hij geen blik waardig, we kunnen maar beter op zijn beschrijving afgaan. Verschillende malen vangen we het woord ecclisia op, dus we zullen nog wel een paar kerken tegenkomen. We bedanken ze uitbundig en vervolgen onze route weer.
Inderdaad komen we na enkele kilometers weer een kerkje tegen. Waanzinnig uitzicht over een dal met daarachter de bergketen die de westkust van Corfu aan ons zicht onttrekt.
Weer begeven wij ons door de rijke olijfgaarden (in het binnenland van Corfu staat verreweg het grootste gedeelte van de pakbeet vijf miljoen olijfbomen die het eiland telt) en genieten van de stilte, die alleen zo nu en dan doorbroken wordt door een blaffende hond of een verdwaalde kippenkreet.
Geheel volgens het boekje komen we na een uur wandelen, waarbij we al die tijd flink gestegen zijn, in de buitengebieden van Komianata en Dafnata, twee mini bergdorpjes die in elkaar overlopen en ogenschijnlijk van God en alleman afgesneden zijn. Wij hebben tenminste geen verharde wegen kunnen ontdekken. Misschien is het alleen vanaf de andere kant van de berg waartegen het aangeplakt is, te bereiken.
Kommiedoen?
We worden opgewacht door de vrouw van de burgemeester, die ons hartelijk welkom heet. Tja, zo vaak krijgen ze geen bezoek. Het doel van onze tocht, wil ze weten. Als wij het klooster noemen, lichten haar achter jampotglazen gestoken ogen op. Ook volgens haar is het alleszins de moeite waard.
We doorkruisen de smalle straatjes, vergapen ons aan de snoeioude huisjes, waarderen de vriendelijkheid van de mensen - zonder uitzondering lopen ze allemaal tegen de honderd – en vragen ons af of deze mensen ooit hun dorp wel eens verlaten hebben.
Na uitgezwaaid te zijn door de voltallige bevolking start de wandeling pas echt. Via een rotsachtig pad, wat absoluut ontraden moet worden aan rolstoelgebruikers, slingeren we door prachtige natuur naar boven. Na een bocht menen we het kloostertje te zien liggen. Hoog inderdaad, prachtig wit afgetekend tegen een stralend helderblauwe lucht.
Hm, dat wordt nog een pittige tippel. Zeker als al snel blijkt dat wij ons vergist hebben. Het klooster ligt nog hoger en een heel eind verderop. Het witte gebouwtje dat wij voor een klooster versleten, blijkt een gewoon huis te zijn, schitterend gesitueerd bovenop een berg. Je moet wel van lezen houden, schiet het door mij heen als ik het huisje zie afsteken tegen de hemel.
Het pad wordt steeds ruwer en moeilijker begaanbaar. Het door veel groen omgeven slingerpad is bezaaid met losliggende rotsen, keien en stenen. Oppassen dus dat we niets verzwikken of dat je ineens bij je enkels afbreekt want dan heb je echt een probleem. Een helikopter lijkt het meest voor de hand liggende transportmiddel om dan opgehaald te worden.
Van het klooster geen spoor, wel zien we dat de bergwand voor ons een pad vertoont. We dalen weer flink af, wat lekker is na het vele stijgen. Helaas gaat het daarna weer steil omhoog. Maar we zijn nog jong en we laten ons niet kennen. Wel zijn we bijna door ons water heen, want de zon schijnt op ons bolletje, en we hebben geen parasolletje. Wat is water dan toch lekker.
Inmiddels beginnen onze kuiten een beetje te vlammen. Na de afdaling kwam toch echt weer de stijging en dat nog eens over moeilijk begaanbaar terrein. Het doet ons denken aan de wandeling naar Porto Timonei, de tweelingbaai aan de westkust van Corfu. Dit is alleen wel een langer traject, veel langer.
Maar dan krijgen we toch waar we voor gekomen zijn! Eindelijk komt het klooster in zicht. Op een vooruitgeschoven klif van de berg Stavros, hoog torenend boven het schitterende dal, prijkt het klooster Moni Pantokrator. Betekent niet dat we er al zijn, we moeten eerst nog een fiks terrein doorkruisen en dat gaat steeds meer zeer doen.
Na nog eens een kwartier zwikken en zwalken arriveren we dan eindelijk bij het doel van de reis. Het gebouwtje is enigszins teleurstellend, met een klein huisje ervoor en het klooster – van zeer bescheiden afmetingen – zelf. Maar het uitzicht en de omgeving is zoals beloofd prachtig.
We laten onze laatste druppels water en een paar meegebrachte boterhammen goed smaken en geven onze geteisterde kuiten wat rust. Maar dan moeten we toch echt de terugweg gaan aanvaarden. We willen het laatste stuk door donkere olijfbossen en overwoekerde paden niet in het duister afleggen.
De routekaart verwijst ons via de andere kant van de berg weer terug naar Komianata. Het is natuurlijk leuk dat je hetzelfde traject niet weer helemaal terug hoeft, maar we moeten wel weer omhoog. Dat wordt ons bijna teveel, regelmatig moeten we even stilhouden om bloed te spugen en onze raspende longen rust te gunnen. Komt bij dat Mirjam niet haar beste wandelschoenen aan heeft en flink last van haar enkels begint te krijgen. Het terrein is ook niet bepaald een biljartlaken, al is er veel groen te genieten.
We komen bij een punt dat we de heenroute door de bergen kunnen zien. Het pad steekt duidelijk af tegen de groene berghelling. En we kunnen tegelijk zien dat dit pad geconnecteerd wordt door een pad dat zich afsplitst van het traject dat ons nog wacht. Volgens onze berekeningen snijden we een pittig stuk af als we dit sluipweggetje nemen. Maar het houdt ook in dat we een van de hoogtepunten van de wandeling, een schitterend uitzicht op de oostkant van Corfu, niet te zien krijgen. Corfu Stad, de luchthaven en de naastgelegen lagune met op de achtergrond de Pantokrator (de enige echte) zijn op een bepaald punt allemaal in een oogopslag te bewonderen. En dat trekt toch ook wel. We laten het aan het moment over en vervolgen met knikkende knieën en kabbelende kuiten onze weg.
Eenmaal bij de splitsing verkeren we in dilemma. Gaan we vals spelen en snijden we een stuk af, of gaan we voor het vergezicht over Corfu? De eerste optie leidt omlaag, de tweede gaat weer omhoog. Mirjam, die flink opspelende enkels heeft, is best bereid tot vals spelen. Maar met de zon in de rug zou ik wel heel mooie foto’s kunnen maken natuurlijk. Ik besluit alleen een stukje omhoog te lopen om te zien of het traject achter de bocht het weergaloze uitzicht biedt, of dat we nog verder moeten stijgen.
Even later breng ik verslag uit, we kunnen maar beter naar beneden gaan. Er wachten nog enkele beklimmingen en ik kon niet ontdekken hoeveel nog alvorens de afdaling weer in te zetten. We gaan dus naar beneden.
Afdalen lijkt minder vermoeiend en sec gezien klopt dit ook. Je hoeft niet de hele tijd je eigen gewicht omhoog te slepen. Maar voor je kuiten, knieën en heupen is een ferme afdaling de pest. Komt bij dat ik mijn teennagels had moeten knippen. Mijn tenen gillen het uit van de druk van mijn volledige gewicht tegen de neus van mijn schoenen. Mirjam is solidair en verzwikt halverwege de helse rit haar enkel, dus zijn we dolblij dat we na vierenhalf uur strompelen en zwoegen weer bij de auto zijn.
En dan te mogen zitten!

maandag 20 februari 2012

Alexandros has got his revenge on Agios Ioannis


Alexandros is dood. Eindelijk. Het heeft een tijd geduurd, maar uiteindelijk heeft hij gekregen waar hij om vroeg.

Tijdens een van de eerste ommetjes die ik maakte door Agios Ioannis, onze woonplaats op Corfu, ontmoette ik Alexandros. Gezeten voor zijn huisje in het centrum van ons dorp vond ik hem gelijk de moeite van fotograferen waard. Mooie oude getaande kop met daarin een paar vriendelijke ogen die mij nieuwsgierig vanonder een geruite pet aankeken. Ondanks de warmte was hij gekleed in een lange broek en een overhemd, met daaroverheen een versleten colbertje met visgraat. Ik zou hem nooit anders zien, zomer en winter. Alleen het schoeisel wijzigde soms. Was hij even bezig in een belendend stukje moestuin dan had hij korte rubberlaarzen aan.
Alexandros' zitplaats
Het was een schitterende combinatie, de oude man voor zijn mogelijk nog oudere woninkje. De muren van het huisje waren knalgeel geschilderd, maar inmiddels zo afgebladderd, generfd en doorleefd dat het gewoon prachtig was. Net als de bewoner.
Alexandros was een vriendelijke oude baas. Met handen en voeten bespraken we het weer en andere oppervlakkigheden. Hij met de paar woorden Duits die hij sprak en ik met net zoveel woorden Grieks. Het waren dus zeker geen diepe gesprekken over de zorgelijke toestand van de euro, de problematiek in het Midden-Oosten of de Tantrische Krachten die vrijkomen bij juist gebruik van het middenrif.
Via de tamtam had ik inmiddels vernomen dat hij door iedereen in het dorp werd gemeden. Over zijn verleden deden enkele nare verhalen de ronde. Hij zou altijd depressief en agressief geweest zijn, had zelfs een keer geprobeerd zijn moeder te vermoorden en andere sensationele vertelsels die een popster niet zouden misstaan.
Wat er van waar was, wist ik natuurlijk niet, feit was dat niemand met hem sprak. En dat terwijl het centrum van Agios Ioannis uit een pleintje ter grootte van een knaak en een nauw straatje bestaat waarvan de bewoners vanuit hun raam op de stoep van de overbuurman kunnen spugen. Vaak was de oude kern van het dorp druk met elkaar in gesprek terwijl Alexandros alleen en in zichzelf gekeerd op een oude gammele stoel voor zijn huisje zat. Niet vreemd dus dat hij altijd leek uit te zien naar mijn komst. Al van verre kon ik zien dat ik niet ongemerkt langs hem heen zou kunnen lopen.
Vaak vroeg ik hem hoe het ging en het antwoord was meestal hetzelfde: niet best. Dan begon hij over zijn bezoek aan de γιατρός (dokter) vanwege problemen met zijn καρδιά (hart) of zijn πόδια (benen) en de φάρμακα (medicijnen) die hij gebruikte.
Steevast eindigde hij zijn gezondheidspraatje door het hoofd schuin te houden, de mondhoeken naar beneden getrokken en de ogen devoot gesloten terwijl hij langzaam omhoog keek en met de handen een devoot opwaarts gebaar maakte. ‘Στον ήλιο’ (Naar de zon), zei hij dan, waarmee hij aangaf dat het voor hem allemaal niet meer hoefde.
In het begin dacht ik nog dat hij naar zijn overleden vrouw wilde, als hij omhoog wees. Later hoorde ik dat hij nooit getrouwd is geweest.
Veel meer dan luisteren en meevoelen kon ik natuurlijk niet doen voor hem, anders had ik het gedaan. ‘Περιμένετε φίλος μου’ (nog even geduld, mijn vriend), antwoordde ik dan maar. Dan glimlachte hij zijn laatste tanden even bloot en trok zijn wenkbrauwen op. Meer kan je niet doen, leek hij te willen zeggen.

Ik had Alexandros al een paar dagen niet voor zijn huisje zien zitten. En dan begin je toch aan het onvermijdelijke te denken. Omdat er geen mens naar hem omkeek, zou hij dagen of jaren dood in huis kunnen liggen zonder dat iemand hem mist.
Ik hield er ernstig rekening mee dat Alexandros niet meer onder ons was. Dat vermoeden leek bevestigd te worden toen zijn voordeur op een dag openstond en ik bouwvakkers in en uit zag lopen. Tussen de werklui zag ik ook zijn neef Jorgos, de taxichauffeur van Agios Ioannis en omstreken. Dus vroeg ik hem of zijn oom was overleden. Nee, Alexandros was tijdelijk opgenomen in een verzorgingshuis. Na een val in huis ging het echt niet meer, zijn gezondheidsproblemen dreigden hem eronder te krijgen. Jorgos vertelde dat hij niet eens stromend water, noch een douche en een toilet in huis had. Alexandros was dus van de ene op de andere dag opgehaald om opgelapt te worden. Ondertussen liet zijn neef het huisje grondig verbouwen en de noodzakelijke sanitaire verbeteringen aanbrengen, in afwachting van de terugkeer van Alexandros.

Alexandros 'in the news'
Verleden week liep ik met Plati te wandelen, toen ik een nieuw overlijdensbericht op een telefoonpaal geniet zag. Nieuwsgierig bekeek ik het en zag een bekende naam: Alexandros, Ετον 89, wat betekent dat genoemde op die leeftijd is overleden. Thuis zeg ik tegen Mirjam dat ‘onze’ Alexandros waarschijnlijk is overleden.
Een paar dagen later kom ik Jorgos tegen en hij bevestigt dat het inderdaad zijn oom is die er niet meer is. Het zat er al een tijdje aan te komen, vertelt hij. Ik zeg dat hij eindelijk zijn zin heeft gekregen. Jorgos bevestigt dat en start zijn taxi. Het leven gaat tenslotte verder.

Alexandros is dood. Maar hij heeft zijn gram gehaald op Agios Ioannis. Tijdens zijn leven werd hij gemeden door bijna heel zijn omgeving. Bij zijn begrafenis liep het hele dorp uit, zelden was het zo druk op een begrafenis.
Rust zacht vriend.

zondag 19 februari 2012

Crisis? What crisis?


‘Crisis? What crisis?’, schoot mij door het hoofd toen ik, genoeglijk achter een ouzo gezeten, hordes feestende Grieken aan mij voorbij zag trekken. Diegenen die zich het album van Supertramp nog herinneren, weten na het lezen van dit epistel hoe ik op die gedachte kwam.
Ik was in Corfu Stad om een boodschap te doen. Na moeizaam een parkeerplaatsje bemachtigd te hebben, komen mij van verre al de geluiden van een feestende massa tegemoet. Eenmaal wandelend door het park dat langs de Espianade loopt, word ik al snel opgeslokt door een dansende, hossende, vrolijke menigte Corfioten van alle leeftijden, rangen en standen. Een band speelt muziek voor een duizendkoppig gehoor, koopmannen bieden hun etenswaren aan, mensen trekken massaal hun portemonnee om gretig allerlei snuisterijen met een hoog 'Made in Hongkong-gehalte' aan te schaffen. Jonge gezinnen met kinderwagentjes kuieren ontspannen over de perken, jeugd trekt in groepjes met elkaar op, jongemannen en vrouwen zitten in kleermakerszit op het gras, jonge geliefden bezetten hand in hand de bankjes in het park.

Terwijl ik mij door de massa heen wring, vraag ik mij af wat er nu weer aan de hand is. Echt veel reden tot feest hebben de Grieken de laatste tijd toch niet. Zo mijmerend loop ik tot mijn verrassing ineens achter een viertal jonge poezen aan, compleet met staarten, kattenoren en snorharen. De vrouwtjeskatten zien er goed verzorgd, gekamd en welgevoed uit, waarmee ze afwijken van veel op Corfu levende katten.
Dan komt ons een groepje matrozen tegemoet. Allen met een stralend witte pet op de lange donkere haren, getooid in de kenmerkende blauw-wit gestreepte zeemanskiel met open kraag. De zeebonken, zonder uitzondering allemaal van het vrouwelijk geslacht en niet ouder dan een jaar of achttien, hebben hun outfit voltooid met een korte spijkerbroek. Natuurlijk, het is carnaval!
Dat besef komt even later in volle omvang als ik op het bomvolle terras van Olympia zit, aan de drukste en duurste gaanderij van Corfu Stad. In drommen trekken verklede Grieken voorbij. Het is een genot om te zien hoe kosten noch moeite zijn gespaard om Apokries, zoals het carnaval in Griekenland genoemd wordt, te vieren. Het feest lijkt met zijn verkleedpartijen en parades veel op de Hollandse variant, zij het dat men er in Griekenland twee weken voor uittrekt. Nederland steekt met slechts drie dagen feest nogal bleekjes af tegen Corfu.
Het is een lust voor het oog om te zien hoe serieus de Grieken omgaan met hun feesten. In alle soorten en maten passeren de vreemdste creaturen mijn terras. Ik zie groepjes stripfiguren, piraten, Charly Chaplin met enkele imitators, Super Mario met zijn broers, duistere figuren als Mephisto en Magere Hein, the Blues Brothers, Sneeuwwitje en Donald Duck die gebroederlijk gearmd gaat met Kuifje. Aandoenlijk wordt het als de Grote Smurf met zijn baard in de hand het terras van Olympia bestijgt en aan de ober vraagt of hij ook over lijm beschikt. De Smurfin wijkt ondertussen niet van zijn zijde.
Hoogtepunt van de verkleedpartij vind ikzelf toch wel de familie Witgoed. Met behulp van veel zilverpapier, kartonnen dozen en wat flex afvoerbuizen bij wijze van ledematen, ziet een kwartet menselijke wezens, geslacht noch leeftijd zijn te ontdekken, er uit of ze zo bij de MediaMarkt vandaan komen wandelen. Het is al met al een bonte mengeling van kleur, vrolijke linten, woeste pruiken, en andere uitingen van vrolijkheid en jolijt.
En je denkt: hoe is het mogelijk dat een natie die zo getroffen is, als het domste jongetje van Europa geafficheerd wordt, in een vrije val op weg is naar een onzachte landing, waar de financiële nood extreem hoog is en de bevolking zo bekritiseerd wordt, toch weer en masse de straat opgaat en doet of er niets aan de hand is?
Een ding is zeker; de winkels zijn leeg gekocht, de terrassen zitten boordevol en de restaurants doen die avond weer uitstekende zaken. De bewoners van Corfu hebben toch weer massaal kans gezien wat geld aan de muur te onttrekken, een snor of aanplakneus aan te schaffen en zich in het feestgedruis te storten. Hoe er over ze gedacht wordt? Het zal ze op dat moment souvlaki zijn. Waarvan de noodzakelijke uitgaven straks weer betaald moeten worden? Dat zien we avrio (morgen) dan wel weer. Hoe het verder moet? Spyros zal wel zien.
Ik kom tot geen andere conclusie dan deze: het is een gave.