Green Island Blog

zaterdag 30 juni 2012

Maybe just happy


Tijdens een rondje om de kerk met Plati bemerk ik dat het jammer is dat ik mijn camera niet bij me heb. Ons buurdorpje Afra ligt zo mooi afgestoken tegen de heuvelwand dat het gewoon zonde is dat ik er geen plaatje van kan maken.
En dus besluit ik na afloop van de wandeling nog even in de auto te stappen en alsnog Afra vast te leggen voor het nageslacht.
Even voorbij de kerk parkeer ik de auto onder een lommerijke boom. Er staat een lekkere bries, maar in de zon is het flink warm. En ik begin te klikken. Wat een fantastisch mooi eiland is Corfu toch! Honderden keren ben ik er al langs gelopen, maar dit uitzicht verveelt nooit. Ik neem zo nu en dan een geparkeerd paard mee in de voorgrond en even later besluit ik ook nog even de kerk en het naastgelegen kerkhof te kieken.
Ik geniet met volle teugen terwijl ik langs de grote zerken van wit marmer loop. Je wordt je toch weer bewust van het leven, voor zover dat niet het geval was.
Een fotootje nemen worden er een paar meer en een half uur later zit ik weer in de auto. Bij het dorpsplein bedenk ik mij dat ik nu ook mooi een plaatje kan schieten van de taverna waar we wel eens een borrel scoren of soms een hapje eten. De zon staat goed, dus we gaan ervoor.
Terwijl ik sta scherp te stellen, zie ik vanuit een ooghoek dat de naamgever en eigenaar van de taverne, Kostas, voor zijn huisje in de schaduw zit. Prachtig toch? Kan ik hem ook gelijk even vastleggen.
Ik maak een praatje met hem in mijn paar woorden Grieks en verder een mengeling van Duits en Engels en vraag dan of hij het goed vindt dat ik een foto van hem maak. Dat vindt hij prima. Zijn  hond Alfie, vriend van Plati, komt gelijk bij hem liggen en dat maakt het alleen maar mooier.
Als ik een serie geschoten heb, wil ik weer in mijn auto stappen als hij vraagt of ik van wijn houdt. Oh, best wel, antwoord ik. Of ik dan een wijntje wil? Nou, als je ook een ouzootje hebt, zeg ik. Geen probleem, roept hij terwijl hij krakend en kreunend overeind komt en zijn huis in loopt.
Even later komt hij naar buiten met een vrolijk gekleurd aluminium wijnkannetje en twee limonadeglazen. Hm, mijn verzoek om ouzo kwam blijkbaar niet over, maar een kniesoor die daarop let. Hij schenkt de glazen royaal vol en we zetten ons neer in de schaduw. Kostas op zijn plastic kuipstoeltje dat zijn vormen heeft aangenomen en ik op het lage muurtje ernaast. We praten over zijn leven.
 Als jonge jongen werd hij door zijn vader klaargestoomd om de taverna over te nemen. Dat wilde de jonge Kostas niet, hij wilde zijn blik verruimen en de wereld ontdekken. Dus ging hij tegen de wens van zijn vader naar Duitsland en werkte daar in een restaurant. Maar na drie jaar van zwoegen en zweten voor een paar carobbepeulen en een habbekrats had hij het wel gezien en kwam met hangende pootjes terug naar Corfu. En hij schoor zich en hij trouwde en werd eigenaar van de taverna waar tegenover wij ons bevinden.
You like fish?, vraagt hij na een slok. Mwah, niet echt, zeg ik. Zalm gaat er wel in en voor een heerlijke tonijnsalade mogen ze me wakker maken, maar voor de rest, nee. OK, dan zal hij even wat mèzes (Griekse hapjes) halen. Ohoh, als dat maar goed gaat. En ja hoor, daar komt hij al aan met een bordje met vier ontkopte vissen met alles er nog op, aan en in.
Specialty, zegt hij, zet het bordje tussen ons in en overhandigt mij een servetje. Look, zegt hij en scheurt een visje bij de buik open. In een handige beweging rukt hij de hele ruggengraat eruit en gooit die naar Alfie. Die bekijkt het ding wat twijfelachtig maar begint dan traag te knagen.
Ik laat me niet kennen, zet mijn vingers in de onderkant van de vis en begin te scheuren. Wat ik zie stemt mij niet vrolijk. Zelfs mijn vader gooide hiervan het meeste weg. Tussen wat vage onderdelen door zie ik de graat zitten en begin te trekken. Het kreng versplintert direct en ik zit letterlijk met de brokken. Ik pulk een paar stukken graat naar buiten en graai wild om me heen in de hoop zoveel mogelijk inhoud van de vis aan Alfie te geven. Dan zie ik wat liggen waarvan ik denk: had dat beest zich niet eerst leeg kunnen schijten alvorens gevangen te worden? Mijn vingers gaan koortsachtig door het inwendige van de ‘Specialty’ heen en ik peuter een bruin voorwerp los dat ik naar de hond gooi. Die snuffelt er eens aan en begint daarna uitvoerig zijn ballen te likken.
Kostas schenkt mijn glas goddank nog eens vol en kijkt mij verwachtingsvol aan. Ik kan er nu echt niet meer onderuit en neem een hap van wat het meest op een filetje lijkt. Zoals het ding eruit ziet, smaakt hij ook: naar vis. You like?, vraagt Kostas. Mmmm, brom ik en spoel een en ander weg met een flinke slok wijn. Nog even volhouden Dick, houd ik mezelf voor. Een moet je er in ieder geval mannen. Ik morrel aan een wat vasthoudend orgaan dat na enig tegensputteren los raakt van de vis. Ik bid in stilte dat Kostas het niet ziet en zegt dat dit het lekkerste gedeelte is en smijt het snel naar Alfie. Hij keurt het niet eens een blik waardig en legt zijn kop met een diepe zucht op de grond.
Na minutenlang malen en dralen ben ik eindelijk door mijn eerste beproeving heen. Ik neem er maar eens een slok op en beraad mij op mijn strategie. Dan krijg ik onbedoeld hulp van Kostas. Hij biedt mij de overige twee vissen aan. Take, zegt hij. You first, antwoord ik. Nono, just had lunch, zegt hij terwijl hij met zijn servetje zwaait. Briljant! Ik dus ook. Hij dringt nog een keer aan, maar beslist weer ik af, ik zit nog vol.
Snel leeg ik mijn glas om erger te voorkomen en stap op. Ik vertel hem dat ik hoognodig weer aan het werk moet en we bedanken elkaar uitbundig voor het prettig samenzijn.
Ik toeter als ik wegrijd en hij zwaait uitbundig. Heerlijke mensen, heerlijk eiland...

maandag 25 juni 2012

Geluk


‘Well, I think we have a deal’, las ik in antwoord op mijn e-mail aan Jasmina dat ik wel foto’s wilde maken tijdens haar trouwerij op Corfu. Ah, leuke klus, dacht ik. Dat werd het ook.
Enkele maanden geleden kreeg ik de vraag voorgelegd of ik kon helpen bij de organisatie van een bruiloft op Corfu. Een Sloveense jongedame genaamd Jasmina was vorig jaar samen met haar vriend Matsis op Corfu op vakantie en het leek ze een prima gelegenheid om hun eeuwige liefde voor elkaar op dit romantische eiland te bezegelen. Al zoekende naar de mogelijkheden was ze op Green Island terecht gekomen en was het contact gelegd. Of ik ook een fotograaf kende.
En dus spoedde ik mij op vrijdagochtend de 22ste juni, geschoren met de haartjes nog nat, naar Ipsos, waar de ceremonie zou plaats vinden. Daarna was er een boottocht met onze goede vriend kapitein Antonios gepland.

Even na negen uur in de ochtend, ik mocht nog even meehelpen de boot versieren, komt er een drietal jongedames de pier oplopen. In degene die een witte jurk draagt, het weelderige haar versierd met een wit lint, vermoed ik de bruid. Zij komt ook het meest nerveus over van de drie. En ja hoor, zij stelt zich voor als Jasmina. Het plan is om ons een kilometer verderop bij de bruidegom te voegen. Daar zal het stel ook in de echt verenigd worden, zoals dat zo mooi heet.
Enkele minuten later vallen de geliefden elkaar in de armen. Ze vreten elkaar nog net niet op, maar ze nemen wel regelmatig hapjes van elkaar. Een blinde kan zien dat ze gek op elkaar zijn.
We steken de drukke weg die het strand van de boulevard scheidt over en ik wandel met het gezelschap, het bruidspaar en twee setjes vrienden, naar een bar-restaurant. In de grote tuin van het restaurant staat een tafeltje wat versierd is met  een lakentje en een bloemdecoratie. We melden ons aan de bar en na een brul naar achter maakt zich een – mag ik het zo noemen? - voluptueuze dame los uit de achtergrond en gaat het gezelschap voor naar het tafeltje. Het verliefde stel wordt aan een kant geposteerd, zij gaat aan de andere kant staan en begint voorovergebogen staand voor te lezen uit een gewichtig uitziend document. Ze kijkt daarbij voortdurend naar het geschrift zonder het bruidspaar een blik waardig te keuren. Aan het eind van haar onpersoonlijk opgedreunde tekst, kijkt ze de bruidegom eens wantrouwend aan, mompelt nog iets en spoedt zich weer terug naar haar duistere hol. Een nieuwe, veel leukere vrouw met een groot boek onder de arm dient zich aan.
Het grote boek wordt opengeslagen en de noodzakelijke handtekeningen worden door alle partijen gezet. Dan gaat ze ons voor, het restaurantgedeelte in. Daar blijkt nog een deur te zijn en ik heb het vermoeden dat we in de keuken uitkomen. Maar nee, merkwaardig genoeg komen we in een sombere en donkere gang waarin her en der verspreid wat meubelstukken staan waarvan het beste af is. We beklimmen een stenen trap waar betonrot zich met succes heeft ingevreten. Niet bepaald een ruimte die je met feestelijke gebeurtenissen in verband brengt.
Na wat omzwervingen door het sterk verwaarloosde gebouw komen we op een kantoor, zo benauwd en deprimerend dat de tranen je in de ogen springen. Grauwe muren van een kleur die zelfs vers opgebracht nog suicidale neigingen bij de grootste optimist zouden oproepen, gebladderde plafonds, tot op de draad versleten vloerbedekking en afgetakeld meubilair maken dat elk gezond denkend mens zo snel mogelijk weer naar buiten wil. Maar we zijn daar met een missie, dus we gaan door en volgen het kleine dametje naar een ruimte waar de laatste plichtplegingen zullen plaatsvinden.
Onze helse tocht door het gebouw eindigt in een hokje van vijf bij drie meter wat volgestouwd is met buro’s uit het jaar nul met daarop stokoude monitors waarvan je het bestaan niet meer vermoedde. Eens witte telefoons staan somber verrookt naast ingestortte rolodexen. Aan de muur vergeelde lijsten met daarop geprintte namen en telefoonnummers doen vermoeden dat men ooit de beschikking over een printer had. Veel regels zijn doorgehaald, dus erg vers zijn de gegevens niet. Waarschijnlijk zijn de verwijderde personen inmiddels op gezegende leeftijd overleden en heeft niemand de middelen om de informatie te verversen. Het bedompte kantoortje is doortrokken met kabeltrossen en snoeren die soms vanuit de muur, soms vanuit buroladen lijken te groeien als lianen in een oerwoud. Dit moet Dante’s Inferno zijn, gaat het door mij heen, als ik mij op een gammele stoel neerzet en de hele wrakke bedoening om me heen bekijk. Als ik hier dag in dag uit zou moeten werken, zou ik me maar tot een gedachte kunnen opwerken: Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?
Het is bloedverziekend benauwd in het kleine hok en de aanwezigheid van een zestal opgewonden bruiloftsvierders en hun fotograaf maakt de atmosfeer er niet beter op. Toch moeten we bijna een half uur doorbrengen in de grafkelder, alvorens de laatste handtekeningen op de juiste plaatsen zijn gezet en de hele boel in zesvoud aan het bruidspaar overhandigd wordt. De zucht van verlichting die door het kamertje gaat, werkt enigzins verfrissend.
Als we even later weer in het zonlicht staan en frisse lucht inademen, zie ik enkelen een kruis slaan.
Enigzins bedremmeld begeven wij ons naar de boot en even later kiezen wij het ruime sop. Bij het zien van de prachtige bak water onder ons en de schitterende oostkust van Corfu die zich speciaal voor ons heeft opgemaakt, komt de eerste schuchtere lach toch weer tevoorschijn. De bruid en bruidegom beginnen elkaar weer met hernieuwde levenslust te knuffelen en op te eten en ook de gasten worden zich opgelucht bewust van hun omgeving. Dan laat Kapitein Antonios de champagnekurken knallen en het gelukkige stel maakt zich van elkaar los om de cake aan te snijden. Na duizend gelukwensen en even zovele omhelzingen en zoenen snuiven wij de zilte zeelucht tot op het merg in ons op. Alle aanwezigen ervaren het als een nieuwe kans.