Tijdens een rondje om de kerk met Plati bemerk ik dat het jammer is dat ik mijn camera niet bij me heb. Ons buurdorpje Afra ligt zo mooi afgestoken tegen de heuvelwand dat het gewoon zonde is dat ik er geen plaatje van kan maken.
En dus besluit ik na afloop van de wandeling nog even in de auto te stappen en alsnog Afra vast te leggen voor het nageslacht.
Even voorbij de kerk parkeer ik de auto onder een lommerijke boom. Er staat een lekkere bries, maar in de zon is het flink warm. En ik begin te klikken. Wat een fantastisch mooi eiland is Corfu toch! Honderden keren ben ik er al langs gelopen, maar dit uitzicht verveelt nooit. Ik neem zo nu en dan een geparkeerd paard mee in de voorgrond en even later besluit ik ook nog even de kerk en het naastgelegen kerkhof te kieken.
Ik geniet met volle teugen terwijl ik langs de grote zerken van wit marmer loop. Je wordt je toch weer bewust van het leven, voor zover dat niet het geval was.
Een fotootje nemen worden er een paar meer en een half uur later zit ik weer in de auto. Bij het dorpsplein bedenk ik mij dat ik nu ook mooi een plaatje kan schieten van de taverna waar we wel eens een borrel scoren of soms een hapje eten. De zon staat goed, dus we gaan ervoor.
Terwijl ik sta scherp te stellen, zie ik vanuit een ooghoek dat de naamgever en eigenaar van de taverne, Kostas, voor zijn huisje in de schaduw zit. Prachtig toch? Kan ik hem ook gelijk even vastleggen.
Ik maak een praatje met hem in mijn paar woorden Grieks en verder een mengeling van Duits en Engels en vraag dan of hij het goed vindt dat ik een foto van hem maak. Dat vindt hij prima. Zijn hond Alfie, vriend van Plati, komt gelijk bij hem liggen en dat maakt het alleen maar mooier.
Als ik een serie geschoten heb, wil ik weer in mijn auto stappen als hij vraagt of ik van wijn houdt. Oh, best wel, antwoord ik. Of ik dan een wijntje wil? Nou, als je ook een ouzootje hebt, zeg ik. Geen probleem, roept hij terwijl hij krakend en kreunend overeind komt en zijn huis in loopt.
Even later komt hij naar buiten met een vrolijk gekleurd aluminium wijnkannetje en twee limonadeglazen. Hm, mijn verzoek om ouzo kwam blijkbaar niet over, maar een kniesoor die daarop let. Hij schenkt de glazen royaal vol en we zetten ons neer in de schaduw. Kostas op zijn plastic kuipstoeltje dat zijn vormen heeft aangenomen en ik op het lage muurtje ernaast. We praten over zijn leven.
Als jonge jongen werd hij door zijn vader klaargestoomd om de taverna over te nemen. Dat wilde de jonge Kostas niet, hij wilde zijn blik verruimen en de wereld ontdekken. Dus ging hij tegen de wens van zijn vader naar Duitsland en werkte daar in een restaurant. Maar na drie jaar van zwoegen en zweten voor een paar carobbepeulen en een habbekrats had hij het wel gezien en kwam met hangende pootjes terug naar Corfu. En hij schoor zich en hij trouwde en werd eigenaar van de taverna waar tegenover wij ons bevinden.
You like fish?, vraagt hij na een slok. Mwah, niet echt, zeg ik. Zalm gaat er wel in en voor een heerlijke tonijnsalade mogen ze me wakker maken, maar voor de rest, nee. OK, dan zal hij even wat mèzes (Griekse hapjes) halen. Ohoh, als dat maar goed gaat. En ja hoor, daar komt hij al aan met een bordje met vier ontkopte vissen met alles er nog op, aan en in.
Specialty, zegt hij, zet het bordje tussen ons in en overhandigt mij een servetje. Look, zegt hij en scheurt een visje bij de buik open. In een handige beweging rukt hij de hele ruggengraat eruit en gooit die naar Alfie. Die bekijkt het ding wat twijfelachtig maar begint dan traag te knagen.
Ik laat me niet kennen, zet mijn vingers in de onderkant van de vis en begin te scheuren. Wat ik zie stemt mij niet vrolijk. Zelfs mijn vader gooide hiervan het meeste weg. Tussen wat vage onderdelen door zie ik de graat zitten en begin te trekken. Het kreng versplintert direct en ik zit letterlijk met de brokken. Ik pulk een paar stukken graat naar buiten en graai wild om me heen in de hoop zoveel mogelijk inhoud van de vis aan Alfie te geven. Dan zie ik wat liggen waarvan ik denk: had dat beest zich niet eerst leeg kunnen schijten alvorens gevangen te worden? Mijn vingers gaan koortsachtig door het inwendige van de ‘Specialty’ heen en ik peuter een bruin voorwerp los dat ik naar de hond gooi. Die snuffelt er eens aan en begint daarna uitvoerig zijn ballen te likken.
Kostas schenkt mijn glas goddank nog eens vol en kijkt mij verwachtingsvol aan. Ik kan er nu echt niet meer onderuit en neem een hap van wat het meest op een filetje lijkt. Zoals het ding eruit ziet, smaakt hij ook: naar vis. You like?, vraagt Kostas. Mmmm, brom ik en spoel een en ander weg met een flinke slok wijn. Nog even volhouden Dick, houd ik mezelf voor. Een moet je er in ieder geval mannen. Ik morrel aan een wat vasthoudend orgaan dat na enig tegensputteren los raakt van de vis. Ik bid in stilte dat Kostas het niet ziet en zegt dat dit het lekkerste gedeelte is en smijt het snel naar Alfie. Hij keurt het niet eens een blik waardig en legt zijn kop met een diepe zucht op de grond.
Na minutenlang malen en dralen ben ik eindelijk door mijn eerste beproeving heen. Ik neem er maar eens een slok op en beraad mij op mijn strategie. Dan krijg ik onbedoeld hulp van Kostas. Hij biedt mij de overige twee vissen aan. Take, zegt hij. You first, antwoord ik. Nono, just had lunch, zegt hij terwijl hij met zijn servetje zwaait. Briljant! Ik dus ook. Hij dringt nog een keer aan, maar beslist weer ik af, ik zit nog vol.
Snel leeg ik mijn glas om erger te voorkomen en stap op. Ik vertel hem dat ik hoognodig weer aan het werk moet en we bedanken elkaar uitbundig voor het prettig samenzijn.
Ik toeter als ik wegrijd en hij zwaait uitbundig. Heerlijke mensen, heerlijk eiland...