zaterdag 23 april 2011
zondag 17 april 2011
Daar komt de bruid!
Onlangs smaakte ik het genoegen om met een goede vriend op een terrasje aan de Espianade te zitten. We hadden een werkbespreking die we net zo goed over de telefoon hadden kunnen doen, maar dat is minder leuk. Dus spraken we af bij Olympia, gelegen aan een van de drukste plekken in Corfu stad. Het weer was heerlijk en we deden onze ogen tegoed aan in zomergoed gehulde Griekse schonen die het flaneren tot kunst hebben verheven. Voor ons op tafel stond voor elk een ouzo speciaal, zoals ik het gedoopt heb: een glas ouzo, een schaal ijsklonten, water en een bordje mezès, kleine Griekse hapjes met heerlijke patatten.
Ik heb altijd een hekel aan werkoverleg gehad, maar dergelijke omstandigheden maken het draaglijk. Om niet te zeggen dat ik er naar uit begin te zien.
Na wat zaken te hebben besproken, vertelde hij tussen een slok ouzo en een olijf door dat er een datum voor de bruiloft was geprikt. De bruiloft! Al maanden had ik hem hoofdschuddend aangehoord over de problemen die het met zich meeneemt als een Nederlander met een Griekse wil trouwen. De ambtenaar die met die portefeuille belast is, wiens voornaamste zorg het normaliter is of hij thee of koffie zal drinken, wordt ineens net zo vasthoudend als een zeepok en wil tot op de komma precies weten hoe de vork in de steel zit. Hoogtepunt van de pesterij was wel dat een bepaald document afgekeurd werd omdat een woordje niet in het Grieks vertaald was, namelijk zijn achternaam. Hoe bedoel je, spijkers op laag water zoeken?
Maar na een lange periode van smeken en soebatten konden de Griekse autoriteiten het dan toch echt niet langer meer traineren. Alle, maar dan ook echt alle papieren, documenten en vergunningen waren in 28 talen – van Sanskriet tot Taki Taki en alle moderne wereldtalen daartussen - beschikbaar gesteld door Stefan en zijn aanstaande. Niets stond een trouwdatum meer in de weg.
Dan is het een kwestie van het ijzer smeden als het heet is, want voor je het weet is er een wet bij gekomen of veranderd en moet de aanvraag weer opnieuw. Dat overleeft een voorgenomen huwelijk niet, dus of wij 13 april 2011 vrij wilden houden teneinde mee te delen in de feestvreugde. Nou, dat wilden wij wel.
Of ik dan ook zijn best man, oftewel getuige, wilde zijn. Tjonge, dat vond ik een hele eer. Wel heb ik hem moeten waarschuwen dat twee eerdere huwelijken waarbij ik ook getuige was, in een echtscheiding geëindigd waren. Nochtans was dat voor Stefan geen beletsel gebruik te maken van mijn diensten.
De avond voor de plechtigheid werd ik gebeld en zag ik de naam van Stefan in het schermpje staan. ‘Nee, ik ben het niet vergeten,’ riep ik terwijl ik opnam. ‘Jij misschien niet,’ antwoordde hij, ‘maar iemand anders wel.’ Zou de Griekse ambtenarenmaffia het dan toch weer voor elkaar gekregen hebben?, flitste het door mij heen.
Wat bleek? De nijvere ambtenaar belast met gemeentelijke zaken had zich wat verrekend of vergist en dus kon er geen sprake zijn van een trouwceremonie in het mooie raadhuis van Corfu. We moesten uitwijken naar een dependance. Tevens werd de plechtigheid een half uurtje opgeschoven. Toch wel attent dat je daar de avond van tevoren over ingelicht wordt. Voor hetzelfde geld kom je er op de trappen van het raadhuis achter dat je daar niet welkom bent en mag je de 600 wachtende gasten uitleggen dat je aan de andere kant van de stad moet zijn.
Het mocht de pret niet drukken. Alle genodigden waren ruimschoots op tijd op de plaats van handeling, zelfs de ambtenaar van de burgerlijke stand. Enige dissonant was een brutale Griek die zijn auto op de speciaal voor het bruidspaar gereserveerde plaats had geparkeerd. De slimme medewerker van de raadszaal had hier echter, door ervaring wijzer geworden, op gerekend en had een extra plaats beschikbaar.
Na inlevering van de paspoorten van beide getuigen werd een cassetterecordertje uit het jaar 1870 aangeslingerd en werd een krakende versie van ‘De Bruiloftsmars’ op volume burenoverlast ten gehore gebracht. Ondanks dit storende element werd de voltrekking van het huwelijk niet meer in gevaar gebracht. Al was het nog even spannend of Stefan wel het juiste antwoord zou geven op de vraag of hij bereid was Lydia tot zijn echtgenote te nemen. Ja is in het Grieks namelijk Nai, wat qua uitspraak zorgelijk veel lijkt op ons Nederlandse woordje Nee. Waarschijnlijk had hij geoefend, want voor de ambtenaar de vraag in zijn geheel gesteld had, beantwoordde hij de vraag in vloeiend Grieks met: Nai!
Ik heb altijd een hekel aan werkoverleg gehad, maar dergelijke omstandigheden maken het draaglijk. Om niet te zeggen dat ik er naar uit begin te zien.
Na wat zaken te hebben besproken, vertelde hij tussen een slok ouzo en een olijf door dat er een datum voor de bruiloft was geprikt. De bruiloft! Al maanden had ik hem hoofdschuddend aangehoord over de problemen die het met zich meeneemt als een Nederlander met een Griekse wil trouwen. De ambtenaar die met die portefeuille belast is, wiens voornaamste zorg het normaliter is of hij thee of koffie zal drinken, wordt ineens net zo vasthoudend als een zeepok en wil tot op de komma precies weten hoe de vork in de steel zit. Hoogtepunt van de pesterij was wel dat een bepaald document afgekeurd werd omdat een woordje niet in het Grieks vertaald was, namelijk zijn achternaam. Hoe bedoel je, spijkers op laag water zoeken?
Maar na een lange periode van smeken en soebatten konden de Griekse autoriteiten het dan toch echt niet langer meer traineren. Alle, maar dan ook echt alle papieren, documenten en vergunningen waren in 28 talen – van Sanskriet tot Taki Taki en alle moderne wereldtalen daartussen - beschikbaar gesteld door Stefan en zijn aanstaande. Niets stond een trouwdatum meer in de weg.
Of ik dan ook zijn best man, oftewel getuige, wilde zijn. Tjonge, dat vond ik een hele eer. Wel heb ik hem moeten waarschuwen dat twee eerdere huwelijken waarbij ik ook getuige was, in een echtscheiding geëindigd waren. Nochtans was dat voor Stefan geen beletsel gebruik te maken van mijn diensten.
De avond voor de plechtigheid werd ik gebeld en zag ik de naam van Stefan in het schermpje staan. ‘Nee, ik ben het niet vergeten,’ riep ik terwijl ik opnam. ‘Jij misschien niet,’ antwoordde hij, ‘maar iemand anders wel.’ Zou de Griekse ambtenarenmaffia het dan toch weer voor elkaar gekregen hebben?, flitste het door mij heen.
Wat bleek? De nijvere ambtenaar belast met gemeentelijke zaken had zich wat verrekend of vergist en dus kon er geen sprake zijn van een trouwceremonie in het mooie raadhuis van Corfu. We moesten uitwijken naar een dependance. Tevens werd de plechtigheid een half uurtje opgeschoven. Toch wel attent dat je daar de avond van tevoren over ingelicht wordt. Voor hetzelfde geld kom je er op de trappen van het raadhuis achter dat je daar niet welkom bent en mag je de 600 wachtende gasten uitleggen dat je aan de andere kant van de stad moet zijn.
Het mocht de pret niet drukken. Alle genodigden waren ruimschoots op tijd op de plaats van handeling, zelfs de ambtenaar van de burgerlijke stand. Enige dissonant was een brutale Griek die zijn auto op de speciaal voor het bruidspaar gereserveerde plaats had geparkeerd. De slimme medewerker van de raadszaal had hier echter, door ervaring wijzer geworden, op gerekend en had een extra plaats beschikbaar.
Na inlevering van de paspoorten van beide getuigen werd een cassetterecordertje uit het jaar 1870 aangeslingerd en werd een krakende versie van ‘De Bruiloftsmars’ op volume burenoverlast ten gehore gebracht. Ondanks dit storende element werd de voltrekking van het huwelijk niet meer in gevaar gebracht. Al was het nog even spannend of Stefan wel het juiste antwoord zou geven op de vraag of hij bereid was Lydia tot zijn echtgenote te nemen. Ja is in het Grieks namelijk Nai, wat qua uitspraak zorgelijk veel lijkt op ons Nederlandse woordje Nee. Waarschijnlijk had hij geoefend, want voor de ambtenaar de vraag in zijn geheel gesteld had, beantwoordde hij de vraag in vloeiend Grieks met: Nai!
dinsdag 5 april 2011
Grieken (2)

In een wandelgids over Corfu heb ik gelezen dat er een aantal leuke bezienswaardigheden te bewonderen zijn in de richting van Kanoni. Gewapend met mijn fotouitrusting begeef ik me op weg. Het zonnetje schijnt, het is gezellig druk langs de baai en ik voel me prima op mijn eilandje.
Na het oude fort en de Espianade van deze kant van de baai gefotografeerd te hebben, wandel ik door een oude buurt die vergeven is van de restaurantjes, taverna’s en kleine buurtwinkeltjes. Het is altijd goed vertoeven in zulke buurten, want het gaat er nog allemaal zo gemoedelijk aan toe. Veel mensen begroeten elkaar, maken een praatje, zitten voor hun huisje of op een terras en nemen het leven zoals het op ze af komt.
Ik wandel langs een bakkerijtje waar behalve een ijsvitrine ook twee stoeltjes en een tafeltje voor staan. Op een van de stoelen zit een bejaarde Griek en ik groet hem. Hij beantwoordt mijn groet vriendelijk en ik vraag hem of ik een foto mag maken. Zoals ik dat inmiddels al gewend ben, staat hij op en begint zijn kleding te schikken, kamt zijn snor en zet zijn sportpet recht. Ik vraag hem weer te gaan zitten en maak een paar kiekjes, waarbij hij telkens strak in de lens kijkt. Ik laat hem een foto van zichzelf zien op de achterkant van de camera en hij kijkt hoogst verbaasd. Thora (Nu?)?, zegt hij. Ik begrijp dat hij het niet snapt. In zijn tijd werden foto’s gemaakt met een camera ter grootte van een verhuisdoos. De man die op de knop drukte bevond zich veiligheidshalve onder een vuurvast laken en stak ondertussen de brand in een hoop magnesium dat een steekvlam veroorzaakte die niet onderdeed voor een atoomexplosie. Tegen de tijd dat de plaatjes eenmaal uit de ontwikkelcentrale kwamen, waren de slachtoffers net van de ergste brandwonden bekomen en zagen zichzelf terug op papier met een dodelijk verschrikte blik in de camera staren. Zo ging dat toen hij jonger was en nu ineens ontdekte hij dat de tijd niet stilgestaan had.
Dimitri!, schreeuwt hij. Neh (Ja), hoor ik uit de bakkerij komen. De oude man brabbelt wat en de eigenaar van de winkel verschijnt in de deuropening. Of ik wat wil drinken. Ik zeg dat ik geen geld bij me heb, maar hij zegt dat de oude man mij wat aanbiedt. Het is onbeleefd om een dergelijke vriendelijke geste te weigeren en dus zeg ik dat ik wel een biertje lust. Even later zit ik achter een lekkere Mythos. Ik bedank hem hartelijk en we praten wat met elkaar, voor zover mijn Grieks dat toelaat. Ik weet hem duidelijk te maken dat ik uit Nederland kom en inmiddels twee jaar op Corfu woon.
Ah, nou, hij heeft in Korea gevochten (hij roept Bam bam bam, terwijl hij met zijn gestrekte wijsvinger een pistool imiteert) en heeft daarna in Duitsland, Frankrijk en Brussel gezeten. Oxi Ollandia (niet in Holland)?, vraag ik. Oxi Ollandia.
Ik vraag hem hoe hij heet, een van de tien Griekse zinnetjes die ik ken. Babis, antwoordt hij vol trots. Ik vertel hem mijn naam. Hij schudt mij hartelijk en stevig de hand.
![]() |
Taainagel Babis |
Weer schreeuwt hij de bakker iets toe. Even later wordt een stapeltje servetten bij het bord neergelegd.
Terwijl hij voor zich uit staart, wil ik een foto van hem en profiel maken. Dat heeft hij helaas snel in de gaten en hij staart recht in de camera, met een ernstige blik die je wel ziet bij mensen die bij de dokter op de uitslag van hun aidstest wachten. Omdat en profiel er vandaag niet in zit, besluit ik hem dan maar en face op de kiek te zetten en vraag hem naast het bord van de supermarkt te posteren. Na weer het ‘zit me jasje goed, zit me dasje goed’ klik ik enkele plaatjes, allen met dezelfde serieuze blik. Heerlijke mensen.
Ik leeg mijn fles terwijl hij uit een plastic zak een aantal enorme aardbeien opdiept en die voor me neerlegt. Zo zie je ze alleen in reclamefolders, nadat ze flink ge-Photoshopt zijn. Ik laat mij de lekkernij smaken. File mou, pame (we gaan er vandoor, vriend), zeg ik tegen Babis. Hij staat op en we schudden elkaar weer stevig de hand. Dan vervolg ik mijn weg weer. Mijn oude vriend start een conversatie met een andere Griek die blijkbaar is komen aanwaaien. Halverwege de straat hoor ik hem nog. Fantastisch eiland, Corfu.
Abonneren op:
Posts (Atom)