Zo, zeg ik tegen Mirjam als ik met opgetrokken neus de auto
instap, die vuilcontainer stinkt als een graf. Ja, het was haar ook opgevallen
dat er een uiterst penetrante lucht hing in de buurt van de winkel waar we
geparkeerd stonden. Snel zet ik de auto in de versnelling en we rijden naar de
volgende winkel op ons lijstje, ons aller Lidl.
Als we een half uurtje later de boodschappen inladen meen ik
het weer te ruiken: zo’n smerige meur van afval dat te lang aan de buitenlucht
is blootgesteld en alle kans krijgt om iedere graad van verrotting intens te
ervaren. Nu zijn we dat wel een beetje gewend als het hoogzomer is en de warmte
er voor zorgt dat de vuilcontainers binnen een paar uur bol staan van de
rottingsgassen. Op Corfu wordt elke dag behalve zondag het afval opgehaald. Toch
blijft niemand op een zonnige dag langer dan noodzakelijk in de buurt van zo’n
supermarkt voor vliegen en ander ongedierte. In de winter valt het echter wel
mee en daarom zijn we beiden verbaasd dat we het ook hier weer ruiken.
Nog gekker is het als we thuis komen en de boodschappen
uitladen. Ook hier dringt die weerzinwekkende geur van dood, verderf en verval
zich in onze neus. We opperen de mogelijkheid dat de vuilnisbelt is ontploft. Er
moet een wolk afvaldamp over het hele centrale gedeelte van Corfu hangen,
denken wij. Maar dan trekken wij de deur achter ons dicht, slaan een nieuw
wijntje open en genieten van een fantastisch weekend.
Maandagochtend. Ik open het hek van onze tuin en laat een
enthousiast blaffende Plati uit. Hé, weer die geur! Waar doet deze perverse
stank mij aan denken? Plotseling moet ik denken aan een dode slang. Eens had ik
de beschikking over een perfect exemplaar. Doodgeslagen door onze kat, maar nog
puntgaaf en in tiptopconditie om te fotograferen. Omdat het een schitterend
beest was, wilde ik het bewaren en hoorde van onze bakker dat dit niet moeilijk
was. Koop een fles blanke alcohol, prop het dier erbij en klaar is Kostas. Maar
omdat klare alcohol toch niet zo gemakkelijk te verkrijgen is op Corfu, begon
mijn prachtige slang na enkele dagen een geur af te scheiden waar wij niet
vrolijk van werden als we lekker op onze veranda in het zonnetje zaten. En dus
werd de slang aan de natuur terug gegeven en restten er alleen mooie foto’s die
aan zijn bestaan herinneren. De geur zal ik echter ook niet snel vergeten.
Ik doorzoek vluchtig de omgeving van het hek en het stuk
tuin dat daarachter ligt, op zoek naar een dode slang. Niets. Plati staat
ondertussen onderaan het pad te blaffen dat ik mee moet, dus ik besluit later
op de dag nog even op onderzoek uit te gaan.
‘s Middags bedenk ik mij ineens weer mijn voornemen om de
omgeving van het hek aan een nader onderzoek te onderwerpen. Even later doet DE
GEUR zich weer gelden, maar hoe ik ook zoek tussen de struiken en bomen, geen
dode slang of andere oorzaak te vinden. Dan valt mijn oog op de auto, die
achter het hek staat geparkeerd. Wacht eens, die was er elke keer bij als wij
die stank roken. Er zal toch geen slang in de motor gekropen zijn en daar het
leven hebben gelaten? Voorzichtig snuif ik aan de grill met het
ventilatierooster. Mijn neusvleugels keren zich om van de onpasselijk makende
stank.
Ik haal de sleutels op en even later tasten mijn handen
onder de motordeksel op zoek naar de sluiting. Als ik de kap ontgrendeld heb en
omhoog til, wordt duidelijk dat het niet de vuilnisbelt van Corfu was die wij
tijdens onze ritjes over het eiland roken. Een grote rode haarbal zit tussen
het luchtfilter en een aantal slangen, beugels en andere motoronderdelen
gepropt. Een kat!
Een grote rode kat, blijkt later, als ik het beest uit de
motor probeer te peuteren. Dat valt nog niet mee, het beest zit muurvast. Eerst
komen er grote plukken haar mee. Hij is duidelijk niet meer in goeden doen. Er
steekt een poot nog een beetje uit, maar ik vrees dat die los zal komen als ik
kracht zet. Maar wat moet ik dan?
Ik kan het lijk laten zitten natuurlijk. Op den duur is het
niet meer dan een zak met botten, die je veel gemakkelijker verwijdert dan deze
muurvast zittende kat. Maar eens ga je dat binnen ruiken natuurlijk, als dat nu
al niet het geval is. Ik besluit de gok toch maar te wagen, op het gevaar af
dat ik het beest onderdeel voor onderdeel naar buiten moet pulken.
Taaie rakkers zijn katten toch! Na wat wrikken en trekken
komt de arme donder in zijn geheel naar buiten. Bij leven was het een tijger,
kan ik wel zien, maar met zijn verbrijzelde kop stelt hij toch niet veel meer
voor. Waarschijnlijk heeft de pechvogel lekker voor de regen geschuild. Maar toen
de motor gestart werd, was hij te laat om het voertuig te verlaten en kwam hij
met zijn kop tussen de V-snaar en het vliegwiel. En toen was hij in een klap al
zijn negen levens kwijt.
Even later zitten we aan onze 1800 uur borrel. De stank zit
nog steeds in mijn neus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten